ECLI:NL:RBROT:2023:2839

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
10/996783-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Colombia in 1969, die werd beschuldigd van medeplegen van gewoontewitwassen van een aanzienlijk bedrag aan geld en cryptovaluta, alsook van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. De verdachte werd bijgestaan door de advocaten mrs. A. Çimen en E.G.S. Roethof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 juli 2021 betrokken was bij het witwassen van een geldbedrag van 354.000 euro en een grote hoeveelheid cryptovaluta ter waarde van in totaal 12.000.000 euro. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van valsheid in geschrift en het voorbereiden van drugshandel. De officier van justitie eiste verbeurdverklaring van diverse in beslag genomen voorwerpen, waaronder cryptovaluta en voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte niet kon aantonen dat zijn vermogen een legale herkomst had. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden op, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen cryptovaluta en andere goederen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996783-19
Datum uitspraak: 23 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] , te Colombia op [geboortedatum01] 1969,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadslieden mrs. A. Ҫimen en E.G.S. Roethof, advocaten te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2022, 20 februari 2023 en 23 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. M. van der Zwan en M.L.M. Kuiper hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en 8 maanden;
  • ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen:
- verbeurdverklaring van de voorwerpen onder de nummers: 1 t/m 9, 13, 15, 17, 24 t/m 26 opgenomen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen op bijlage II;
- onttrekking aan het verkeer van het voorwerp onder nummer 31 op voornoemde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
- teruggave aan de rechthebbende van de voorwerpen onder de nummers: 10 t/m 12, 14, 16, 18 t/m 23 en 27 t/m 30;
- verbeurdverklaring en uitlevering daarvan overeenkomstig artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) door de verdachte van 295,9 bitcoins en 546.14750 monero tegen de koerswaarde op de datum van de uitspraak te bepalen.

4.Geldigheid dagvaarding ten aanzien van feit 3

4.1
Standpunt verdediging
De pleegperiode van feit 3 is heel lang. In de tenlastelegging is niet duidelijk en concreet omschreven om welke verdovende middelen het gaat, op welke landen de uitvoer van verdovende middelen betrekking heeft, wat de exportroute hiervan was en waar de concrete voorbereidingshandelingen ten aanzien van de gebruikte vervoermiddelen, de betrokken personen en de uitgewisselde berichten op zien. Dit heeft als gevolg dat het de verdachte niet duidelijk is waartegen hij zich moet verweren. De dagvaarding voldoet niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) en is dus nietig.
4.2
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van feit 3 in combinatie met het dossier voldoende feitelijk is en duidelijk maakt wat de verdachte wordt verweten, zodat de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. De dagvaarding is geldig.
4.3
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering ten aanzien van de feiten 1 en 3
5.1.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 1 (witwassen):
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het medeplegen van het bedrijfsmatig c.q. beroepsmatig en/of gewoontewitwassen van geld, goederen en cryptovaluta wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De verdediging heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat het geld, de goederen en de cryptovaluta geen criminele herkomst hebben .
De verdachte heeft geld verdiend met de verkoop van encrypted telefoons aan particulieren en ondernemers in Colombia en andere landen in Zuid-Amerika. Door afnemers in Colombia werd cash en per bank betaald. De verdachte aanvaardde door het slechte bancaire stelsel tussen verschillende Zuid-Amerikaanse landen ook bitcoins als betaalmiddel. De verdachte vergaarde in privé een legaal kapitaal dat de basis vormt voor zijn bezittingen en vermogen. Hij heeft zijn onderneming in Colombia verkocht waarna hij de opbrengst investeerde en speculeerde in cryptocurrency. Hij heeft opgave gedaan van zijn vermogen in cryptocurrency in zijn aangifte inkomstenbelasting bij de Belastingdienst.
Er is in deze zaak geen aantoonbaar gronddelict, zodat het 6-stappenplan van de Hoge Raad het toetsingskader is.
De verklaring van de verdachte omtrent zijn vermogen en de groei daarvan is concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, zodat de verdachte heeft voldaan aan de stappen 3 en 4 uit het 6-stappenplan.
Ten aanzien van feit 3 (voorbereidingshandelingen):
De verdachte dient te worden vrijgesproken omdat niet vaststaat dat hij de gebruiker is geweest van het account [accountnaam01] , aangezien er geen
zendmastbepalingen zijn gedaan die de identificatie van de verdachte als de gebruiker ondersteunen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat, al zou hij het account ooit hebben gebruikt, de verdachte dit account in de ten laste gelegde periode gebruikte. De chatgesprekken zijn veel te vaag om vast te kunnen stellen dat zij over verdovende middelen gaan en daarmee te kwalificeren zijn als opzettelijke voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet (OW). Ook als wordt aangenomen dat de gesprekken over verdovende middelen gaan, dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat deze gesprekken afkomstig zijn uit één bron en er geen andere bewijsmiddelen zijn.
