ECLI:NL:RBROT:2023:2859

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
ROT 21/4178
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete voor niet tijdig melden van aan- en afvoer van varkens

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen een boete van € 1.500,- voor het niet tijdig melden van aan- en afvoer van varkens beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, naar aanleiding van een rapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) dat op 12 augustus 2020 was opgemaakt. Eiser had 92 meldingen van aan- en afvoer van varkens niet tijdig gedaan, waarvan 59 meldingen meer dan zeven dagen te laat. Eiser betwistte de boete en voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de meldplicht en dat hij geen waarschuwing had ontvangen voor zijn overtredingen.

De rechtbank oordeelt dat eiser al sinds 2003 verplicht was om de aan- en afvoer van varkens binnen twee werkdagen te melden. De rechtbank stelt vast dat de regels niet nieuw waren en dat eiser zich op de hoogte had moeten stellen van de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank concludeert dat de boete van € 1.500,- terecht is opgelegd, aangezien de overtreding ernstig was en de NVWA de handhaving per 1 juli 2019 had aangescherpt. Eiser had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden geven tot matiging van de boete.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en merkt op dat de regelgeving per 21 april 2021 is gewijzigd, maar dat deze wijziging voor eiser niet gunstiger is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4178

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.M. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). Met het besluit van 6 november 2020 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 juni 2021 op het bezwaar van eiser heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 12 augustus 2020 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). In het rapport schrijft de toezichthouder dat hij een administratieve inspectie in het kader van Identificatie- en Registratie van varkens heeft uitgevoerd. Uit analyse van het I&R systeem over de periode 01 juli 2019 tot en met 31 maart 2020 bleek dat door het bedrijf van eiser 92 meldingen van aan- en afvoer van varkens niet tijdig waren gedaan, waarvan 59 meldingen meer dan zeven dagen te laat. De toezichthouder concludeert in het rapport dat dit een overtreding is van artikel 32, eerste lid van de Regeling identificatie en registratie van dieren en dat dit eiser kan worden aangerekend. Op 11 augustus 2020 heeft de toezichthouder eiser op de hoogte gesteld van zijn bevindingen, hem medegedeeld dat verweerder naar aanleiding hiervan een bestuurlijke boete kan opleggen en hem een aantal vragen gesteld. Op de vraag of eiser weet dat het aan- en afmelden van de varkens te laat is gebeurd antwoord eiser: "
Dat klopt. Ik ben vaak wat laat daarmee. Ik doe de meldingen van een paar keer dan in één keer tegelijk. Ik doe dat via de POV site. Ik ben nu ook bezig. Ik heb vakantie gehad en daardoor een poosje de meldingen niet gedaan, sinds begin juli."
Op de vraag of eiser weet dat de aan- en afvoer van varkens binnen 2 werkdagen gemeld moet worden antwoord eiser:
"Dat wist ik helemaal niet. Ik krijg daar ook geen bericht van dat ik te laat ben en zie dat niet als ik nu een melding invoer. Ik ga m'n best ervoor doen om het vanaf nu sneller te doen.”
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiser het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De houder meldt de aan- en afvoer van varkens op, onderscheidenlijk van zijn bedrijf en de afvoer van dode varkens van zijn bedrijf niet binnen twee werkdagen, te rekenen vanaf de dag na de dag waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden, aan de minister.”
Volgens verweerder heeft eiser daarmee een overtreding begaan van artikel 96, van de Gwwd, gelezen in samenhang met artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren en gelezen in samenhang met artikel 32, eerste lid 1, en artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren.
Verweerder heeft eiser daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder eiser daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiser voert aan dat hij niet wist dat het aan- en afmelden binnen twee werkdagen moest. Hij heeft dit ook tegen de toezichthouder gezegd en hem beloofd in het vervolg de meldingen wel tijdig te doen, zoals hij daarna ook heeft gedaan. Eiser is dan ook verbaasd dat hij geen waarschuwing heeft gekregen maar direct een boete. Ook wist eiser niet dat voor deze overtreding boetes worden opgelegd van € 1.500,-. Sinds 1 september 2020 handhaaft de NVWA strenger op dit punt, maar de overtredingen zijn van voor die tijd. Daartoe wijst eiser op een artikel in het vakblad Pig Business waarin ervoor wordt gepleit dat de NVWA eerst met waarschuwingen gaat werken en niet direct met boetes omdat varkenshouders moeten wennen aan dit nieuwe handhavingssysteem. Daarbij merkt eiser ook op dat het aan- en afmelden niet meer is dan het met een vinkje in het systeem bevestigen dat een al gedane melding juist is. Daarnaast heeft verweerder bij het opleggen van de boete geen rekening gehouden met moeilijke situatie waarin de varkenssector zat destijds, tijdens corona; de varkensprijzen waren toen met 75 % gedaald, aldus eiser.
6.1.
