ECLI:NL:RBROT:2023:2910

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
10/029423-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel met zes maanden en voorbereiding op terugkeer in de maatschappij

Op 31 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel van een veroordeelde. De PIJ-maatregel, die oorspronkelijk op 12 juli 2018 was opgelegd, is verlengd met zes maanden. De rechtbank oordeelde dat de terugkeer van de veroordeelde naar de maatschappij moet worden voorbereid, aangezien er nog steeds geen geschikte vervolgplek voor resocialisatie beschikbaar is. De rechtbank benadrukte dat, indien er geen geschikte vervolgplek komt, de PIJ-maatregel niet langer in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van de veroordeelde stil staat en dat hij momenteel alleen individuele begeleiding en activiteiten aangeboden krijgt. Dit is niet voldoende om hem voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er geen vangnet voor de veroordeelde is buiten de inrichting, wat betekent dat een onmiddellijke beëindiging van de PIJ-maatregel niet in zijn belang zou zijn. De rechtbank heeft daarom besloten om de verlenging van de maatregel niet voor de gevorderde duur van zestien maanden toe te wijzen, maar voor zes maanden, met de nadruk op de noodzaak van een plan voor zijn terugkeer in de samenleving.

De rechtbank heeft de betrokken partijen, waaronder de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde, gehoord en heeft de adviezen van de inrichting en de reclassering in overweging genomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de PIJ-maatregel moet worden verlengd om de veroordeelde de kans te geven op een veilige en begeleide terugkeer in de maatschappij, met de nodige nazorg en ondersteuning.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team jeugd
Parketnummer: 10/029423-18
Datum uitspraak: 31 maart 2023
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, met betrekking tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna PIJ-maatregel) van
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen (en verblijvende) op het adres
Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) [naam inrichting] ,
[adres] , hierna: de inrichting,
raadsman mr. M. Iwema, advocaat te Rotterdam

1..Procesverloop

Op 12 juli 2018 heeft de rechtbank de PIJ-maatregel van de veroordeelde gelast. De PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van diefstal in vereniging met braak en inklimming,
belediging van een ambtenaar in functie, vernieling, meermalen gepleegd, mishandeling,
meermalen gepleegd, bedreiging met brandstichting en bedreiging met enig misdrijf tegen
het leven gericht en met zware mishandeling. De termijn van de PIJ-maatregel is gestart op
27 juli 2018.
Op 6 oktober 2022 heeft deze rechtbank de PIJ-maatregel laatstelijk verlengd met zes maanden.
Op 31 januari 2023 heeft de rechtbank van het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel ontvangen.
Bij die vordering zijn gevoegd:
  • het advies van het hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft,
  • een adviesrapportage van Reclassering Nederland (hierna RN) van 30 januari 2023.
Op de zitting van 17 maart 2023 is de vordering achter gesloten deuren behandeld.
De officier van justitie, mr. L.H.M. Jager-Huiskens, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman en de deskundigen [naam 1] , gedragswetenschapper van de inrichting,
[naam 2] en [naam 3] , beiden als reclasseringswerker verbonden aan RN, zijn gehoord.

2..Standpunt van partijen

2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting de vordering mondeling gewijzigd en geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel met zes maanden in plaats van zestien maanden, met afwijzing van het resterende deel van de vordering.
De officier van justitie heeft vastgesteld dat de behandeling van de veroordeelde is gestagneerd doordat er nog altijd geen geschikte behandelplek voor hem beschikbaar is. De officier van justitie acht het van belang dat ook in de komende periode nog wordt ingezet op een plaatsing van de veroordeelde op een plek waar hij de noodzakelijke behandeling en begeleiding voor zijn resocialisatietraject kan volgen.
Indien blijkt deze plaatsing niet op zeer korte termijn gerealiseerd kan worden, dient te worden ingezet op een passende begeleide woonplek voor de veroordeelde die hem veiligheid biedt en waar hij de ondersteuning krijgt die hij nodig heeft bij zijn terugkeer in de samenleving. Voorkomen moet worden dat de veroordeelde na afloop van de PIJ-maatregel zonder hulp op straat komt te staan.
2.2.
Standpunt van de veroordeelde
De verdediging heeft afwijzing van de vordering verlenging bepleit. Hiertoe wordt aangevoerd dat een verlenging van de PIJ-maatregel niet in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde is. In de inrichting krijgt de veroordeelde niet de behandeling en hulp die hij nodig heeft. Er wordt al enige tijd geen behandeling meer geboden gericht op resocialisatie en terugkeer naar de samenleving. De kans dat hij door kan stromen naar een vervolgplek waar dit alsnog gaat plaatsvinden is nihil. Er is inmiddels sprake van een uitzichtloze situatie, waar de veroordeelde in frustratie op reageert. Artikel 48 van de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (BJJ) biedt hierin geen oplossing, omdat instanties weigeren hem op te nemen. Er zal een andere oplossing gevonden moeten worden, zoals begeleid wonen in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJmaatregel.
Verzocht wordt de PIJ-maatregel voorwaardelijk te laten eindigen, waarbij de rechtbank ambtshalve bijzondere voorwaarden stelt, zodat er opvang en begeleiding voor de veroordeelde wordt geregeld bij zijn terugkeer in de samenleving. Hierbij is beschermd wonen en/of werken (en wonen) op een zorgboerderij een mogelijk reële optie.