5.1.2.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1 (witwassen):
Toetsingskader:
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid a en b en 420ter Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel dient vast te staan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf" kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, wanneer het, uitgaande van de vastgestelde feiten en omstandigheden, niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie (OM) feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat dit het geval is, wordt van de verdachte verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit volgt dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Van de verdachte wordt niet gevraagd dat hij aannemelijk maakt dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte een dergelijke verklaring geeft en hiermee tegenwicht heeft gegeven aan het vermoeden van een criminele herkomst, ligt het op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de herkomst van het voorwerp zoals die uit de verklaring van de verdachte blijkt.
Wanneer na dit onderzoek een legale herkomst met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten, staat vast dat het voorwerp een criminele herkomst heeft.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een gronddelict:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijs is voor een concreet gronddelict dat de bron vormt voor de in de tenlastelegging opgenomen vermogensbestanddelen.
Stap 2: Vermoeden van witwassen:
In het dossier bevinden zich FIU-meldingen over ongebruikelijke transacties in de vorm van girale overboekingen van in totaal € 170.000,- met onbekende bron, een TCI-melding dat de verdachte in de cocaïnehandel zit en zorg draagt voor de logistieke ondersteuning en een ‘klikbrief’ aan de FIOD. Deze brief bevatte een anonieme tip dat de verdachte zwart contant geld heeft dat hij omzet in bitcoins. Verder bevat het dossier informatie uit de systemen van de Belastingdienst waarin staat dat de verdachte in box 3 een vermogen aan cryptomunten heeft opgegeven van € 290.000,- in 2017 en € 6.620.000,- in 2018. Zijn bruto looninkomsten bedroegen volgens de aangifte over de jaren 2016 tot en met 2018 respectievelijk: € 62.862, € 55.067,- en € 27.522,-. Bij de verdachte is een bedrag van ruim € 80.000 aan contanten gevonden. Op de zeven bankrekeningen op naam van de verdachte komt ruim € 800.000 afkomstig van crypto transacties binnen, terwijl dit op de twee zakelijke rekeningen ruim € 45.000 euro is.
De rechtbank is van oordeel dat de grote vermogenstoename niet in relatie staat tot loon- of andere bekende inkomsten en dat hiermee sprake is van een onverklaarbaar vermogen en dat dit een vermoeden van witwassen rechtvaardigt. Dit wordt versterkt door het aangetroffen contante geld en het feit dat op de privé rekeningen van de verdachte veel meer geld van cryptotransacties binnenkwam dan op zijn zakelijke rekeningen. Het omwisselen
naar contant geld / omwisselen van cryptogeld kan gezien worden als het doorbreken van de papertrail. Vanwege de anonimiteit van de houder van cryptogeld is de herkomst van het geld niet te traceren. In het onderzoek is gezien dat de verdachte gebruik maakt van een grote variëteit aan wallet-software, cryptovaluta exchanges en hardware wallets wat ook weer leidt tot het doorbreken van de papertrail.
Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het vermogen en de bezittingen die op de tenlastelegging zijn opgenomen.
Stappen 3, 4 en 5: De verklaring van de verdachte en het onderzoek daarnaar:
De hiervoor genoemde looninkomsten zoals bij de Belastingdienst door de verdachte aangegeven over 2016 tot en met 2018 (en ook 2019 en 2020) zijn niet daadwerkelijk uit een dienstverband bij [bedrijf01] B.V. verkregen. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij samen met de medeverdachte [medeverdachte01] een schijnconstructie van een fictief dienstverband heeft opgezet teneinde een hypotheek verstrekt te krijgen voor de aanschaf van een woning. Aan de verdachte werd per bank een fictief loon betaald, dat hij eerder contant aan de medeverdachte had (doen) afge(ge)ven. De verdachte heeft verklaard dat hij zelf contant geld bracht of liet brengen aan [medeverdachte01] en dat (ook) dit geld afkomstig was uit de verkoop van PGP-telefoons.
De verklaring van de verdachte dat zijn vermogen deels afkomstig is van de opbrengsten van de legale handel in PGP-telefoons en deels uit vermogen dat hij heeft vergaard door de handel in cryptomunten en de sterk toegenomen waarde daarvan, is niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Het onderzoek dat naar deze verklaring is gedaan heeft niet geleid tot de vaststelling van een legale bron van het vermogen. Aangenomen wordt dat de verdachte in Colombia een onderneming heeft gehad. Er zijn geen financiële stukken overgelegd waaruit met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld wat de legale opbrengsten van deze onderneming zijn geweest en wat de opbrengst is geweest van de door de verdachte gestelde verkoop van de onderneming. De stukken die door de verdachte zijn overgelegd bieden niet de vereiste duidelijkheid. Er bestaat een aanzienlijk verschil tussen het in 2017 aangegeven vermogen in cryptomunten van € 290.000,- en het inkomen uit arbeid en uit dividend dat blijkt uit de gegevens die door de FIOD uit Colombia verkregen zijn. Volgens deze gegevens zou het totale netto-inkomen uit arbeid van de verdachte over de periode 2014 tot en 2016 omgerekend € 67.425.- zijn geweest. Het inkomen uit dividend over die periode bedroeg omgerekend € 34.507,-. Daarmee komt zijn Colombiaanse inkomen over de periode 2014-2016 op een totaalbedrag van € 101.932. Deze inkomsten bieden onvoldoende verklaring voor het aangegeven vermogen in 2017. De inkomsten zijn op zichzelf al aanzienlijk lager dan dat vermogen, terwijl de verdachte ook uitgaven zal hebben gedaan om in zijn levensonderhoud te voorzien. De rechtbank stelt hiermee vast dat de verdachte geen verifieerbare verklaring voor de herkomst van zijn vermogen heeft gegeven, waarmee het witwasvermoeden ten aanzien van het kapitaal van de verdachte in 2017, zijnde € 290.000,-, niet is weerlegd. Deze conclusie wordt versterkt doordat geld dat de verdachte aan de medeverdachte heeft overhandigd ten behoeve van de loonbetalingen in Nederland de van hem bekende inkomsten in Colombia overstijgen.
