In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader tot vervanging van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming JB-west. De vader heeft aangegeven dat de samenwerking met de GI JB-west moeizaam verloopt en dat hij zich niet gehoord voelt. Hij heeft klachten ingediend over de wijze waarop de GI JB-west de ondertoezichtstelling uitvoert en heeft verzocht om de GI JB-west te vervangen door de GI LdH of de GI WSS. De moeder en de betrokken gecertificeerde instellingen hebben zich verzet tegen dit verzoek, waarbij zij stelden dat de GI JB-west professioneel handelt en dat vervanging niet in het belang van de kinderen zou zijn. De kinderrechter heeft de zaak ter zitting behandeld met gesloten deuren en heeft de argumenten van beide partijen gehoord. Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft de kinderrechter geconcludeerd dat er geen sprake is van zodanig slechte verhoudingen tussen de vader en de GI JB-west dat vervanging noodzakelijk is. De kinderrechter heeft het verzoek van de vader afgewezen, met de overweging dat het in het belang van de kinderen is dat de samenwerking tussen de vader en de GI JB-west verbeterd wordt. De kinderrechter heeft benadrukt dat de vader open moet staan voor communicatie en samenwerking met de GI JB-west om tot een constructieve oplossing te komen.