In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de man dat de vrouw zou meewerken aan de overname van de voormalige echtelijke woning en het bedrijfspand. De partijen, die in Iran met elkaar gehuwd zijn, hebben een complexe juridische geschiedenis die voortvloeit uit hun echtscheiding en de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank had eerder op 24 maart 2020 een beschikking gegeven waarin de waarde van de woning op € 940.000,- was vastgesteld en de man een termijn van drie maanden was gegeven om de woning over te nemen. De vrouw stelde dat de man deze termijn had overschreden en dat de woning nu tegen de huidige marktwaarde moest worden afgerekend. De man had inmiddels de financiering rond gekregen, maar de rechtbank oordeelde dat de vrouw niet verplicht was om mee te werken aan de overname tegen de eerder vastgestelde waarde, gezien de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de man in kort geding niet konden worden toegewezen, omdat het onduidelijk was wat de gevolgen waren van de termijnoverschrijding en omdat er nog veel financiële geschilpunten tussen partijen bestonden. De vorderingen van de vrouw in reconventie werden eveneens afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.