In artikel 32, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren (zoals dat voorheen gold) staat dat de houder de aan- of afvoer van (dode) varkens op of van zijn bedrijf binnen twee werkdagen na de dag waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden, moet melden. Eiser betwist niet dat hij dit voorschrift heeft overtreden. Dit voorschrift was niet nieuw in 2019, het gold namelijk al sinds 2003. Het is aan eiser, als houder van varkens, om zich op de hoogte te stellen van de regels die er gelden bij het houden van varkens. De wijze van handhaving is per 1 juli 2019 wel veranderd; sindsdien wordt er namelijk bestuursrechtelijk, in plaats van zoals eerst strafrechtelijk, gehandhaafd op overtredingen van de Regeling identificatie en registratie van dieren. Maar dat doet er niet aan af dat eiser al sinds 2003 verplicht was binnen twee werkdagen de varkens aan- en af te melden. Sinds de bestuursrechtelijke handhaving per 1 juli 2019 is in Bijlage 3 van de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd overtreding van artikel 32, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren ingedeeld in de categorie “overtreding” en op grond van artikel 2 van deze regeling geldt daarbij een boete van € 1.500,-. Dat deze overtreding kon worden beboet met een boete van € 1.500,- stond dus al sinds 1 juli 2019 in de wet- en regelgeving en had eiser dus kunnen weten ten tijde van de overtredingen. Daarbij heeft verweerder nog gewezen op de factsheet ‘Inspectieresultaten diergezondheid identificatie en registratie varkens 2019’ op de website van de NVWA waaruit blijkt dat al eerder inspecties waren uitgevoerd en ook al eerder een boete aan een varkenshouder is opgelegd voor deze overtreding. Eiser stelt, zoals ook het door hem genoemde artikel in Pig Business veronderstelt, dat per 1 september 2020 deze overtredingen worden bestraft met een boete van € 1.500,- maar dat is dus onjuist, dat gold al sinds 1 juli 2019.
6.2.
Wel is er sinds 1 september 2020 specifiek interventiebeleid gekomen, terwijl daarvoor alleen het Algemeen interventiebeleid gold, maar dat maakt in deze zaak geen verschil. In het interventiebeleid legt de NVWA onder andere vast wanneer voor een overtreding een boete wordt opgelegd en wanneer eerst wordt gewaarschuwd. In het sinds 1 september 2020 geldende Specifiek interventiebeleid identificatie en registratie van dieren is deze overtreding, als het gaat om meer dan drie meldingen die meer dan zeven dagen te laat zijn gedaan, aangemerkt als categorie B waarvoor direct een boete wordt opgelegd en niet eerst wordt gewaarschuwd. Dit beleid gold nog niet ten tijde van de controle. Toen gold het Algemeen interventiebeleid en daarin staat dat bij een ernstige overtreding, klasse B, direct een boete wordt opgelegd. Verweerder heeft terecht deze overtreding als ernstig aangemerkt, nu eiser 92 meldingen van aan- en afvoer niet tijdig heeft gedaan, waaronder 59 meldingen meer dan zeven dagen te laat. Daarbij heeft verweerder ook het belang van tijdig aan- en afmelden in het bestreden besluit toegelicht; namelijk dat verplaatsingen van dieren snel en doeltreffend kunnen worden nagetrokken. Tracering van de dieren is noodzakelijk om snel te kunnen ingrijpen ter voorkoming van de verspreiding van dierziekten en ten behoeve van de opsporing van residuen. Ook al zou het aan- en afmelden door eiser niet meer zijn dan een bevestiging van de al in een systeem geregistreerde gegevens, neemt dat niet weg dat die (tijdige) bevestiging door eiser als houder van de varkens wel nodig is voor een snelle en doeltreffende tracering van de dieren.
6.3.
De rechtbank concludeert dus dat eiser al sinds 2003 verplicht was zijn varkens tijdig aan en af- te melden en dat verweerder al sinds 1 juli 2019 eiser voor deze overtreding een boete mocht opleggen.
6.4.
Zoals hiervoor is overwogen staat in Bijlage 3 van de Regeling bestuurlijke boetes Gwwd dat voor deze overtreding een boete van € 1.500,- wordt opgelegd. De wetgever heeft dus reeds een afweging gemaakt welke boete bij deze overtreding evenredig moet worden geacht. De met de Regeling identificatie en registratie van dieren gediende doelen, preventie van besmettelijke dierziekten en bescherming van de dier- en volksgezondheid, staan voorop. De hoogte van de boete als hier aan de orde vindt de rechtbank als zodanig niet onredelijk. Eiser heeft gewezen op de moeilijke situatie waarin de varkenssector zich in coronatijd bevond, maar dit is een algemene stelling en eiser heeft op zitting erkend dat zijn financiële situatie niet zodanig was dat hij problemen had om de boete te kunnen betalen. Verder heeft eiser geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan de boete zou moeten worden gematigd. Ook de rechtbank is daar niet van gebleken.
6.5.
Verweerder heeft dus terecht de overtreding vastgesteld en de boete opgelegd.
7. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij heeft vastgesteld dat per 21 april 2021 de hier relevante regelgeving is gewijzigd, maar dat de huidige regelgeving voor eiser niet gunstiger is dan de oude regelgeving, zoals bedoeld in artikel 5:46, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht gelezen in samenhang met artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Ook nu geldt dat varkenshouders binnen twee werkdagen hun varkens moeten aan- en afmelden, dit staat nu in artikel 5b.61 van de Regeling houders van dieren. En ook nu is verweerder bevoegd eiser voor deze overtreding een boete op te leggen; dat volgt uit artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 8.6 en artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren. Daarnaast zou verweerder ook nu een boete van € 1.500,- aan eiser mogen opleggen; dit volgt uit de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren, waarbij eveneens het Algemeen interventiebeleid van toepassing is.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.