ECLI:NL:RBROT:2023:2817

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
C/10/653137 / JE RK 23-408
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van kinderen in verband met opvoedsituatie en geweldsincident

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2023 een beschikking gegeven tot ondertoezichtstelling van drie kinderen, [naam kind01], [naam kind02] en [naam kind03], voor de duur van twaalf maanden. De ondertoezichtstelling is aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming in verband met ernstige zorgen over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn al vijf jaar uit elkaar, en de vader heeft een nieuwe relatie. De zorgen zijn met name gericht op de manier waarop de vader omgaat met de ontwikkeling van [naam kind01], die in december 2022 fysiek door de vader is mishandeld. Dit heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid en angst bij de kinderen, vooral bij [naam kind01], die momenteel geen contact met de vader wil. De Raad heeft geadviseerd om opvoedondersteuning en agressieregulatietraining voor de vader in te zetten. De moeder heeft zich proactief opgesteld en vraagt om hulp, terwijl de vader vermijdend gedrag vertoont en zichzelf als slachtoffer ziet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en heeft besloten tot ondertoezichtstelling om de noodzakelijke hulpverlening te kunnen inzetten. De beschikking is mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/653137 / JE RK 23-408
datum uitspraak: 21 maart 2023

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] ,
[naam kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2016 te [geboorteplaats02] , hierna te noemen [naam kind02] ,
[naam kind03],
geboren op [geboortedatum03] 2017 te [geboorteplaats03] , hierna te noemen [naam kind03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt ten aanzien van [naam kind01] ook als belanghebbende aan:

[naam02] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 20 februari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 21 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.P.M. Castelein,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam03] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland-Zuid, hierna te noemen de GI, [naam04] en [naam05] .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.
Voorafgaand aan de zitting is gebleken dat meerdere partijen bij de rechtbank in Dordrecht stonden, waaronder de advocaat van de vader, mr. Teunen. De kinderrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om naar de rechtbank te Rotterdam te komen. Mr. Teunen heeft telefonisch aangegeven geen verweer te voeren tegen het verzoek en daarom niet gebruik te maken van de mogelijkheid om naar Rotterdam te komen.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de ouders.

Het ouderlijk gezag over [naam kind02] en [naam kind03] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind01] , [naam kind02] en [naam kind03] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 24 december 2022 zijn [naam kind01] , [naam kind02] en [naam kind03] voorlopig onder toezicht gesteld tot 24 maart 2023.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind01] , [naam kind02] en [naam kind03] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De zorgen zijn gelegen in de opvoedsituatie van de kinderen en de wijze waarop de vader omgaat met de ontwikkeling van met name [naam kind01] . In december 2022 heeft er een escalatie plaatsgevonden tussen [naam kind01] en de vader, waarbij de vader [naam kind01] fysiek heeft mishandeld. De vader heeft hiervoor een aantal dagen vastgezeten. De strafzitting moet nog komen. De verwachting is dat uit het strafproces onder andere zal komen dat de vader een agressieregulatietraining moet ondergaan. De Raad adviseert daarnaast dat er opvoedondersteuning ingezet wordt, zodat de vader leert omgaan met de puberteit van [naam kind01] . Gebleken is dat de vader gaat slaan wanneer hij zich onmachtig voelt en zich vervolgens zelf in een slachtofferrol plaatst. De Raad heeft ook zorgen over de onduidelijkheid in de verschillende relaties, zowel tussen de ouders onderling als tussen de vader en zijn nieuwe partner. Hoewel het van belang is dat er nu nog rust is, is het wel noodzakelijk dat op termijn het contact tussen de vader en [naam kind01] weer wordt opgebouwd om te voorkomen dat de angst bij [naam kind01] enkel groter wordt.