Verdachte betwist dat 295 bitcoins die zichtbaar zijn in een Ledger Live wallet database die is aangetroffen op de Macbook die in beslag is genomen in de door de verdachte gehuurde woning in Spanje, van hem zijn. Hij stelt anderen op 12 december 2017 geholpen te hebben deze bitcoins via de Macbook over te maken naar een persoonlijke hardware wallet en dat de bitcoins zo in de database zijn gekomen. Deze verklaring valt niet te rijmen met de bevindingen ten aanzien van deze bitcoins. Daaruit blijkt dat de bitcoins op 12 december 2017 in de aangetroffen accounts worden gestort en er voor 13 maart 2018 geen uitgaande transacties plaatsvinden. Op 3 november 2020, de dag van de doorzoeking, bedroeg het saldo 127 bitcoins. Uit een analyse van de bitcoin transacties die vooraf zijn gegaan aan de transacties op 12 december 2017 blijkt dat een deel van de bitcoins afkomstig is van zogenaamde Darkmarkets en via adressen die aan verdachte te linken zijn uiteindelijk op 12 december 2017 in de Ledger wallet komen. Ook ten aanzien van deze bitcoins heeft verdachte geen legale bron aannemelijk gemaakt.
Stap 6: Conclusie:
De resultaten van het door het OM verrichte nadere onderzoek zijn van dien aard dat mede op basis daarvan geen andere conclusie mogelijk is dan dat de ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Door het aangaan van een fictief dienstverband en daar loon uit te ontvangen heeft verdachte de daadwerkelijke herkomst van die betalingen verhult. Het overige geld, de cryptocurrency en de auto, de motor en de horloges
Uit het feit dat de verdachte een constructie heeft opgetuigd om contant geld te legaliseren blijkt dat hij wist dat de herkomst van het geld niet legaal was.
Gelet op de periode en de intensiteit van de witwashandelingen heeft de verdachte van dit witwassen een gewoonte gemaakt.
Omdat het merendeel van de transacties niet via de bedrijven van de verdachte is gegaan, wordt het onderdeel ‘in de uitoefening van zijn bedrijf en/of beroep’ niet bewezen verklaard.
Ten aanzien van feit 3 (voorbereidingshandelingen):
In de woning van de verdachte in Delft zijn tijdens een doorzoeking op 3 november 2020 een iPhone en visitekaartjes aangetroffen. Op de visitekaartjes stond vermeld: " [tekst01] ", telefoonnummer [telefoonnummer01] , het e-mail adres [e_mail01] en de tekst "S/MIME [nummer01] ". In de iPhone bevond zich een foto met daarop het e-mailaccount [e_mail02] met de tekst 'eigen/own'. In deze iPhone is het emailadres [e_mail03] als Apple-ID gekoppeld.
De verdachte heeft verklaard dat dit zijn visitekaartje was met zijn telefoonnummer en het e-mailadres van zijn onderneming. Hij verklaarde dat de S/MIME van hem was.
De rechtbank stelt vast dat, door het gezamenlijk aantreffen van voornoemd visitekaartje en de iPhone in de woning van de verdachte en de sterke gelijkenis van S/MIME [nummer01] op het visitekaartje met het in de iPhone aangetroffen e-mailaccount17507I5N44@ennetcom.com met de tekst ‘eigen/own’, dat de verdachte de gebruiker was van dit e-mailaccount.
Dit vindt steun in de inhoud van de uitgelezen chatberichten uit deze iPhone tussen de verdachte en [medeverdachte01] . De chatgesprekken gingen onder meer over het langs sturen van ‘een jongen’ naar [medeverdachte01] op 13 augustus 2015. [medeverdachte01] stuurde op 4 maart 2015 de verdachte een bericht met het adres “ [adres02] ”. Dit adres staat vermeld op een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf02] B.V. en [verdachte01] , gedateerd 1 januari 2019, met [medeverdachte01] als werkgever, gevestigd aan de [adres03] Schiedam. De verdachte heeft verklaard dat deze arbeidsovereenkomst vals was en dat de jongen bij [medeverdachte01] langs ging om geld te brengen om zijn eigen fictieve salaris te financieren.
