ECLI:NL:RBROT:2023:2948

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
83/222290-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet door een glastuinbouwbedrijf na dodelijk bedrijfsongeval

Op 6 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een glastuinbouwbedrijf, dat opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet. De zaak betreft een dodelijk ongeval dat plaatsvond op 14 juni 2021, waarbij een werknemer, [slachtoffer01], om het leven kwam na het demonteren van een lekkende circulatiepomp. De rechtbank oordeelde dat het bedrijf heeft nagelaten een adequaat veiligheidsbeleid te voeren en essentiële veiligheidsmaatregelen te treffen, wat heeft geleid tot het fatale ongeval. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete van € 50.000 op, met een proeftijd van twee jaar, en verplichtte het bedrijf om schadevergoeding te betalen aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten de nodige veiligheidsmaatregelen te treffen, waardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers kon ontstaan. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om een veilige werkomgeving te waarborgen en de risico's van gevaarlijke werkzaamheden adequaat in kaart te brengen en te beheersen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/222290-22
Datum uitspraak: 6 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[bedrijf01] B.V.,
gevestigd op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ter zitting vertegenwoordigd door haar directeur, [naam01] ,
raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. van der Kallen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 50.000,-, waarvan een gedeelte groot € 25.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De toedracht van het ongeval
Op 14 juni 2021 vond bij glastuinbouwbedrijf [bedrijf01] B.V., op de locatie [adres02] te [plaats02] , een bedrijfsongeval plaats. Bij dit ongeval raakte een van de werknemers,
[slachtoffer01] , zwaargewond. Op 6 juli 2021 is [slachtoffer01] aan zijn verwondingen overleden.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast over de toedracht van het ongeval en het overlijden van [slachtoffer01] (hierna: het slachtoffer). Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op de genoemde locatie van het glastuinbouwbedrijf was sprake van een lekkende circulatiepomp die vervangen moest worden. Het slachtoffer, als onderhoudsmonteur werkzaam bij de technische dienst van de verdachte, was gevraagd om deze klus te verrichten. Hij werd hierbij geassisteerd door de teler van de locatie.
De circulatiepomp bevond zich in een leidingsysteem in de kas en pompte water rond op de verwarmingsketel en, via een drieweg-mengklep, naar het verwarmingssysteem van de kas. Het leidingsysteem waar de pomp zich in bevond, is ook aangesloten op een warmwaterbuffervat.
Voorafgaand aan het demonteren van de lekkende pomp had het slachtoffer de elektra van het systeem uitgezet en de afsluitklep tussen de ketel en de pomp dichtgezet. Ook had hij aan de drieweg-mengklep gesleuteld met als mogelijke bedoeling deze vast te zetten. Vervolgens heeft het slachtoffer de pomp gedemonteerd. Op dat moment was de afsluiter tussen het buffervat en de pomp echter niet dichtgedraaid. Als gevolg hiervan is bij de demontage van de pomp een hevelwerking ontstaan tussen het lege pomphuis (waar de pomp was verwijderd) en het buffervat waarin zich een zeer grote hoeveelheid heet water bevond. Hierdoor heeft het slachtoffer een grote hoeveelheid water van ongeveer 90°C over zich heen gekregen en tweede en derdegraads brandwonden op 80 % van zijn lichaam opgelopen.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft zij, kort samengevat, primair aangevoerd dat er geen sprake is geweest van nalaten in de zin van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. Subsidiair stelt zij dat de verdachte niet wist, althans redelijkerwijs moest weten, dat als gevolg van het nalaten levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers kon ontstaan of te verwachten was, en meer subsidiair dat de nagelaten gedraging niet in redelijkheid aan de verdachte kan worden toegerekend. Daarnaast is feitelijk betwist dat de verdachte niet aan haar zorgplichten op grond van de Arbowetgeving heeft voldaan.
4.2.2.
Overwegingen
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte als werkgever, opzettelijk, heeft nagelaten de in de tenlastelegging genoemde maatregelen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit), te treffen, terwijl hierdoor – naar zij wist of redelijkerwijs moest weten – levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was.
