ECLI:NL:RBROT:2023:2982

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
10/051971-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel binnendringen van een bewusteloze/onmachtige; veroordeling voor poging verkrachting met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en seksueel binnendringen van een bewusteloze/onmachtige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte wist dat de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot verkrachting. De feiten vonden plaats in de nacht van 17 op 18 december 2020, toen de verdachte en de aangeefster samen in haar woning waren. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar zonder toestemming heeft betast en geprobeerd heeft om seksueel binnendringen. De rechtbank heeft de verklaring van de aangeefster als geloofwaardig en ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-onderzoek beoordeeld. De verdachte heeft ontkend en beweerde dat hij niet wist dat de aangeefster het niet wilde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte op de hoogte had moeten zijn van de weigering van de aangeefster en dat zijn handelingen als dwang kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/051971-21
Datum uitspraak: 31 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. P.L.G. Rens, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (poging tot verkrachting) en 2 (seksueel binnendringen bewusteloze/onmachtige) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 13 maart 2023.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Allereerst kon de verdachte niet weten dat de aangeefster het niet wilde. Dit heeft zij in de voorfase niet aangegeven. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer weet wat er is gebeurd en was hij mogelijk half wakker. Pas bij de laatste handeling heeft de aangeefster nee gezegd. Er hebben geen feitelijkheden of geweldshandelingen plaatsgevonden. De aangeefster heeft toen meteen weg kunnen komen.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte en de aangeefster zich in de nacht van 17 op 18 december 2020 samen in de woning van de aangeefster bevonden. De aangeefster had daar met vrienden en de verdachte afgesproken.
Uit de verklaring van de aangeefster blijkt dat de verdachte de bewuste nacht met kleren aan in het bed van de aangeefster is gaan liggen. Van tevoren hadden ze afgesproken dat de verdachte daar mocht slapen, maar dat er “geen geflikflooi moest komen”. Toen de aangeefster naast de verdachte ging liggen, kwam de verdachte met zijn hand onder het shirt van de aangeefster en voelde hij aan haar borsten en trok aan haar tepels. De aangeefster heeft toen de hand van de verdachte weggeduwd. Vervolgens is de verdachte met zijn hand “naar beneden” oftewel naar de vagina of schaamstreek van de aangeefster gegaan, waarna de aangeefster heeft gezegd dat hij dit niet moest doen en zijn hand wederom heeft weggeduwd. De verdachte deed vervolgens zijn kleren uit, duwde de aangeefster onverwachts op haar buik en ging bovenop haar liggen. De aangeefster voelde dat de verdachte haar onderbroek probeerde weg te duwen, zijn stijve penis tegen haar kruis aanduwde en probeerde om in haar te komen. Vervolgens is de aangeefster weggegaan, waarna ze haar huisgenoot heeft verteld wat er was gebeurd.
Uit het NFI rapport blijkt dat er op drie verschillende plekken DNA van de verdachte is aangetroffen op de slip van de aangeefster.
De verdachte heeft in zijn eerste verklaring bij de politie verklaard dat hij lag te slapen en er niets gebeurd was. Pas nadat de verdachte is geconfronteerd met de uitslag van het NFI-onderzoek, heeft hij verklaard dat ze tegen elkaar zijn aangekropen en hebben geknuffeld. Ter zitting heeft de verdachte bevestigd dat dat een aanname van hem was en hij het niet meer weet, maar dat het zou kunnen dat hij tegen de aangeefster aan is gaan liggen.
De rechtbank heeft echter geen reden om aan de verklaring van de aangeefster over de seksuele handelingen van de verdachte te twijfelen. De verklaring van de aangeefster vindt steun in de verklaring van een getuige (de huisgenoot) en het DNA-rapport van het NFI. De getuige heeft onder meer verklaard dat zij de aangeefster ‘nee’ en ‘hou op’ hoorde zeggen. Even daarna kwam de aangeefster overstuur de kamer van de getuige binnen en verklaarde de aangeefster dat ze het echt niet wilde en echt ‘nee’ had gezegd. Zij barstte daarna in huilen uit. Toen zij weer tot rust was gekomen, vertelde de aangeefster aan de getuige dat de verdachte aan haar had gezeten maar dat zij geen seks met hem wilde. De plekken waarop het DNA van de verdachte is aangetroffen op de slip van de aangeefster kloppen met hetgeen door de aangeefster is verklaard.