Uit Ennetcomberichten van 8 augustus 2015 en 11 augustus 2015 blijkt dat de gebruiker van het account [accountnaam01] de gebruiker van het Ennetcom account [accountnaam02] aanstuurt om bij [voornaam medeverdachte01] op de [adres02] iets af te geven en dat dit op donderdag in Schiedam moet gebeuren. In 2015 viel 13 augustus op een donderdag. De voornaam van medeverdachte [medeverdachte01] is [voornaam medeverdachte01] . Hieruit kan worden geconcludeerd dat de verdachte het e-mailaccount [accountnaam01] . en telefoonnummer [telefoonnummer01] in 2015 in gebruikt had.
Uit een dataset uit het onderzoek 26Vink blijkt dat in de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 met het e-mailaccount [accountnaam01] met als gebruikersnaam ` [gebruikersnaam01] ’ berichten zijn verstuurd naar en ontvangen van het e-mailaccount [e_mail04] , aangeduid als ' [naam01] ' en het e-mailaccount [e_mail05] , eveneens aangeduid als ‘ [naam01] ’.
In chats tussen de bovengenoemde gesprekspartners in de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 werd meermaals gesproken over manieren om koffers te verstoppen in verborgen cargoruimtes en bergruimtes van vliegtuigen van de KLM, evenals in bodemplaten, luchtvrachten met containers (AKE’s), in pallets en achter panelen, meerdere malen in combinatie met de luchthaven Schiphol. In een aantal van deze berichten werden transportkosten, kostenverdeling, opbrengsten en de prijs van MDMA besproken.
De rechtbank is van oordeel dat de berichten betrekking hebben op de voorbereiding van het vervoeren van verdovende middelen en/of in te voeren daarvan in Nederland als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet (OW), waarbij sprake is van concrete plannen. Voorts blijkt uit deze berichten dat de verdachte hier een betekenisvolle en actieve bijdrage aan heeft geleverd door het verschaffen van informatie aan anderen en door een coördinerende en organiserende rol in samenwerking met de anderen te spelen.
Hoewel alle berichten zijn aangetroffen in de datatset van het ennetcomaccount van de verdachte, is er geen sprake van een enkele bron, nu verdachte de gesprekken met verschillende contacten op verschillende momenten heeft gevoerd.
5.1.3.
Conclusie
Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt verworpen. Bewezen is het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
5.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 (valsheid in geschrift)
Het onder feit 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
1.
hij
in de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 juli 2021 te Delft, en/of in Spanje en/of in Colombia, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
a. a) van een of meer voorwerpen, te weten:
- geldbedragen van )
- 254.342 euro (te weten 62.862 euro (40.298 euro netto) en 55.067 euro (36.391
euro netto) en 27.522 euro (6.227 euro netto) en 53.387 euro (36.176 euro netto)
en 55.504 euro (31.798 euro)
de herkomst, heeftverhuld, terwijl hij,
verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerpen geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
en
b voorwerpen, te weten:
- geldbedragen van
- 87.000 euro en
- 254.342 euro (te weten 62.862 euro (40.298 euro netto) en 55.067 euro (36.391
euro netto) en 27.522 euro (6.227 euro netto) en 53.387 euro (36.176 euro netto)
en 55.504 euro (31.798 euro) en
- grote hoeveelheden cryptovaluta, te weten
- een hoeveelheid cryptovaluta ter waarde van 8.979.960 althans6.620.000 euro en
- 15.88311653 Bitcoin en 354.21808315 Monero en 14.39178753 Ethereum
en 421,54 Litecoin en 650 Neon en 65 Ontology en 241,828 Decred en
533,302 Digibyte en 9.63819233 Bitcoin Gold en 73.54637 Zcash en
268.16096000 Dash en 43.17789217 Bitcoin cash, (op of omstreeks 3 november
2020 ter waarde van 328.179 euro) en- 18,18218991 Bitcoin (op of omstreeks 17 december 2020 ter waarde van 341.057
euro) en
- 0.61111166 Bitcoin en 3.79133529 Litecoin en 21.48482580 Ethereum en- 168,43769224 Bitcoin en
- 546.14749648 Monero (op 15 januari 2021 ter waarde van 90.000 dollar/74.532
euro) en- 40,15335356 Bitcoin en
- 60,38883266 Bitcoin en- 24,99945673 Bitcoin en
- een of meer andere hoeveelheden cryptovaluta, en
- een personenauto, te weten een Audi A6 met (Spaans) kenteken [kenteken01] (woning Spanje) en
- een motorfiets, te weten een Yamaha T-MAX met kenteken [kenteken02] (woning Spanje)
en
- horloges, te weten
- een Cartier horloge met zwart lederen band en
- een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [kenmerknummer01] en
- een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [kenmerknummer02] ,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen , terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven goederen en geldbedragengeheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt .
3.
hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 in Nederland, en/of in Spanje, en/of in Colombia, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/ofvervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen,
mede te plegen, en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of zichzelf of een ander daartoe inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen, door met een of meerdere personen bekend als gebruiker(s) van Ennetcom-accounts [e_mail06] en/of [e_mail04] en/of [e_mail05] berichten uit te wisselen en/of afspraken te maken over (ver)koopprijzen en/of invoer en/of vervoer en/of afleveren en/of
verbergen en/of uithalen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of een voorwerp, te weten:- PGP-telefoon en/of encrypted telefoon en- een Ennetcom abonnementvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat dat bestemd was tot het plegen van dat feit.
In bijlage IV heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op de wijze dat:
2.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 november 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander althans alleen,:
- een werkgeversverklaring van [bedrijf03] B.V. gedateerd 31 oktober 2016 en
- een aanvraagformulier hypothecaire geldlening gedateerd 8 november 2016 en
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf02] B.V. en [verdachte01] , gedateerd 1 januari 2019 en/
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf02] B.V. en [verdachte01]
, gedateerd 1 januari 2019 ,
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt ,
immers heeft /hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader toen en daar (telkens) in strijd
met de waarheid:
- in die documenten vermeld dat hij, verdachte, in vaste dienst was bij [bedrijf03] B.V. en/of bij [bedrijf02] B.V. en/of
- die documenten ondertekend, zulks met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken ;
en
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 november 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of voorhanden heeft gehad telkens een valse :
- werkgeversverklaring (ten behoeve van [verdachte01] en afgegeven door [bedrijf03] B.V) gedateerd 31 oktober 2016 en
- een aanvraagformulier hypothecaire geldlening gedateerd 8 november 2016 en/of
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf02] B.V. en [verdachte01] , gedateerd 1 januari 2019 en/of
-
eenarbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf02] B.V. en [verdachte01] , gedateerd 1 januari 2019 ,
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
Als ware het echt en onvervalst, bestaand
edie valsheid hierin dat in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – dat
- in die documenten is vermeld dat hij, verdachte, in vaste dienst was bij [bedrijf03]
B.V. en/of bij [bedrijf02] B.V. en/of
- die documenten zijn ondertekend door verdachte en zijn mededader,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte,
en zijn mededader die geschriften hebben verzonden, althans doen toekomen aan medewerkers van) Florius ((onderdeel van) ABN AMRO Hypotheken Groep B.V.).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
2.
medeplegen van valsheid in geschrift
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
en
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
3.
medeplegen om een feit als bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen, daartoe behulpzaam te zijn, daartoe inlichtingen te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij en zijn mededaders weten dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Strafmotivering straf

8.1
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2
Feiten en/of omstandigheden waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende enkele jaren schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van diverse cryptomunten, ter waarde van in totaal -op enig moment-
€ 12.000.000,-, contante geldbedragen van in totaal € 354.000,-, een personenauto, een motorfiets en drie horloges.
De verdachte heeft, in ieder geval vanaf 1 juli 2015, een aanzienlijk vermogen opgebouwd dat, gezien het ontbreken van een ontzenuwende verklaring omtrent de herkomst, van misdrijf afkomstig wordt geacht. Dit laatste vindt bevestiging in het gegeven dat de verdachte ook veroordeeld wordt voor voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a OW. De verdachte heeft dit van misdrijf afkomstige vermogen deels geïnvesteerd in cryptovaluta, deels contant aangewend om een fictief dienstverband mee te financieren en deels aangewend om te voorzien in de kosten van levensonderhoud, waaronder de aanschaf van eerder genoemde goederen.
Deze strafbare feiten hangen met elkaar samen, in die zin dat zij alle het gevolg zijn van andere vormen van (zware) criminaliteit, zoals vermoedelijk (grootschalige) handel in harddrugs. Zij zijn daar niet alleen het gevolg van, maar werken dergelijke criminaliteit ook verder in de hand en belemmeren de opsporing daarnaar. Daarmee dragen de feiten ook bij aan gevoelens van onveiligheid en onvrede in de samenleving, omdat deze feiten weer gepaard gaan met grof geweld dat de samenleving op vele niveaus raakt. De feiten schaden bovendien het vertrouwen in het economisch verkeer.
De verdachte was met zijn handelen enkel gericht op eigen winstbejag en heeft zich niet bekommerd om de bovengenoemde schadelijke gevolgen hiervan. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
8.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.1.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 januari 2023. Hieruit is gebleken dat de verdachte in 1993 veroordeeld is voor een soortgelijk feit uit de Opiumwet en in 2013 voor witwassen.
8.1.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 3 juni 2021. Tevens heeft Forensisch Maatwerk een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 3 juni 2021. Ter terechtzitting heeft de verdachte zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn gezinssituatie, nader toegelicht.
De rechtbank heeft acht geslagen op voornoemde rapporten en deze toelichting.