De verdachte is als werkgever onderworpen aan de veiligheidsregels zoals die onder meer voortvloeien uit de Arbowet en het Arbobesluit.
In de Arbowet is verankerd dat werknemers hun werk op een gezonde en veilige manier moeten kunnen verrichten. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt primair bij de werkgever. De werkgever heeft de verplichting een deugdelijk arbobeleid te voeren, gericht op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers. Die zorgplicht houdt mede in dat de werkgever zijn werknemers moet beschermen tegen eigen fouten of onvoorzichtigheden.
In de voorliggende zaak stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer ten tijde van het ongeval werkzaam was als werknemer van de verdachte, zodat sprake was van een werkgever en een werknemer in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a en b, van de Arbowet.
Ten aanzien van de concreet in de tenlastelegging genoemde veiligheidsvoorschriften overweegt de rechtbank het volgende.
- artikel 5, eerste lid van de Arbowet
Op grond van artikel 5, eerste lid van de Arbowet dient de werkgever – kort gezegd – in een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) vast te leggen welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt en dient een plan van aanpak met risico-beperkende maatregelen deel uit te maken van deze RI&E.
Op 22 juni 2021 heeft de verdachte de destijds geldende RI&E verstrekt aan de Inspectie SZW [1] . In deze RI&E stonden onder paragraaf 8.1 onderhoudswerkzaamheden in de glastuinbouw opgenomen. Risico’s en risico-beperkende maatregelen met betrekking tot onderhoudswerkzaamheden aan leidingen en (circulatie)pompen en de risico’s van blootstelling aan hete stoom en/of heet water waren hier niet in opgenomen. Die risico’s en maatregelen waren ook niet op een andere wijze geïnventariseerd.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, had de verdachte de risico’s die gepaard gaan met onderhoudswerkzaamheden aan leidingen en (circulatie)pompen en de risico’s van blootstelling aan hete stoom en/of heet water expliciet moeten inventariseren en deze, en de risico-beperkende maatregelen, moeten beschrijven in de RI&E. Dit geldt vooral nu binnen het bedrijf jaarlijks ongeveer vijf tot tien pompen worden gedemonteerd ter reparatie of vervanging. Daarmee behoort dit tot de reguliere onderhoudswerkzaamheden van de verdachte en daar hoort een risicoanalyse bij.
Dat de RI&E was getoetst door een gecertificeerde en in de groene sector gespecialiseerde veiligheidskundige is, anders dan de verdediging meent, geen omstandigheid die de verdachte ontslaat van haar eigen verantwoordelijkheid als werkgever om risico’s in kaart te brengen en passende maatregelen te treffen.
Gelet op het voorgaande, heeft de verdachte niet voldaan aan de verplichting uit artikel 5, eerste lid van de Arbowet.
- Artikel 4.6, eerste lid van het Arbobesluit
Op grond van artikel 4.6, eerste lid van het Arbobesluit dient de werkgever in het geval waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zodanige maatregelen te treffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen of met betrekking tot de arbeid met die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk wordt vermeden.
In artikel 1.1 lid 5 onder b van het Arbobesluit staat dat onder gevaarlijke stoffen wordt verstaan stoffen of mengsels waaraan werknemers bij de arbeid worden of kunnen worden blootgesteld die vanwege de eigenschappen van of de omstandigheden waaronder die stoffen of mengsels voorkomen gevaar voor de veiligheid of gezondheid kunnen opleveren.
Gelet hierop kan heet water worden aangemerkt als gevaarlijke stof in de zin van vorenomschreven artikel.
Ter terechtzitting heeft de verdachte, bij monde van [naam01] , verklaard dat heet water nooit als een gevaarlijke stof is gezien binnen het bedrijf omdat het water zich in een gesloten buizeninstallatie bevindt en werknemers er derhalve – anders dan bijvoorbeeld in het geval van bestrijdingsmiddelen – niet direct mee in aanraking komen. Er bestonden geen schriftelijke werkinstructies hoe een circulatiepomp als onderhavige te demonteren en er waren geen technische tekeningen beschikbaar van de verwarmingsinstallatie en het bijbehorende leidingwerk. Veel voorkomende werkzaamheden, waaronder ook het demonteren van circulatiepompen, werden door werknemers onderling besproken en de te volgen werkwijze (waar het als eerste dichtzetten van alle afsluiters een onderdeel van was) werd van de ene (ervaren) werknemer op de andere (minder ervaren) werknemer overgedragen. Dat wordt bevestigd in de getuigenverklaringen van een aantal werknemers van het bedrijf.
[naam02] , bedrijfsleider bij de verdachte, heeft tegenover de Inspectie SZW verklaard dat medewerkers van de technische dienst instructies en voorlichting over de werkzaamheden en de daarbij horende risico’s nooit op schrift kregen. Hij gaf medewerkers mondeling instructies. Er werden geen tekeningen gemaakt. Het bedrijf had geen mensen die alles uitwerken en schrijven. Voor wat betreft het demonteren van een pomp kent iedereen de juiste werkwijze, namelijk dat alle afsluiters gesloten moeten zijn.
[naam03] , teamleider technische dienst bij de verdachte, heeft tegenover de Inspectie SZW eveneens verklaard dat er geen schriftelijke werkinstructies waren of toolbox-meetings werden gehouden. Indien nodig besprak hij met de werknemers de werkzaamheden voor.
[naam04] , onderhoudsmonteur bij de verdachte, beschrijft in zijn verklaring tegenover de Inspectie SZW de gebruikelijke werkwijze binnen het bedrijf om een pomp te demonteren en dat iedereen weet dat de kleppen daarbij dicht moeten zitten. Ook het slachtoffer wist dat en hij heeft naar zijn weten nooit eerder een pomp vervangen op deze manier. Hij heeft verder verklaard dat er veel overleg plaatsvond en men van elkaar leert. Hij wist niet of er tekeningen waren. Hij vervangt een pomp puur op ervaring.
Uit het voorgaande volgt dat de wijze om circulatiepompen te demonteren genoegzaam bekend was bij het personeel. Nieuw personeel werd in de praktijk geleerd hoe dit moest gebeuren en men gaf elkaar hierover mondeling instructies. In zoverre gaat de rechtbank met de verdediging mee dat van mondelinge voorlichting genoegzaam sprake lijkt te zijn geweest. Schriftelijke werkinstructies ontbraken daarentegen, net als tekeningen van het leidingwerk. Nu niet alle afsluiters in het leidingwerk dichtbij de pomp zaten, lag het des te meer voor de hand om hier bijvoorbeeld met tekeningen of handleidingen goed inzicht in te verschaffen en dit (steeds) onder de aandacht van het personeel te brengen. De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte hiermee haar werknemers niet doeltreffend heeft voorgelicht over het onderhoudswerk aan de pompen en de risico’s hiervan en zij heeft nagelaten afdoende maatregelen te treffen om het gevaar dat het werken met heet water met zich meebrengt zoveel mogelijk te vermijden.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier of het verhandelde ter zitting niet is gebleken van de doeltreffendheid van de beschermende eigenschappen van een hittebestendig schort als beschermingsmiddel tegen heet water, zoals ten laste gelegd. Niet gebleken is dat het gebruik van een dergelijk schort de risico’s van blootstelling aan heet water zoals in dit geval is gebeurd, zou kunnen hebben indammen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande, heeft de verdachte dus niet voldaan aan de verplichtingen uit artikel 4.6, eerste lid van het Arbobesluit.
- artikel 7.5, tweede en vijfde lid van het Arbobesluit
Artikel 7.5, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit schrijft voor dat er doeltreffende maatregelen dienen te worden genomen om onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan een arbeidsmiddel veilig te kunnen uitvoeren indien het niet mogelijk is om het arbeidsmiddel uit te schakelen en druk- of spanningsloos te maken.
Uit het onderzoek van de inspectie SZW is gebleken dat bij het demonteren van de circulatiepomp de afsluiter tussen het buffervat en de verwarmingsketel niet dicht was, waardoor een deel van het leidingwerk niet drukloos was. Als gevolg van voornoemde werkwijze bevond zich nog heet water in het leidingdeel waar ook de te verwijderen pomp zich bevond. Voorts is gebleken dat de pomp niet met inachtneming van de aanwijzingen van de fabrikant is gedemonteerd. In de door de verdachte verstrekte gebruikershandleiding staat vermeld dat de relevante afsluiters gesloten moeten worden, dat de pomp eerst verder moet afkoelen en dat het systeem zo ver afgetapt moet worden tot de pomp geen vloeistof meer bevat. Tevens wordt er gewaarschuwd dat men niet in contact moet komen met de verpompte vloeistof, aangezien die nog heet kan zijn. Uit de toedracht van het ongeval volgt dat voornoemde aanwijzingen niet zijn opgevolgd bij het demonteren van de pomp en dat de gebruikershandleiding niet was geraadpleegd.
Geconcludeerd kan worden dat het leidingwerk niet drukloos was en dat er geen sprake was van een veilige werkwijze bij het demonteren van de pomp. Niet is gebleken dat de verdachte maatregelen heeft getroffen om te zorgen voor die veilige werkwijze.
Gelet op het voorgaande, heeft de verdachte dus niet voldaan aan de verplichting uit artikel 7.5, tweede en vijfde lid van het Arbobesluit.
4.2.3.
Opzet
Voor opzettelijke overtreding van het bepaalde bij artikel 32 van de Arbowet, is (slechts) kleurloos opzet vereist. Dat wil zeggen dat het opzet alleen gericht hoeft te zijn geweest op de gedragingen zelf. Opzet op de wederrechtelijkheid van die gedragingen is niet vereist en er hoeft dus geen sprake te zijn van opzettelijke niet-naleving van de Arbowet en de daarop gebaseerde regelgeving
.Dit betekent dat het opzet in dit geval alleen gericht moet zijn op het demonteren van de circulatiepomp waarbij het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen was nagelaten, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte heeft nagelaten de genoemde zorgplichten na te leven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
4.2.4.
Levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte wist, althans moest redelijkerwijs weten, dat als gevolg van haar nalaten levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers kon ontstaan of te verwachten was. Het is immers evident dat wanneer maatregelen achterwege worden gelaten die gericht zijn op het veilig demonteren van pompen en het werken met een gevaarlijke stof zoals heet water, ongelukken kunnen gebeuren met ernstige gezondheidsschade of de dood tot gevolg.
Bij het bedrijfsongeval op 14 juni 2021 heeft het risico zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt en hiervan is [slachtoffer01] slachtoffer geworden.
4.2.5.
Toerekening aan de verdachte
De onderhoudswerkzaamheden werden verricht door een werknemer van de verdachte en vielen binnen haar normale bedrijfsvoering. De verdachte had zeggenschap over de wijze waarop en onder welke voorwaarden de onderhoudswerkzaamheden werden uitgevoerd. Het treffen van maatregelen met het oog op de gezondheid en veiligheid van de werknemers was bij uitstek de verantwoordelijkheid van de verdachte als werkgever. De ten laste gelegde nagelaten handelingen kunnen derhalve worden toegerekend aan de verdachte.
4.2.6.
