ECLI:NL:RBROT:2023:296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
ROT 22/1265 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake overlijdensakte door college van B&W

In deze zaak heeft de opposant verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 23 augustus 2022, waarin zijn beroep tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had verzocht om een overlijdensakte, maar het college had niet tijdig beslist op dit verzoek. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het college de aanvraag buiten behandeling had gesteld.

Tijdens de behandeling van het verzet op 10 januari 2023, zijn de opposant, zijn vertrouwenspersoon en vertegenwoordigers van het college verschenen. De opposant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij geen informatie had verstrekt aan het college en dat hij als belanghebbende recht had op de gevraagde overlijdensakte. De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan en of er twijfel bestond over de buiten-zittinguitspraak.

De verzetrechter concludeerde dat het college op 26 april 2022 een besluit had genomen om de aanvraag van de opposant niet in behandeling te nemen, wat een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant had inmiddels ook bezwaar gemaakt tegen dit besluit en beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. De verzetrechter oordeelde dat de argumenten van de opposant niet leidden tot twijfel over de eerdere uitspraak, waardoor het verzet ongegrond werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1265 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2023 op het verzet van

[naam opposant], te [plaatsnaam], opposant.

Inleiding

Opposant heeft beroep ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht (geopposeerde, hierna: het college) niet op tijd zou hebben beslist op een verzoek om een overlijdensakte te verstrekken. Bij uitspraak van 23 augustus 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en verzocht om te worden gehoord.
De rechtbank heeft het verzet op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Verschenen zijn: opposant, [naam 1] (een vertrouwenspersoon van opposant), namens het college [naam 2] en [naam 3].

De uitspraak van 23 augustus 2022

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het college het verzoek van opposant buiten behandeling heeft gesteld.

Het verzet van opposant

2. In verzet voert opposant aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij geen informatie heeft verstrekt aan het college. Omdat opposant belanghebbende is (in de hoedanigheid van geregistreerd partner van een kind van erflater) heeft hij recht op een kopie van de gevraagde overlijdensakte. Het college weigert een besluit te nemen en is hiermee in verzuim en in gebreke.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep niet tijdig beslissen bij de uitspraak van 23 augustus 2022 terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De voor het verzet relevante wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.
4. De verzetrechter overweegt als volgt. Gebleken is dat het college een besluit heeft genomen op 26 april 2022 waarin de aanvraag van opposant niet in behandeling is genomen. Dit is juridisch niet hetzelfde als het feitelijk niet beslissen of het weigeren om te beslissen op de aanvraag. De beslissing van 26 april 2022 om de aanvraag niet in behandeling te nemen [1] , is een besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar kan worden gemaakt. [2] De verzetrechter merkt op dat tegen dit besluit inmiddels ook bezwaar is gemaakt en tegen de beslissing op bezwaar beroep is ingesteld (onder zaaknummer ROT 22/3898). Voor zover opposant argumenten tegen de inhoud van de beslissingen van het college heeft aangevoerd, verwijst de verzetrechter naar die procedure. Wat opposant in verzet heeft aangevoerd, kan niet leiden tot twijfel over de buiten-zittinguitspraak van 23 augustus 2022.

Conclusie en gevolgen

5. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat door wat in verzet is aangevoerd, geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak, zodat het verzet ongegrond zal worden verklaard.
6. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor het verzet relevante wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
(…)
Artikel 4:5
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
(…)
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
(…)
4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
(…)
Artikel 7:1
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
(…)
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voetnoten

1.Op basis van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb.
2.Op basis van de artikelen 1:3, eerste lid, en de artikelen 8:1 en 7:1, eerste lid, van de Awb.