8.4
Strafmodaliteit
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Voorts houdt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de omvang van het witgewassen geldbedrag en de duur van de feiten en anderzijds met het feit dat vermogensbestanddelen met een aanzienlijke waarde verbeurd zullen worden verklaard.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is het uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt.
De verdachte is in de onderhavige zaak op 3 november 2020 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Er is in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 3 november 2020 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 29 maanden. Omdat in deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 24 maanden, is er sprake van een overschrijding hiervan. Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, zal deze overschrijding gecompenseerd worden door vermindering van de op te leggen straf met 2 maanden.
De rechtbank is van oordeel dat zonder schending van de redelijke termijn een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden zou zijn. Rekening houdend met bovengenoemde compensatie acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen op bijlage IV onder de nummers 1 t/m 9, 13, 15, 17, 24 tot en met 26 verbeurd te verklaren, het voorwerp onder nummer 31 te onttrekken aan het verkeer en de voorwerpen onder de nummers: 10 t/m 12, 14, 16, 18 t/m 23 en 27 t/m 30 terug te geven aan de rechthebbende.
De officier van justitie heeft voorts de verbeurdverklaring gevorderd van de 295 bitcoins en 546.14750 stuks monero die niet in beslag zijn genomen. Op de bitcoins kon geen beslag worden gelegd en er was geen toegang tot de Monero-wallet omdat de beveiliging niet doorbroken kon worden.
De officier van justitie vordert overeenkomstig artikel 34 Sr dat de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld de bovengenoemde cryptomunten uit te leveren dan wel de geldelijke waarde van de bitcoins te betalen - vast te stellen aan de hand van de koerswaarde op de datum van de uitspraak en te bepalen dat deze waarde door de verdachte moet worden betaald.
9.2
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen:
De in beslag genomen voorwerpen op voornoemde lijst behoren de verdachte toe.
De voorwerpen onder de nummers: 1 t/m 9, 13, 15, 17, 24 tot en met 26 zullen worden verbeurd verklaard.
De voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 9 (vermogensbestanddelen) kan de verdachte geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Tevens zijn de bewezenverklaarde strafbare feiten geheel of grotendeels door middel van en/of met betrekking tot deze voorwerpen begaan.
De bewezenverklaarde strafbare feiten zijn met behulp van de voorwerpen onder de nummers 13, 15, 17, 24 tot en met 26 (gegevensdragers) begaan en/of voorbereid.
Het in beslag genomen voorwerp onder nummer 31 (een jammer) zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 10 t/m 12, 14, 16, 18 t/m 23 en 27 t/m 30 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte in Spanje op 3 november 2020 is een zwarte laptop (Macbook) in beslag genomen. Deze laptop werd door de verdachte gebruikt en behoort hem toe.
Op de deze laptop werd een Ledger Live wallet/database aangetroffen met ingaande en uitgaande transacties. Op 12 december 2017 werden 295 bitcoins op de wallet ontvangen. Het saldo van de wallet bedroeg 127 bitcoins op 3 november 2020, de dag van de doorzoeking. Deze 127 bitcoins zijn via meerdere transacties overgemaakt in de periode van 1 februari 2021 tot en met 3 juli 2021.
Op de laptop was ook een recovery code aanwezig van een zogeheten Monero Freewallet. Op 15 januari 2021 was een positief saldo op de wallet aanwezig was van totaal 546 monero met een waarde van ongeveer $ 90.000,-.
De verdachte kon op de dag van de doorzoeking over deze cryptocurrency beschikken zodat deze hem in strafrechtelijke zin toebehoren. Deze 127 bitcoins en 546 monero zullen worden verbeurd verklaard, nu ook dit voorwerpen zijn waarmee het strafbare feit onder 1 is begaan. De verdachte wordt de keuze gelaten om het OM binnen 2 weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis de volledige beschikkingsmacht over de bitcoins en monero te verschaffen, dan wel binnen 2 weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis de geschatte waarde te betalen. De rechtbank stelt de waarde van de 127 bitcoins en 546 monero vast tegen de koerswaarde daarvan op de datum van de uitspraak.

