ECLI:NL:RBROT:2023:2809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
ROT 22/5069
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor warmtetoeslag wegens geen meerkosten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor extra verwarmingskosten, specifiek de warmtetoeslag. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam afgewezen met een besluit van 24 mei 2022, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand met een besluit van 16 september 2022. Eiser heeft op 23 februari 2022 bijzondere bijstand aangevraagd, waarbij hij een jaarrekening van zijn stookkosten over de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 heeft overgelegd. Het college heeft echter vastgesteld dat er in deze periode geen sprake was van meerkosten, aangezien de verwarmingskosten van eiser lager waren dan het gemiddelde volgens de Nibud-cijfers.

De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser betoogde dat zijn individuele omstandigheden onvoldoende waren meegenomen in de besluitvorming en dat hij niet in staat was om de nabetaling van € 359,62 te voldoen. Hij deed een beroep op het evenredigheidsbeginsel zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeert dat eiser geen recht heeft op bijzondere bijstand in de vorm van warmtetoeslag, omdat er geen meerkosten zijn vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat er geen strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De slotsom is dat het beroep ongegrond wordt verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5069

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Duinhouwer.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor extra verwarmingskosten (warmtetoeslag).
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 september 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Het geschil

2. Op 23 februari 2022 heeft eiser bij verweerder bijzondere bijstand aangevraagd voor warmtetoeslag. In het kader daarvan heeft eiseres een jaarrekening van zijn stookkosten overgelegd die ziet op de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er in de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 geen sprake is van meerkosten. Uit de door eiser overgelegde jaarrekening met betrekking tot die periode volgt dat eiser, gelet op gegevens van het Nibud, lagere verwarmingskosten dan gemiddeld heeft.
4. Eiser heeft betoogd dat zijn individuele feiten en omstandigheden niet, althans in onvoldoende mate, zijn betrokken in de besluitvorming en dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de op de jaarrekening van 21 november 2021 vermelde nabetaling voor stookkosten van € 359,62 te betalen. Hij heeft (onder meer) een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) behoren stookkosten tot de algemeen noodzakelijk kosten van bestaan die uit de toepasselijke bijstandsnorm dienen te worden voldaan, tenzij er zich bijzondere omstandigheden voordoen waardoor de bijstandsnorm in het individuele geval niet toereikend is om deze kosten te betalen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 juni 2018, ECLI:CRVB:2018:1828).
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de aanvraag van eiser ziet op de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021. Van een aanvraag die ziet op de toekomst (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 19 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2562) is dus geen sprake.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op bijzondere bijstand in de vorm van warmtetoeslag. Vereist voor het ontvangen van warmtetoeslag is dat er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan op grond van artikel 35 Pw. Daarvoor is nodig dat sprake is van meerkosten. Op grond van artikel 5.2, derde lid, van de Beleidsregels 2019 wordt daarbij gekeken naar de Nibud-cijfers. Niet in geschil is dat eiser, gelet op die cijfers en de door hem overgelegde jaarrekening van zijn stookkosten over de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021, lagere verwarmingskosten dan gemiddeld heeft. Daarom kan worden vastgesteld dat over deze periode geen sprake is van meerkosten. Dat eiser minder heeft gestookt uit angst voor een hogere energierekening, maakt dit niet anders.
8. Het betoog van eiser dat verweerder eisers individuele feiten en omstandigheden niet, althans in onvoldoende mate, heeft betrokken in de besluitvorming en dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden, treft geen doel. Vast staat immers dat zich geen meerkosten hebben voorgedaan. Daarom komt eiser niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Van strijd met het evenredigheidsbeginsel is geen sprake.
9. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid of anderszins in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

11.1.
De slotsom is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
11.2.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet, artikel 35, eerste lid:
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 (Beleidsregels 2019), artikel 5.2:
1. Het college kan aan een belanghebbende bijzondere bijstand verstrekken voor extra warmtekosten, indien er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke meerkosten.
2. Hieronder worden de kosten verstaan die zich voordoen wanneer uit een deskundigenadvies blijkt dat er op medische gronden een hogere woningtemperatuur noodzakelijk is dan wat gebruikelijk is.
3. Het daaruit voortkomende hogere verbruik is het verschil tussen het werkelijke verbruik, zoals opgenomen in de meest recente jaarafrekening van de leverancier, en het gemiddelde verbruik per jaar conform de Nibud-prijzengids.
4. Het college stelt het bedrag aan bijzondere bijstand vast als de hoogte van de kosten van het hogere verbruik.
5. De bijzondere bijstand wordt eenmaal per jaar verstrekt.