ECLI:NL:RBROT:2023:2813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
ROT 22/5288
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag en beoordeling gelijkheidsbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2023, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht, werd het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag ongegrond verklaard. Eiseres had in de afgelopen 12 maanden reeds een inkomenstoeslag ontvangen van de gemeente Rotterdam en verhuisde naar Barendrecht, waar een hogere toeslag beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 36 van de Participatiewet (Pw). De rechtbank stelde vast dat de gemeente Barendrecht vrij is in het bepalen van de hoogte van de toeslag en dat de wet bepaalt dat aanvragen van personen die in de afgelopen 12 maanden een toeslag hebben ontvangen, worden afgewezen. Eiseres voerde aan dat zij ongelijk werd behandeld ten opzichte van andere inwoners van Barendrecht, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiseres niet onvoldoende waren meegewogen en dat de afwijzing van de aanvraag in overeenstemming was met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.W.F. Jansen,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht,

verweerder,
gemachtigde: [naam 1] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een individuele inkomenstoeslag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 18 juli 2022 afgewezen. Met het besluit van 24 oktober 2022 op het bezwaar (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft op 22 november 2022 een aanvullend beroepschrift ingediend. Op 30 november 2022 heeft verweerder hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam 2] (dochter van eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Van 2 september 2005 tot 4 juli 2022 heeft eiseres een bijstandsuitkering van de gemeente Rotterdam ontvangen. Sinds 4 juli 2022 ontvangt eiseres, als gevolg van haar verhuizing naar Barendrecht, een bijstandsuitkering van de gemeente Barendrecht. Op 13 juli 2022 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag om een individuele inkomenstoeslag gedaan. Op 18 juli 2022 is de aanvraag door verweerder afgewezen, omdat eiseres in de periode onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek al een individuele inkomenstoeslag had ontvangen van de gemeente Rotterdam.
2.1.
De vergoeding in Rotterdam is uitgekeerd op 22 juni 2022. Eiseres woont sinds 4 juli 2022 in Barendrecht. Sindsdien valt zij onder de Verordening Individuele studie- en inkomenstoeslag Barendrecht 2017 (de Verordening). In Rotterdam is de hoogte van de individuele inkomenstoeslag € 120,- per jaar. In Barendrecht is deze vergoeding hoger, te weten € 410,-. Het verschil bedraagt € 290,-. In bezwaar heeft eiseres een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel en op de hardheidsclausule van artikel 10 van de Verordening.
2.2.
Verweerder heeft met het bestreden besluit het primaire besluit in stand gelaten. Eiseres komt niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag op grond van artikel 36 Participatiewet (Pw) en de Verordening omdat zij niet aan de gestelde voorwaarden voldoet. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Alle aanvragen van mensen aan wie in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek een individuele inkomenstoeslag is toegekend, worden afgewezen. Voorts zijn gemeenten vrij in de wijze waarop zij invulling geven aan de toekenning van inkomenstoeslag. Omdat niet wordt voldaan aan artikel 36, derde lid, Pw wordt niet toegekomen aan toepassing van de hardheidsclausule uit artikel 10 van de Verordening.

Het beroep van eiseres

3. Eiseres voert aan dat, wanneer zij vóór 22 juni 2022 zou zijn verhuisd, of de gemeente Rotterdam op een later tijdstip de inkomenstoeslag had uitgekeerd, eiseres in Barendrecht zonder meer voor de hogere toeslag in aanmerking was gekomen. Vrijwel de volledige periode waar de toeslag op ziet, verblijft eiseres in Barendrecht. Zij dient op dezelfde wijze behandeld te worden als de overige inwoners van Barendrecht die over dezelfde periode toeslag ontvangen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel ziet niet op het verkeerd toepassen van de regels, maar op het ongelijk behandelen van inwoners die net in Barendrecht zijn komen wonen, tegenover de inwoners die daar al langer wonen. Ten slotte acht eiseres het strikt toepassen van de regels in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