10.Voorlopige hechtenis

Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst. Gelet op de hoogte van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt de vraag aan de orde of de schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. Bij het beantwoorden van die vraag moet de rechtbank de belangen van de samenleving en de veroordeelde afwegen en nagaan of opheffing van de schorsing geboden is. Naar het oordeel van de rechtbank wegen de strafvorderlijke belangen van herleving van de voorlopige hechtenis in dit geval zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde - zoals hiervoor toegelicht - en de duur van de gevangenisstraf die zal worden opgelegd. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 33b, 34, 36b, 36d, 47, 57, 225 en 420ter, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10a van de Opiumwet.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding ten aanzien van feit 3 geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de bewezenverklaarde strafbare feiten de voorwerpen onder de nummers: 1 tot en met 9, 13 (feit 3), 15, 17 en 24 tot en met 26;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp onder nummer 31;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen onder de nummers: 10 tot en met 12, 14, 16, 18 tot en met 23 en 27 tot en met 30;
beslist ten aanzien van de niet-inbeslaggenomen voorwerpen:
- verklaart verbeurd 127 bitcoins;
- verklaart verbeurd 546 monero’s;
waarbij de verdachte de keuze wordt gelaten om -al dan niet in samenwerking met het Openbaar Ministerie- binnen 2 weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis de volledige beschikkingsmacht over deze specifieke bitcoins en monero’s te verschaffen, dan wel de koerswaarde te betalen zoals deze heeft gegolden op de datum van de uitspraak, subsidiair te vervangen door 12 maanden vervangende hechtenis bij niet voldoen hieraan;
heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R. van Puffelen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
hij
in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 juli 2021 te Delft, althans in Nederland en/of in Spanje
en/of in Colombia, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
a. a) van een of meer voorwerpen, te weten:
- ( een) geldbedrag(en) van
- 87.000 euro (in woning Spanje) en/of
- 254.342 euro (te weten 62.862 euro (40.298 euro netto) en/of 55.067 euro (36.391
euro netto) en/of 27.522 euro (6.227 euro netto) en/of 53.387 euro (36.176 euro netto)
en/of 55.504 euro (31.798 euro) (afkomstig van [bedrijf03] BV en/of
[bedrijf02] BV en/of [bedrijf04] BV). en/of
- een of meer andere geldbedrag(en), althans een of meer geldbedrag(en), en/of
- (( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)) cryptovaluta, te weten
- een hoeveelheid cryptovaluta ter waarde van 8.979.960 (AMB-047-01), althans
6.620.000 euro (AMB-010) en/of
- 15.88311653 Bitcoin en/of 354.21808315 Monero en/of 14.39178753 Ethereum en/of 421,54 Litecoin
en/of 650 Neon en/of 65 Ontology en/of 241,828 Decred en/of 533,302 Digibyte en/of 9.63819233
Bitcoin Gold en/of 73.54637 Zcash en/of 268.16096000 Dash en/of 43.17789217 Bitcoin cash, (op of
omstreeks 3 november 2020 ter waarde van 328.179 euro) (KVI-002) en/of
- 18,18218991 Bitcoin (op 17 december 2020 ter waarde van 341.057 euro) (KVI-016) en/of
- 0.61111166 Bitcoin en/of 3.79133529 Litecoin en/of 21.48482580 Ethereum en/of 33.85610000
Ethereum (op of omstreeks 26 januari 2021 ter waarde van 80.955 euro) (KVI-017) en/of
-168,43769224 Bitcoin (AMB-045-01 (op 31 december 2017 ter waarde van ongeveer 1.832.447 euro
en op 1 februari 2022 ter waarde van ongeveer 5.724.197 euro) en/of
- 546.14749648 Monero (op of omstreeks 15 januari 2021 ter waarde van 90.000 dollar
/ 74.532 euro) (AMB-046) en/of
- 40,15335356 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
- 60,38883266 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
- 24,99945673 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
- een of meer andere hoeveelheden cryptovaluta en/of
- een personenauto, te weten een Audi A6 met (Spaans) kenteken [kenteken01] (woning Spanje) en/of
- een motorfiets, te weten een Yamaha T-MAX met kenteken [kenteken02] (woning Spanje)
en/of
- ( een) horloge(s), te weten
- een Cartier horloge met zwart lederen band (in woning Spanje) en/of
- een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [kenmerknummer01] (in woning Spanje) en/of
- een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [kenmerknummer02] (in woning Spanje),
althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de
vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen
en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp (en) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b) (telkens) een of meer voorwerpen, te weten:
- ( een) geldbedrag(en) van
- 87.000 euro (in woning Spanje) en/of
- 254.342 euro (te weten 62.862 euro (40.298 euro netto) en/of 55.067 euro (36.391
euro netto) en/of 27.522 euro (6.227 euro netto) en/of 53.387 euro (36.176 euro netto)
en/of 55.504 euro (31.798 euro) (afkomstig van [bedrijf03] BV en/of
[bedrijf02] BV en/of [bedrijf04] BV) en/of
- een of meer andere geldbedrag(en), althans een of meer geldbedrag(en) en/of
- (( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)) cryptovaluta, te weten
- een hoeveelheid cryptovaluta ter waarde van 8.979.960 (AMB-047-01), althans
6.620.000 euro (AMB-010) en/of
- 15.88311653 Bitcoin en/of 354.21808315 Monero en/of 14.39178753 Ethereum
en/of 421,54 Litecoin en/of 650 Neon en/of 65 Ontology en/of 241,828 Decred en/of
533,302 Digibyte en/of 9.63819233 Bitcoin Gold en/of 73.54637 Zcash en/of
268.16096000 Dash en/of 43.17789217 Bitcoin cash, (op of omstreeks 3 november
2020 ter waarde van 328.179 euro) (KVI-002) en/of
- 18,18218991 Bitcoin (op of omstreeks 17 december 2020 ter waarde van 341.057