De standpunten

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad, maar acht een termijn van zes tot negen maanden voldoende om de ernstige ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De kinderen ervaren veel onzekerheid en angst over de omstandigheden in het gezinssysteem. Tegelijkertijd is de moeder erg pro actief bezig geweest om de kinderen veiligheid te bieden. De moeder vraagt nadrukkelijk om hulp en stelt zich begeleidbaar op. De Safegroup is inmiddels betrokken voor hulp en de verwachting is dat de moeder vervolghulp zelf kan inzetten. Ten aanzien van de vader is dit niet het geval. De vader laat vermijdend gedrag zien en zet zichzelf in een slachtofferrol. Hij geeft aan spijt te hebben van het incident, maar staat nog wel steeds achter zijn beweegredenen voor het slaan. De inzet van emotieregulatietherapie is voor de GI een harde eis. Ook moet er aandacht zijn voor het contact tussen [naam kind01] en de vader. Zij voelt zich erg onveilig.
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad en de duur van dit verzoek. De moeder heeft de afgelopen tijd zelf al grote stappen gezet in haar relatie met de vader. De moeder maakt zich wel zorgen om de houding van de vader jegens de kinderen. De vader trekt aan [naam kind02] , is aan het stoken en vertelt negatieve verhalen over de moeder. De vader heeft geen besef wat dit met de kinderen doet. De moeder staat open voor alle hulp en ondersteuning en vindt het fijn dat er middels een ondertoezichtstelling zicht is op de ontwikkeling van en opvoedsituatie bij de vader.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind01] , [naam kind02] en [naam kind03] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De zorgen zijn gelegen in het gezinssysteem en de opvoedsituatie. De ouders zijn al vijf jaar uit elkaar. De vader heeft een nieuwe relatie, waaruit een kind is geboren. De familie vaderszijde heeft contact met de moeder en de kinderen, maar de vader zelf heeft geen contact meer met oma en tante vz. In deze relaties heerst onduidelijkheid, die een weerslag heeft op de kinderen. Zij kunnen niet vrij uit spreken en houden steeds rekening met de volwassenen in hun omgeving. Dit is belastend en verwarrend. Het is aan de ouders om open en eerlijk uitleg te geven over hun huidige relatiestatus en welke gevolgen dit voor de kinderen heeft. De in maart 2023 vastgestelde omgangsregeling is hier een onderdeel van.
In december 2022 is de situatie geëscaleerd nadat de vader [naam kind01] fysiek en emotioneel heeft mishandeld vanwege haar social media gebruik en haar ontwikkelende puberteit. Het is voor de vader lastig om met de puberteit van [naam kind01] om te gaan en hij voelt zich hierin onmachtig. Voor de kinderen heeft dit geleid tot gevoelens van onveiligheid en angst, met name bij [naam kind01] . [naam kind01] wil op dit moment geen contact met de vader. Er ligt een straat- en contactverbod, maar het is onduidelijk tot wanneer deze loopt. [naam kind01] wil ook hier graag duidelijkheid over. Een ondertoezichtstelling is nodig om binnen het gedwongen kader de noodzakelijke hulpverlening in te zetten en [naam kind01] te begeleiden in het contactherstel met de vader. In ieder geval lijkt een vorm van agressie/emotieregulatie-therapie voor de vader noodzakelijk en mogelijk ook opvoedondersteuning. De vader lijkt niet goed in te zien wat de schadelijke gevolgen van zijn handelen zijn voor de kinderen. In plaats daarvan ziet hij zichzelf als slachtoffer. Er zijn geen zorgen over de opvoedkwaliteiten van de moeder. Zij is goed in staat om zelf hulp in te zetten. Toch geeft ook de moeder aan baat te hebben bij extra en langer blijvende ondersteuning. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom uitspreken voor de verzochte duur van twaalf maanden. Mocht blijken dat eerder alle hulpverlening loopt en dat er geen doelen meer zijn om aan te werken, dan kan de betrokkenheid van de jeugdbeschermer eerder worden afgeschaald.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [naam kind01] , [naam kind02] en [naam kind03] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind01] , [naam kind02] en [naam kind03] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland-Zuid met ingang van 21 maart 2023 tot 21 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.