De wet

4. De voor deze uitspraak belangrijke wetten en regels zijn de volgende.
Artikel 36 Pw. Individuele inkomenstoeslag
1. Op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, kan het college, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
(…)
3. Indien aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan zijn verzoek, een individuele inkomenstoeslag is verleend, wordt het verzoek afgewezen.
Artikel 10 van de Verordening. Hardheidsclausule.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder met het bestreden besluit terecht het besluit om geen individuele inkomenstoeslag toe te kennen in stand heeft gelaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5.1.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.2.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Pw, kan het college op verzoek een individuele inkomenstoeslag toekennen aan de in dat artikel omschreven personen. Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b en artikel 8, tweede lid, van de Pw mag de hoogte van het toe te kennen bedrag door de gemeenten zelf worden bepaald. Iedere gemeenteraad kan binnen de grenzen van zijn verordenende bevoegdheid autonoom een verordening vaststellen zonder daarbij de verordeningen van andere gemeenteraden te hoeven betrekken. Het resultaat kan dus zijn, zoals hier, dat in de gemeente Rotterdam het bedrag voor de individuele inkomenstoeslag lager ligt dan in de gemeente Barendrecht. De stelling van eiseres dat de wet uitgaat van een uitkering die ongeveer in alle gemeentes gelijk is, volgt niet uit het bovenstaande.
5.3.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij ongelijk wordt behandeld ten opzichte van inwoners van Barendrecht die het gehele jaar in de gemeente Barendrecht wonen. Eiseres heeft twee weken voor haar verhuizing de lagere individuele inkomenstoeslag van de gemeente Rotterdam ontvangen en kan daarom 50 weken lang bij de gemeente Barendrecht geen aanspraak maken op de hogere individuele inkomenstoeslag. Omdat eiseres bijna het gehele jaar waarop de toeslag ziet in Barendrecht woont, is zij van mening dat zij ongelijk wordt behandeld. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Eiseres woont immers niet het hele jaar in de gemeente Barendrecht. In artikel 36, derde lid, Pw is in deze situatie voorzien. Een verzoek van een persoon die in de afgelopen 12 maanden een individuele inkomenstoeslag heeft ontvangen, wordt afgewezen. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar beroep op het gelijkheidsbeginsel geen gevallen aangedragen waarin verweerder een individuele inkomenstoeslag heeft toegekend aan een inwoner van Barendrecht die na een verhuizing vanuit een andere gemeente een gedeelte van een jaar in Barendrecht heeft gewoond.
De beroepsgrond slaagt niet.
5.4.
Eiseres heeft aangevoerd dat het strikt toepassen van de regels in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Voor zover eiseres daarmee bedoelt dat verweerder de betrokken belangen van eiseres niet voldoende heeft meegewogen en dat het besluit daarmee in strijd zou zijn met het evenredigheidsbeginsel, overweegt rechtbank het volgende. Artikel 36, lid 3, Pw bepaalt dat het verzoek om een individuele inkomenstoeslag aan personen die in de afgelopen 12 maanden een individuele inkomenstoeslag hebben ontvangen, wordt afgewezen. Nu dit in de wet is bepaald, kan niet worden toegekomen aan een belangenafweging (zie artikel 3:4 lid 1 Algemene wet bestuursrecht). Van bijzondere omstandigheden die niet zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en die de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met het evenredigheidsbeginsel dat toepassing achterwege moet blijven, is niet gebleken. Op de zitting is gebleken dat de gemeente Rotterdam de individuele inkomenstoeslag, nadat deze eenmaal succesvol is aangevraagd, jaarlijks automatisch uitkeert. Eiseres ontving van de gemeente Rotterdam al enige jaren een individuele inkomenstoeslag. Zij kon dus weten dat en wanneer deze toeslag zou worden uitbetaald en dat zij vanaf dat moment gedurende twaalf maanden geen recht zou hebben op (nog een) individuele inkomenstoeslag. Als eiseres individuele inkomenstoeslag van de gemeente Barendrecht had willen ontvangen, dan had zij de toeslag in Rotterdam bijvoorbeeld stop kunnen zetten. Dit heeft zij echter niet gedaan. De beroepsgrond dat de belangen van eiseres onvoldoende zijn meegewogen of dat de gevolgen van het besluit onevenredig nadelig zijn in verhouding tot het doel van het besluit, slaagt niet. Verweerder heeft terecht de aanvraag om individuele inkomenstoeslag afgewezen.
5.5.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van A.L.G. Willems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2023.
griffier
Rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.