euro) (KVI-016) en/of
- 0.61111166 Bitcoin en/of 3.79133529 Litecoin en/of 21.48482580 Ethereum en/of
33.85610000 Ethereum (op of omstreeks 26 januari 2021 ter waarde van 80.955 euro)
(KVI-017) en/of
- 168,43769224 Bitcoin (AMB-045-01 (op 31 december 2017 ter waarde van ongeveer 1.832.447 euro
en op 1 februari 2022 ter waarde van ongeveer 5.724.197 euro) en/of
- 546.14749648 Monero (op 15 januari 2021 ter waarde van 90.000 dollar/74.532
euro) (AMB-046) en/of
- 40,15335356 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
- 60,38883266 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
- 24,99945673 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
- een of meer andere hoeveelheden cryptovaluta, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en)
cryptovaluta en/of
- een personenauto, te weten een Audi A6 met (Spaans) kenteken [kenteken01] (woning Spanje)
en/of
- een motorfiets, te weten een Yamaha T-MAX met kenteken [kenteken02] (woning Spanje)
en/of
- ( een) horloge(s), te weten
- een Cartier horloge met zwart lederen band (in woning Spanje) en/of
- een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [kenmerknummer01] (in woning Spanje) en/of
- een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [kenmerknummer02] (in woning Spanje),
althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten
vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) geheel
of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e)
misdrijf/misdrijven,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), van het plegen van witwassen een gewoonte
heeft/hebben gemaakt en/of
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) dat/die feit(en) heeft/hebben gepleegd in de
uitoefening van zijn/hun beroep en/of bedrijf;
artikel 420bis lid 1 Wetboek van Strafrecht
artikel 420ter Wetboek van Strafrecht
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 november 2020
te Delft en/of Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal:
- een werkgeversverklaring van [bedrijf03] B.V. gedateerd 31
oktober 2016 (DOC-004) en/of
- aanvraagformulier hypothecaire geldlening gedateerd 8 november 2016 (DOC-003)
en/of
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf02] B.V. en [verdachte01]
, gedateerd 1 januari 2019 (DOC-021) en/of
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf02] B.V. en [verdachte01]
, gedateerd 1 januari 2019 (DOC-022),
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen opmaken en/of heeft
doen vervalsen,
immers heeft /hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens) in strijd
met de waarheid:
- in die/dat document(en) vermeld dat hij, verdachte, in vaste dienst was bij [bedrijf03]
B.V. en/of bij [bedrijf02] B.V. en/of
- die/dat document(en) ondertekend,
zulks (telkens) met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door
(een) ander(en) te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 november 2020
te Delft en/of Schiedam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van of heeft doen maken van en/of voorhanden
heeft gehad een (telkens) valse of vervalste:
- werkgeversverklaring (ten behoeve van [verdachte01] en afgegeven door [bedrijf03]
B.V) gedateerd 31 oktober 2016 (DOC-004) en/of
- aanvraagformulier hypothecaire geldlening gedateerd 8 november 2016 (DOC-003)
en/of
- arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf02] B.V. en [verdachte01]
, gedateerd 1 januari 2019 (DOC-021) en/of
- arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf02] B.V. en [verdachte01]
, gedateerd 1 januari 2019 (DOC-022),
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware het echt en onvervalst,
bestaand die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid – zakelijk
weergegeven – dat
- in die/dat document(en) is vermeld dat hij, verdachte, in vaste dienst was bij [bedrijf03]
B.V. en/of bij [bedrijf02] B.V. en/of
- die/dat document(en) is/zijn ondertekend door verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of bestaande dat gebruikmaken of gebruik doen maken (telkens) hierin dat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s) die/dat geschrift(en) heeft/hebben verzonden, althans doen toekomen
aan (een) medewerker(s) van) Florius ((onderdeel van) ABN AMRO Hypotheken Groep
B.V.);
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 november 2020
te Delft en/of Schiedam, althans in Nederland, en/of in Spanje, en/of in Colombia,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te
bereiden of te bevorderen
te weten het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid
van een materiaal bevattende (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
I,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen,
mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of zichzelf of een ander
daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen,
door met een of meerdere personen bekend als gebruiker(s) van Ennetcom-account(s)
[e_mail06] en/of [e_mail04] en/of [e_mail05] en/of een of
meer onbekend gebleven (andere) gebruiker(s) van Ennetcom-account(s) berichten uit te wisselen en/of
afspraken te maken over (ver)koopprijzen en/of invoer en/of uitvoer en/of vervoer en/of afleveren en/of
verbergen en/of uithalen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of
voorwerpen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten:
- een of meer PGP-telefoon(s) en/of encrypted telefoon(s) en/of (een) andere
gegevensdrager(s) en/of
- Ennetcom abonnementen en/of
- bitcoins en/of andere cryptovaluta,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige
redenen had(den) te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
Art. 10A lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet
Art. 10 lid 4 Opiumwet
Art. 10 lid 5 Opiumwet
Art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht