In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], die werd bijgestaan door haar raadsvrouw mr. H. Yilmaz. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van onderdelen van een gaspistool en van de voorbereiding van een ontploffing. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, had vrijspraak gevorderd voor het tweede feit en een gevangenisstraf van zeven dagen geëist voor het eerste feit. Tijdens de zitting op 17 maart 2023 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank oordeelde dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het eerste feit, het voorhanden hebben van onderdelen van een gaspistool, was de rechtbank van mening dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze onderdelen in haar woning. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist dat er onderdelen van een gaspistool in de woning aanwezig waren, en sprak haar ook van dit feit vrij. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs van wetenschap en beschikkingsmacht bij het voorhanden hebben van vuurwapenonderdelen.