Het verweer dat de verdachte half zou slapen, niet wist dat de aangeefster de seksuele handelingen niet wilde en geen geweld of feitelijkheden heeft gepleegd, wordt verworpen. De aangeefster heeft niet verklaard dat de verdachte zou slapen. Dit past ook niet bij de bewuste handelingen van de verdachte zoals het tussentijds en zittend op bed uittrekken van zijn kleren. De aangeefster heeft ook op meerdere manieren duidelijk gemaakt dat zij niet instemde met de seksuele handelingen. Al bij de eerste seksuele handelingen en nog voordat de verdachte zijn kleren uittrok, heeft zij tot twee keer toe de (handen van de) verdachte weggeduwd, gezegd dat hij het niet moest doen en dat de verdachte moest opschuiven. Het kan niet anders dan dat het voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat de aangeefster zijn handelingen niet wilde. Door toch door te gaan met genoemde handelingen en met een stijve penis in haar vagina proberen te gaan, heeft hij (minst genomen voorwaardelijk) opzet gehad op het zonder toestemming van de aangeefster pogen binnen te dringen in haar lichaam.
Het feit dat de aangeefster op enig moment uit de kamer weg kon komen, maakt niet dat er geen sprake is van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr). Voor dat moment van weggaan heeft de verdachte op meerdere momenten plotseling een handeling verricht zoals het onverwachts de aangeefster op haar buik duwen en op haar gaan liggen, waardoor zij door feitelijkheden de bewezen handelingen moest ondergaan.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verweren worden verworpen.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte seks met een tweede aangeefster heeft gehad, terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde als gevolg van alcoholgebruik waardoor zij niet of onvolkomen in staat was om haar wil te bepalen of weerstand kon bieden. De verklaring van de aangeefster dat zij zich de seks niet meer kan herinneren, maar dat zij dat niet wilde, past bij de verklaring van getuige [getuige01] . De verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangeefster in die toestand verkeerde. De verdachte wist dat de aangeefster een grote hoeveelheid alcohol had gedronken.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte en de aangeefster seks hebben gehad. De vraag die door de rechtbank moet worden beantwoord, is of de verdachte minst genomen wist (van de aanmerkelijke kans) dat de aangeefster tijdens de seks met de verdachte in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde waardoor zij haar wil onvoldoende kon bepalen dan wel geen weerstand kon bieden en dat voor lief heeft genomen.
Verminderd bewustzijn als bedoeld in artikel 243 Sr ziet op situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn in, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander, bijvoorbeeld een situatie waarin de persoon zich bevindt in een roes als gevolg van het innemen van alcohol of drugs.
Op basis van het dossier kan niet in overtuigende zin worden vastgesteld dat de verdachte tijdens de seks wist, ook niet in voorwaardelijke zin, dat de aangeefster in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde dat zij haar wil onvoldoende kon bepalen of geen weerstand kon bieden. Dat de aangeefster onder invloed van alcohol was en zich achteraf dingen niet meer kon herinneren, staat vast. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat de verdachte wist dat de aangeefster tijdens de seks, die heeft plaatsgevonden na de alcoholinname, zich in een staat van verminderd bewustzijn in de zin van artikel 243 Sr bevond. Er is geen bewijs van de wetenschap van de verdachte in het dossier. Bovendien heeft getuige Van der Klooster verklaard dat zij – gelet op de rest van het dossier voorafgaand aan de seks – nog bij de verdachte en de aangeefster in bed heeft gelegen en met hen heeft gekletst. Deze aanwijzingen vormen een zekere contra-indicatie voor een staat van verminderd bewustzijn of in elk geval voor de wetenschap daarvan.
4.2.3.
Conclusie
Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist, ook niet in voorwaardelijke zin, dat de aangeefster ten tijde van de seks in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Het onder feit 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 december 2020 te [plaats02] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door andere feitelijkheden iemand, te weten [slachtoffer01] , te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- met zijn, verdachtes, hand plotseling en onverhoeds onder het pyjamashirt/slaapshirt van die [slachtoffer01] is gegaan en (vervolgens) de borsten van die [slachtoffer01] heeft bevoeld en aan de tepels van die [slachtoffer01] heeft getrokken en- met zijn, verdachtes, hand de (beklede) vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer01] plotseling en onverhoeds heeft betast, althans met zijn, verdachtes, hand plotseling en onverhoeds richting de (beklede) vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer01] is gegaan en- voorbij is gegaan aan de verbale en fysieke uitingen van die [slachtoffer01] dat zij het niet wilde en
- die [slachtoffer01] op haar buik heeft geduwd en (vervolgens) naakt met zijn stijve penis boven op die [slachtoffer01] is gaan liggen en met zijn stijve penis tegen de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer01] heeft geduwd en (daarbij) heeft getracht de onderbroek van die [slachtoffer01] opzij te duwen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting na een gezellige avond met vrienden waarbij flink alcohol is gedronken. De verdachte heeft onder invloed van alcohol zijn seksuele interesse in de aangeefster geuit toen zij samen in haar bed lagen, waarop zij steeds in niet mis te verstane woorden ‘nee’ en ‘hou op’ heeft gezegd en de handen van de verdachte heeft weggeduwd. De verdachte heeft desondanks geprobeerd om zijn zin door te drijven. Enkel omdat het slachtoffer uit de kamer weg heeft kunnen komen, is het bij een poging gebleven. Dit is een ernstig strafbaar feit. De verdachte heeft zich alleen maar laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften zonder daarbij rekening te houden met de wil van het slachtoffer. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar veiligheidsgevoel aangetast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23
februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 maart 2023. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat de verdachte zijn leven goed op orde heeft qua huisvesting, opleiding, werk en financiën. De verdachte heeft goed contact met zijn familie en beschikt over een uitgebreide vriendenkring. Het alcoholgebruik zou een bevorderende rol kunnen hebben gespeeld bij het seksueel grensoverschrijdend gedrag. De reclassering acht nader onderzoek nodig om vast te stellen of het delictgedrag voortkomt uit psychische problemen omdat de verdachte soms druk en chaotisch kan zijn en in het verleden is gedacht aan ADHD. Daarnaast maakt de verdachte een enigszins impulsieve en naïeve indruk op de reclassering en lijkt het nodig dat hij zich meer bewust wordt van grenzen in de omgang met vrouwen en op seksueel gebied. Geadviseerd wordt bij een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen, inhoudende een meldplicht bij de reclassering, contactverbod, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De aard van het feit brengt mee dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De rechtbank houdt evenwel ook rekening met de omstandigheden waaronder het bewezen feit is gepleegd, de jonge leeftijd van de verdachte en het gebruik van alcohol door alle aanwezigen, het ontbreken van een strafblad van de verdachte en het tijdsverloop tussen het feit en de uiteindelijke berechting daarvan (ruim twee jaar later). Ook weegt de rechtbank mee dat de verdachte hulp heeft gezocht bij de huisarts met betrekking tot zijn alcoholgebruik en met zijn ouders afspraken heeft gemaakt over het minderen van alcoholgebruik. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de voor de verdachte negatieve gevolgen wanneer hij nu alsnog een gevangenisstraf zou moeten ondergaan. Dit is ook niet in het belang van de maatschappij. Een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de geadviseerde voorwaarden van onder meer toezicht, middelencontrole en behandeling zal de kans op herhaling kunnen verkleinen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van het door de officier van justitie verzochte en door de reclassering geadviseerde contactverbod, omdat niet is gebleken dat er na het strafbare feit nog contact is geweest tussen de verdachte en aangeefster.
Dit alles brengt mee dat de rechtbank zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal daarom – anders dan door de officier van justitie is geëist – de maximale taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij01] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 92,76 aan materiële schade en een vergoeding van € 6.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden,
bepaalt dat deze gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Verslavingsreclassering Inforsa, op het adres Wittevrouwenkade 6, 3512 CR Utrecht. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en behandeling door De Waag of Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en dient zich
te richten op het kennen, herkennen en erkennen van de grenzen in de sociale en seksuele omgang. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
238 (tweehonderdachtendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
119 dagen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 31 maart 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 december 2020 te [plaats02] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer01] , te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- met zijn, verdachtes, hand(en) plotseling en onverhoeds onder het pyjamashirt/slaapshirt van die [slachtoffer01] is gegaan en/of (vervolgens) de borst(en) van die [slachtoffer01] heeft bevoeld en/of aan de tepel(s) van die [slachtoffer01] heeft getrokken en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de (beklede) vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer01] plotseling en onverhoeds heeft betast, althans met zijn, verdachtes, hand(en) plotseling en onverhoeds richting de (beklede) vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer01] is gegaan en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en fysieke uitingen van die [slachtoffer01] dat zij het niet wilde en/of
- heeft getracht de onderbroek van die [slachtoffer01] uit te trekken, en/of
- die [slachtoffer01] op haar buik heeft geduwd en/of (vervolgens) naakt met zijn stijve penis boven op die [slachtoffer01] is gaan liggen en/of met zijn stijve penis tegen de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer01] heeft geduwd en/of (daarbij) heeft getracht de onderbroek van die [slachtoffer01] weg/opzij te duwen, en/of aldus voor die [slachtoffer01] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 december 2020 te [plaats02] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer01] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het bevoelen van de borst(en) en/of trekken aan de tepel(s) en/of het betasten van de (beklede) vagina, althans de schaamstreek, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het plotseling/onverhoeds/onverwachts plegen van die ontuchtige handelingen bij die [slachtoffer01] .
2.
hij op of omstreeks 08 mei 2020 te [plaats02] , met iemand, te weten [slachtoffer02] , van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer02] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02] , namelijk brengen/houden van zijn penis in haar vagina.