3..Adviezen

3.1.
Advies inrichting
Het advies van 30 januari 2023 houdt onder meer het volgende in.
Effect behandeling
De veroordeelde verblijft sinds eind april 2018 in het kader van een PIJ-maatregel in RJJI [naam inrichting] . Na een kort verblijf op een reguliere groep is hij in mei 2018 geplaatst op de FOBA (forensische observatie en begeleidingsafdeling). De reden van plaatsing was moeilijk hanteerbaar gedrag vanuit zijn psychiatrische problematiek. In april 2022 is hij op grond van artikel 48 BJJ overgeplaatst naar de FPA (Forensisch Psychiatrische Afdeling) [naam afdeling] . Al spoedig werd duidelijk dat dit voor de veroordeelde onvoldoende structuur, veiligheid en voorspelbaarheid (holding) bood. Er zijn in korte tijd (tussen 5 en 18 augustus 2022) negen incidenten geweest op deze afdeling waaronder meerdere agressie-incidenten, waarbij de veroordeelde verbaal en fysiek dreigend was naar personeel en medepatiënten in het algemeen. Met [naam inrichting] is op dat moment een time-out van drie weken overeengekomen. Ongelukkigerwijs werd aan het einde van de time-out duidelijk dat door kwetsbaarheden in de draagkracht in het team aan de veroordeelde geen eerlijke kans op groei geboden kan worden in FPA [naam afdeling] . De veroordeelde en [naam inrichting] worden geïnformeerd over de onmogelijkheid voor terugkeer naar deze FPA.
De veroordeelde verblijft sinds eind augustus 2022 weer op de FOBA. Zowel nu als tijdens eerder verblijf op de FOBA wordt gezien dat er minder sprake is van boosheid/agressie ten opzichte van zijn verblijf op andere afdelingen, ondanks dat de veroordeelde een aantal spannings-/stressverhogende situaties doormaakt. Tot op heden is er nog geen vervolginstelling gevonden. Dit werkt stressverhogend voor hem. De veroordeelde trekt zich vaker terug op zijn kamer, waar hij enigszins rust vindt. Er wordt echter ook waargenomen dat hij spullen kapotmaakt op zijn kamer en schreeuwt als hij alleen is. De veroordeelde is gestart met het geven van fitness aan de patiënten op de FOBA-afdeling, wat een fijne afleiding voor hem lijkt te zijn. Enerzijds is hij beter in staat zijn energie kwijt te kunnen, waardoor hij minder snel afgeleid is en beter te corrigeren is op de afdeling. Anderzijds is hij minder aan het piekeren omdat de fitnessactiviteiten zorgen voor afleiding. Sinds zijn terugplaatsing volgt de veroordeelde individueel activiteiten. Dit lijkt goed aan te sluiten op wat hij nodig heeft. Er is voldoende aandacht voor hem en hij hoeft zichzelf niet te meten aan andere jeugdigen, waardoor hij minder snel overprikkeld raakt. Het behouden van regie en autonomie zijn belangrijke thema's voor hem.
Adviezen met betrekking tot medicatie-inname wil de veroordeelde tot op heden niet opvolgen. Hij ziet niet in dat hij beter functioneert als hij goed afgestemd is op medicatie. Hij blijft het ook lastig vinden om zichzelf open te stellen. Hij geeft aan dat dit alleen maar moeilijker wordt naarmate hij negatieve ervaringen heeft gehad (zoals het niet terug kunnen keren naar FPA [naam afdeling] ).
Conclusie en perspectief