Conclusie
Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 14 juni 2021 te [plaats02] , als werkgever,
bij het laten verrichten van arbeid bestaande uit het demonteren van een circulatiepomp (verbonden aan een leidingsysteem waarin (heet) water werd rondgepompt),
opzettelijk
handelingen heeft nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen, door in strijd met
- artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van het
arbeidsomstandighedenbeleid niet in een inventarisatie en evaluatie of een vergelijkbaar document schriftelijk vast te leggen welke risico’s de onderhoudswerkzaamheden en demontagewerkzaamheden aan de circulatiepomp voor de werknemers met zich meebrengen en welke risico-beperkende maatregelen daarvoor gelden,
immers heeft zij, verdachte,
- nagelaten in een risico-inventarisatie en -evaluatie of vergelijkbaar document het risico te vermelden van de blootstelling aan heet water en de risico's bij onderhoudswerkzaamheden aan leidingwerk en pompen en
- nagelaten maatregelen vast te leggen in een risico-inventarisatie en -evaluatie of een vergelijkbaar document die voorkomen dat werknemers het risico lopen te worden blootgesteld aan heet water, althans die dat risico beperken,
en
- artikel 4.6, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit na te laten om in het geval waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zodanige maatregelen te nemen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen of met betrekking tot de arbeid met die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden,
immers heeft zij, verdachte,
- nagelaten die werknemers doeltreffend voor te lichten over de risico’s en/of maatregelen en/of werkwijzen met betrekking tot onderhoudswerkzaamheden aan leidingwerk en pompen met heet water en/
- nagelaten een schriftelijke werkinstructie op te stellen voor het demonteren van een (circulatie)pomp uit een pomphuis of leiding en
- nagelaten om een (duidelijke) tekening van het leidingwerk beschikbaar te stellen aan de werknemers
en
- artikel 7.5, tweede en vijfde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit na te laten om er voor te zorgen dat onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan een arbeidsmiddel slechts worden uitgevoerd indien het arbeidsmiddel is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt en na te laten, indien dit niet mogelijk is, doeltreffende maatregelen te nemen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren en na te laten om er voor te zorgen dat montage en demontage van een arbeidsmiddel op veilige wijze plaatsvindt, met inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant,
immers
- was bij het demonteren van de circulatiepomp de afsluiter tussen het buffervat en de ketel niet dicht, waardoor het deel van het leidingwerk waarin de circulatiepomp werd gedemonteerd niet drukloos was en- was het resterende hete water nog aanwezig in het leidingdeel waarin de te demonteren circulatiepomp zich bevond toen de circulatiepomp in zijn geheel werd verwijderd en
- werden de aanwijzingen van de fabrikant niet gevolgd
terwijl daardoor naar zij wist (telkens) levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers te verwachten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de bedrijfsomstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 14 juni 2021 heeft zich bij de verdachte een tragisch en noodlottig bedrijfsongeval voorgedaan als gevolg waarvan [slachtoffer01] , werknemer van de verdachte, is overleden.
De Arbowet en bijbehorende regelgeving zijn ervoor bedoeld dit soort ongevallen op de werkvloer te voorkomen. Daarom worden werkgevers verplicht een adequaat veiligheidsbeleid te voeren en concrete veiligheidsmaatregelen te treffen. De verdachte is hierin tekortgeschoten. Zo was onder andere de RI&E onvolledig, want deze was niet toegespitst op werkzaamheden aan (circulatie)pompen en het daarmee gepaard gaande risico van blootstelling aan heet water. Ook ontbraken schriftelijke werkinstructies en tekeningen van het leidingwerk. De verdachte heeft daarmee onvoldoende gedaan om het gevaar bij werkzaamheden aan circulatie)pompen voor haar werknemers in te perken en haar werknemers op de hoogte te stellen van de gevaren bij en de juiste wijze van de uitvoering van hun werkzaamheden.
Het dodelijke ongeval heeft een grote impact gehad op de nabestaanden van het slachtoffer.
Twee van zijn dochters hebben ter terechtzitting het verdriet van het onverwachte verlies van hun vader verwoord. Ook hebben zij te kennen gegeven goed contact te hebben met de verdachte en de door de verdachte geboden hulp op prijs te stellen.
Ook voor de collega’s van het slachtoffer was de impact groot. [naam01] heeft ter terechtzitting gesproken van een “inktzwarte dag” en heeft blijk gegeven mee te voelen met het leed van de nabestaanden. [naam01] heeft, namens de verdachte, nog steeds contact met de nabestaanden. De verdachte heeft aan de echtgenote van het slachtoffer een periodieke financiële compensatie betaald, zodat zij – onder meer – in de echtelijke woning kon blijven wonen.
De rechtbank realiseert zich dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, het leed van de nabestaanden niet ongedaan kan maken.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat na het overlijden van het slachtoffer binnen het bedrijf extra veiligheidsmaatregelen zijn getroffen en dat de verdachte tot op de dag van vandaag betrokkenheid heeft getoond bij de nabestaanden van het slachtoffer.