Al met al wordt gezien dat de veroordeelde welwillend is en vooruit wil, maar door een beperkte belastbaarheid en een sterke mate van zelfbescherming belemmerd wordt in het geven van openheid. Hoewel hij meer stabiliteit laat zien (door de zeer hoge mate van structuur en begeleiding), wordt ook een duidelijke (mogelijk blijvende) kwetsbaarheid gezien. De veroordeelde is een jongen die gemakkelijk stress en gevoelens van onveiligheid kan ervaren, van waaruit hij spanning op kan bouwen. De veroordeelde geeft niet altijd openheid over zijn zorgen aan zijn omgeving, wat mede heeft geleid tot drugsgebruik. Vermoed wordt dat deze problematiek samenhangt met zijn belaste voorgeschiedenis en de traumatische gebeurtenissen die hij in zijn leven heeft meegemaakt. De (hechtings)ontwikkeling is verstoord geraakt, er is trauma gerelateerde problematiek, een gebrekkige emotieregulatie, stemmingsklachten met bijkomende suïcidaliteit. Er wordt antisociaal gedrag gezien in de vorm van prikkelbaarheid en het niet kunnen conformeren aan sociale normen. Ook heeft de veroordeelde moeite met het beheersen van boosheid en de neiging naar inadequate coping strategieën (zich te veel aanpassen, terugtrekken/vermijden, hang naar middelen). Er is sprake van aandacht problematiek, beperkingen in het vermogen om eigen gevoelens te duiden en waar te nemen en beperkingen in het inschatten van de binnenwereld van anderen, waardoor het begrijpen van het gedrag van anderen wordt bemoeilijkt.
Naast genoemde zorgen wordt in de afgelopen periode ook een positieve ontwikkeling gezien, namelijk dat de veroordeelde met meer regelmaat openheid van zaken geeft over zijn binnenwereld. Ook wordt gezien dat de veroordeelde zich, ook bij toenemende spanning, voldoende laat aansturen door personeel. Hoewel het voor de veroordeelde moeilijk is anderen te vertrouwen, is hij ook hiermee aan het oefenen.
De afgelopen zes maanden is hard gezocht naar een geschikte vervolgplek (FPK, een Forensisch Psychiatrische Kliniek). Tot op heden is er geen enkele FPK bereid om de veroordeelde op te nemen.
Advies
Omdat het recidiverisico zonder PIJ-kader als hoog wordt ingeschat, is het advies om de PIJ-maatregel nog met de maximaal resterende termijn van 16 maanden te verlengen, om de veroordeelde uit te kunnen laten stromen in een passende vervolgvoorziening. Binnen een FPK worden wel degelijk behandelmogelijkheden gezien waaruit ook een resocialisatietraject kan worden vormgegeven.
3.2.
Advies Reclassering Nederland
Conclusie
Geadviseerd wordt om de PIJ-maatregel van de veroordeelde te verlengen. De reclassering ziet bij een voorwaardelijke beëindiging geen mogelijkheden om de risico's te beperken of het gedrag te veranderen
Toelichting
De reclassering heeft grote zorgen om de plaatsbaarheid van de veroordeelde. Uit alle informatie vanuit de verschillende rapportages blijkt dat de veroordeelde een hoge mate van zorg nodig heeft en binnen een kliniek met een hoog beveiligingsniveau geplaatst zal moeten worden. De veroordeelde is bij meerdere FPK’s afgewezen en FPA’s lijken te licht te zijn voor de veroordeelde. De reclassering ziet geen heil in het plaatsen bij een begeleid/beschermd wonen traject, als alternatief voor een FPK/FPA. Deze vorm van begeleiding zal te licht zijn voor de veroordeelde en niet aansluiten bij zijn problematiek. De veroordeelde ervaart al veel stress van mogelijke plaatsingen en het plaatsen bij een kliniek en/of begeleid woonvorm die niet passend is zal alleen maar zorgen voor ontregeling bij hem. Bij een ontregeling in gedrag bij een begeleide/beschermde woonvorm, zal hem de deur gewezen worden en dan komt hij op straat terecht. De veroordeelde heeft geen familie of vangnet waar hij op terug kan vallen, waardoor hij naar alle waarschijnlijkheid geen onderkomen kan vinden. De veroordeelde is bekend met het leven op straat en dit is voor hem verre van ideaal, kortom de hierboven genoemde scenario's zijn in onze optiek allen niet wenselijk.