De rechtbank benadrukt dat niet is gebleken dat de verdachte de veiligheidsrisico’s ten aanzien van haar medewerkers bewust heeft genegeerd. Hoewel de verdachte niet aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving heeft voldaan, is de rechtbank wel de indruk bekomen dat de verdachte het beste met haar werknemers voor heeft en de veiligheid van haar werknemers hoog in het vaandel heeft staan. Het schijnt de rechtbank toe dat bij de verdachte een bedrijfscultuur heerst waarbinnen mondeling informatie wordt overgedragen en transparant en open met elkaar gesproken wordt over wat er nodig is om het werk goed en veilig te kunnen doen en tevens ervaringen om werkzaamheden veilig te doen met elkaar worden uitgewisseld en de leidinggevenden betrokken zijn.
De rechtbank zal daarom de gevorderde geldboete in haar geheel voorwaardelijk opleggen, met de algemene voorwaarde die hierna wordt genoemd. De rechtbank acht het met name van groot belang dat een situatie zoals die zich hier heeft voorgedaan zich in de toekomst niet meer zal voordoen en de verdachte de wettelijk vereiste maatregelen treft om de veiligheid van haar werknemers te waarborgen. De noodzaak van een doeltreffend veiligheidsbeleid is cruciaal binnen een bedrijf en niet voor niets gelden er strenge regels. Daarmee worden werknemers ook zoveel mogelijk beschermd tegen eventueel eigen onvoorzichtig handelen. De voorwaardelijke straf beoogt te bewerkstelligen dat de verdachte hier in de toekomst extra scherp op is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Vorderingen benadeelde partijen
[benadeelde01] , dochter van het slachtoffer, heeft zich als nabestaande middels een voegingsformulier als benadeelde partij gevoegd en een vordering ter vergoeding van immateriële schade ingediend. Zij heeft tevens namens haar moeder [benadeelde02] en haar zussen [benadeelde03] en [benadeelde04] een vergoeding gevorderd. Zij vordert namens haar moeder
€ 20.000,- affectieschade en voor haarzelf en haar zussen ieder € 15.000,- affectieschade.
Ook heeft zij de wettelijke rente gevorderd en verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Beoordeling van de vordering
De rechtbank stelt allereerst vast dat, hoewel er geen sprake is van een schriftelijke machtiging, genoegzaam is gebleken dat [benadeelde01] gemachtigd is om namens haar moeder en zussen een vordering in te dienen.
[benadeelde02] , partner van het slachtoffer
Vast is komen te staan dat aan de partner van het slachtoffer door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank stelt evenwel vast dat door de verdachte middels onverplichte, maandelijkse bankstortingen, reeds een totaalbedrag van € 34.974,66 aan [benadeelde02] is betaald. In de vordering wordt verzocht om de gevorderde schadevergoeding te verrekenen met dit reeds betaalde bedrag. Verdachte heeft al meer uitgekeerd dan thans door [benadeelde02] is gevorderd. [benadeelde02] zal daarom in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
[benadeelde01] , [benadeelde03] en [benadeelde04] , dochters van het slachtoffer
Vast is komen te staan dat aan de dochters van het slachtoffer door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:108, vierde lid, onder d van het Burgerlijk Wetboek is het vorderen van affectieschade mogelijk voor de kinderen van de overledene.
De gevorderde schadevergoeding is niet hoger dan vastgesteld in het Besluit Vergoeding Affectieschade, komt de rechtbank billijk voor en is voor wat betreft de hoogte niet betwist door de verdachte.
Aan [benadeelde01] , [benadeelde03] en [benadeelde04] zal daarom per persoon € 15.000,- affectieschade worden toegewezen.
Wettelijke rente
De rechtbank bepaalt dat het de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2021.
Conclusie
De verdachte moet ieder van de benadeelde partijen [benadeelde01] , [benadeelde03] en [benadeelde04] een schadevergoeding betalen van € 15.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding namens [benadeelde02] geen inhoudelijke beslissing genomen.
Ten overvloede wijst de rechtbank op het volgende. Voor zover de benadeelde partijen gezamenlijk hebben beoogd hetgeen door de verdachte reeds méér onverplicht is betaald (aan [benadeelde02] ), dan het door [benadeelde02] gevorderde schadevergoedingsbedrag, vervolgens te verrekenen met de aan [benadeelde01] , [benadeelde03] en [benadeelde04] te vergoeden bedragen, staat het partijen vrij om hierover, in afwijking van hetgeen in dit vonnis is bepaald, zelf nadere overeenstemming te bereiken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 36f en 51 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 5 en 32 van de Arbeidsomstandighedenwet en de artikelen 4.6 en 7.5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 50.000,--(vijftigduizend euro);
bepaalt dat deze geldboete
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde02] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde01] , te betalen een bedrag van
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde01] te betalen
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde04] , te betalen een bedrag van
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde04] te betalen
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde03] , te betalen een bedrag van
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde03] te betalen
€ 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.G. Kuijs en G.C. van de Fliert, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 april 2023.
De griffier M.G. Kuijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 14 juni 2021 te [plaats02] ,
als werkgever,
bij het laten verrichten van arbeid bestaande uit het demonteren van een circulatiepomp (verbonden aan een leidingsysteem waarin (heet) water werd rondgepompt),
al dan niet opzettelijk
(een) handeling(en) heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen, door in strijd met
- artikel 5, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet bij het voeren van het
arbeidsomstandighedenbeleid niet in een inventarisatie en evaluatie of een vergelijkbaar document schriftelijk vast te leggen welke risico’s de onderhoudswerkzaamheden en/of demontage werkzaamheden aan de circulatiepomp voor de werknemers met zich meebrengen en/of welke risico-beperkende maatregelen daarvoor gelden,
immers heeft zij, verdachte,
- nagelaten in een risico-inventarisatie en -evaluatie of vergelijkbaar document het risico te vermelden van de blootstelling aan stoom en/of heet water en/of de risico's bij onderhoudswerkzaamheden aan leidingwerk en pompen en/of
- nagelaten maatregelen vast te leggen in een risico-inventarisatie en -evaluatie of een vergelijkbaar document die voorkomen dat werknemers het risico lopen te worden blootgesteld aan stoom en/of heet water, althans die dat risico beperken,
en/of
- artikel 4.6, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit na te laten om in het geval waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zodanige maatregelen te nemen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen of met betrekking tot de arbeid met die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden,
immers heeft zij, verdachte,
- nagelaten die werknemers doeltreffend voor te lichten over de risico’s en/of maatregelen en/of werkwijzen met betrekking tot onderhoudswerkzaamheden aan leidingwerk en pompen met heet water en/of
- nagelaten een schriftelijke werkinstructie en/of standaard werkwijze op te stellen voor het demonteren van een (circulatie)pomp uit een pomphuis of leiding en/of
- nagelaten om een (duidelijke) tekening van het leidingwerk beschikbaar te stellen aan de werknemers en/of
- nagelaten om beschermingsmiddelen, te weten een hittebestendig schort, beschikbaar te stellen aan de werknemers voor de (de)montage van de circulatiepomp,
en/of
- artikel 7.5, tweede en vijfde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit na te laten om er voor te zorgen dat onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan een arbeidsmiddel slechts worden uitgevoerd indien het arbeidsmiddel is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt en/of na te laten, indien dit niet mogelijk is, doeltreffende maatregelen te nemen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren en/of na te laten om er voor te zorgen dat montage en demontage van een arbeidsmiddel op veilige wijze plaatsvindt, met inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant,
immers
- was/waren bij het demonteren van de circulatiepomp de afsluiter(s) tussen het buffervat en de ketel niet dicht, waardoor het deel van het leidingwerk waarin de circulatiepomp werd gedemonteerd niet drukloos was en/of
- werd de drieweg-mengklep gebruikt als afsluiter, terwijl deze niet bedoeld is om volledig af te dichten en/of
- was het resterende hete water nog aanwezig in het leidingdeel waarin de te demonteren circulatiepomp zich bevond toen de circulatiepomp in zijn geheel werd verwijderd en/of
- werden de aanwijzingen van de fabrikant niet gevolgd en/of
- werd er bij het demonteren van de circulatiepomp geen hittebestendig schort gedragen,
terwijl daardoor naar zij wist of redelijkerwijs had moeten weten (telkens) levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers, te weten [slachtoffer01] , ontstond en/of te verwachten was.

Voetnoten

1.Inspectie SZW heet sinds 1 januari 2022: de Nederlandse Arbeidsinspectie.