4..Boordeling

Een PIJ-maatregel kan op grond van artikel 6:6:31, derde lid, van het Wetboek van
Strafvordering (hierna: Sv) juncto artikel 77s, eerste lid, sub b en c, van het Wetboek van
Strafrecht slechts verlengd worden indien de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf
dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van
een of meer personen. Daarnaast dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene
veiligheid van personen of goederen de verlenging van die maatregel te eisen en dient de
maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde. Aan deze drie voorwaarden moet worden voldaan om tot een verlenging van
de maatregel te kunnen komen.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is
tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer
personen. De rechtbank is verder van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de
algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. Het risico op
gewelddadige recidive is immers nog steeds - bij de huidige stand van zaken en zonder PIJ-kader - onverminderd hoog.
Met betrekking tot de vraag of verlenging van de maatregel ook in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de adviezen en wat ter terechtzitting is besproken blijkt dat de behandeling van de veroordeelde stil staat. Er is nog altijd geen vervolgplek gevonden waardoor de veroordeelde vast zit in de inrichting. Er is in die zin sinds de vorige beschikking waarmee de PIJ-maatregel voor zes maanden is verlengd nog niets veranderd. Er wordt hem al enige tijd enkel nog individuele begeleiding en op individueel niveau activiteiten aangeboden, waardoor hij niet wordt voorbereid op zijn terugkeer in de maatschappij. Er is sprake van een impasse, omdat de inrichting de veroordeelde niet de behandeling kan bieden die hij nodig heeft en instanties die dat wel kunnen, hem niet willen opnemen.
Een langer verblijf in de inrichting is niet gunstig voor de ontwikkeling van de veroordeelde. Het is echter ook niet in het belang van de verdere ontwikkeling van de veroordeelde om de PIJ-maatregel per direct te laten eindigen. Er is voor de veroordeelde buiten de inrichting immers geen vangnet aanwezig, er is geen woonvoorziening beschikbaar en evenmin is sprake van een dagbesteding en inkomsten. Een korte verlenging is daarmee in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
De rechtbank acht het van essentieel belang dat de veroordeelde niet langer dan strikt noodzakelijk (met enkel individuele begeleiding) in de inrichting verblijft.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om de verlenging van de maatregel niet voor de (aanvankelijk) gevorderde duur van zestien maanden toe te wijzen, maar voor de duur van zes maanden.
In de komende zes maanden zal de veroordeelde moeten worden voorbereid op zijn terugkeer in de samenleving. Omdat er op dit moment geen zicht is op een vervolgplek waar hem wel de behandeling en begeleiding kan worden geboden die hij nodig heeft, dient er de komende periode eveneens te worden ingezet op een alternatieve vorm van een veilige terugkeer in de maatschappij. Hiervoor dient aanstonds een plan te worden opgesteld, zodat de veroordeelde met de benodigde nazorg de inrichting kan verlaten. In dit plan dient ten minste te worden opgenomen dat de veroordeelde kan verblijven in een woonvoorziening die - als alternatief voor een verblijf in een FPK - het meest passend is, dat de veroordeelde een dagbesteding en inkomsten heeft en dat hij de (minimaal) benodigde ambulante behandeling en begeleiding krijgt.
In aansluiting op hetgeen is overwogen in de beslissing van 6 oktober 2022, benadrukt de rechtbank dat wanneer er de komende periode geen geschikte vervolgplek beschikbaar is om het resocialisatietraject van de veroordeelde binnen de PIJ-maatregel verder vormt te geven, een verdere verlenging van de maatregel niet in het belang van een gunstige ontwikkeling van de veroordeelde is, zodat een verzoek daartoe in beginsel zal worden afgewezen.

5..Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
met 6 (zes) maanden;
wijst afhet meer of anders gevorderde of verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Verweij en R. van den Wildenberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening en de veroordeelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.