ECLI:NL:RBROT:2023:2805

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
C/10/651522 / HA ZA 23-86
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot afgifte van stukken op grond van artikel 843a Rv wegens gebrek aan rechtmatig belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een incident waarbij eiseres, [eiseres01], een vordering heeft ingediend tot afgifte van stukken op grond van artikel 843a Rv. Eiseres is mede-eigenaar van een woning en heeft verzocht om inzage in documenten met betrekking tot de hypothecaire geldlening en de bijbehorende verzekeringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen rechtmatig belang heeft bij de gevraagde stukken, aangezien zij zelf partij is bij de opgevraagde documenten en niet heeft aangetoond dat zij deze niet kan verkrijgen. De rechtbank heeft de incidentele vordering afgewezen en eiseres veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 598,00. De hoofdzaak zal op 10 mei 2023 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/651522 / HA ZA 23-86
Vonnis in incident van 29 maart 2023
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Bad Nieuweschans,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P.C. Schutte te Winschoten,
tegen

1..[gedaagde01] ,

wonende te Hoogvliet Rotterdam,
2.
[gedaagde02],
wonende te Hoogvliet Rotterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M. Hoogenboom te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiseres01] , [gedaagde01] en [gedaagde02] (gezamenlijk gedaagden) genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot afgifte van stukken op grond van artikel 843a Rv;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres01] vordert - samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden te veroordelen om mee te werken aan het ondertekenen van de nader te overleggen bemiddelingsopdracht van een door [eiseres01] aan te wijzen makelaar, binnen vijf werkdagen na betekening van de uitspraak, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat gedaagden daarmee in gebreke blijven;
II. gedaagden te bevelen om alle medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning te ( [postcode01] ) [plaats01] aan [adres01] , waarbij het advies van de makelaars, ten aanzien van de vraagprijs bindend zal zijn, onder andere inhoudende:
a. het toelaten van de makelaar in de woning;
b. het afgeven van een sleutel van de woning aan de makelaar;
c. het toelaten van bezichtigingen, waarbij de woning tot genoegen van de makelaar opgeruimd is en gedaagden zelf niet aanwezig zijn;
d. de aanwijzingen van de makelaar in verband met (bespoedigen van de) verkoop op te volgen;
e. het beschikbaar zijn voor overleg met de makelaar;
f. aan de woning mogen tevens geen waarde verminderende factoren en/of schade worden toegebracht door gedaagden;
g. de woning, uiterlijk twee dagen voor de dag, waarop de woning aan de kopende partij moet worden geleverd, te ontruimen en te verlaten en de sleutels ter vrije beschikking van de kopende partij te stellen;
Alles op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat gedaagden daarmee in gebreke blijven,
III. te bepalen dat partijen bij verschil van opvatting over de te hanteren vraagprijs (en de eventuele verlaging daarvan) voor de woning, de noodzaak van aanpassingen daarvan om deze geschikt te maken voor bezichtiging alsmede onenigheid over de vraag of een op de woning gedaan bod al dan niet geaccepteerd zal worden, jegens elkaar gehouden zijn om te handelen in overeenstemming met het terzake door makelaar te geven bindende advies daaromtrent;
IV. gedaagden tevens te bevelen om mee te werken aan de totstandkoming van een verkoopovereenkomst en aan de notariële overdracht van de woning;
V. te bepalen dat, indien gedaagden hun medewerking aan de veroordelingen I, II, III en/of IV niet verlenen, dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van gedaagden ten aanzien van het ondertekenen van de bemiddelingsopdracht tot verkoop van de woning aan de makelaar, de koopovereenkomst, voor zover in overeenstemming met het advies van de makelaar en/of de daarop aansluitende leveringsakte, telkens wanneer dit aan de orde is;
VI. te bevelen dat gedaagden de notaris opdracht dienen te geven de overwaarde van de woning in depot te storten, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijven;
VII. het vergoedingsrecht van [eiseres01] vast te stellen op € 200.396,24;
VIII. te bepalen dat het vergoedingsrecht van [eiseres01] van de overwaarde van de woning bij levering aan [eiseres01] dient te worden voldaan (uit het depot) alvorens het eventuele restant (bij gelijke delen) te verdelen;
IX. althans zodanig te bepalen als door uw rechtbank in goede justitie zal vermenen
te behoren;
X. gedaagden te veroordelen in de kosten van de procedure.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[eiseres01] vordert in het incident, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden te veroordelen tot het verstrekken van alle stukken van de hypothecaire geldlening (inclusief de actuele waarde van de hypotheekschuld), van de verzekeringen die aan de hypotheek zijn gekoppeld met de waarde hiervan en de onderhandse verkoopovereenkomst (inclusief de overdrachtsprijs), met veroordeling van gedaagden in de kosten van het incident.
3.2.
[eiseres01] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij een belang heeft bij de gevraagde stukken, omdat zij moet weten hoe de gezamenlijke woning is gefinancierd om te kunnen inschatten wat de (verkoop)opbrengst zal worden.
3.3.
Gedaagden voeren als verweer aan dat zij niet over meer stukken beschikken dan de stukken die [eiseres01] als producties bij de dagvaarding heeft gevoegd. Bovendien kan [eiseres01] de gevraagde stukken op nauwelijks bezwaarlijke wijze opvragen bij derden, waardoor er geen goede grond is voor deze exhibitievordering. Daarom moet de vordering worden afgewezen. Indien de vordering niettemin zou worden toegewezen, moet [eiseres01] veroordeeld worden in de vergoeding van de kosten die gedaagden moeten maken voor het verstrekken van de stukken. Tot slot vorderen gedaagden veroordeling van [eiseres01] in de kosten van het incident.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
Artikel 843a Rv bepaalt dat degene die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
4.2.
[eiseres01] , [gedaagde01] en [gedaagde02] zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van een woning. Ook zijn zij alle drie schuldenaar ten aanzien van de hypotheek die rust op de woning. Tussen partijen bestaat daarmee een rechtsbetrekking en dit is ook niet in geschil. [eiseres01] stelt dat zij de gevraagde stukken nodig heeft om de (eventuele) overwaarde van de woning te kunnen berekenen. De rechtbank zal de incidentele vordering tot overlegging van stukken afwijzen. Ter toelichting geldt het volgende.
4.3.
[eiseres01] is mede-eigenaar van de woning, partij bij de door haar opgevraagde verkoopovereenkomst en, net als [gedaagde01] en [gedaagde02] , hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheekschuld. Zonder toelichting die ontbreekt, valt niet in te zien dat [eiseres01] , juist omdat zij zelf partij is, de stukken die zij ter onderbouwing van haar vordering in de hoofdzaak nodig heeft, niet zelf kan opvragen bij de hypotheekverstrekker, de passerend notaris en/of de eventueel bij de destijds bij de verkoop van de woning betrokken makelaar. [eiseres01] heeft niet toegelicht waarom zij niet (meer) over die stukken beschikt, of dat zij wel heeft geprobeerd om de betreffende stukken op te vragen bij derden, maar dit niet is gelukt. Enige nadere toelichting op haar incidentele vordering ontbreekt. Van een rechtmatig belang bij haar vordering blijkt op dit moment dan ook niet. Voor een behoorlijke rechtsbedeling is het op dit moment ook niet noodzakelijk dat gedaagden de gevorderde stukken overleggen.
4.4.
De rechtbank geeft partijen mee dat het, met het oog op de beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak, van belang kan zijn dat informatie uit de betreffende stukken betrokken wordt. Door wie en op welk moment in dat kader eventueel informatie in het geding moet worden gebracht, is evenwel aan de rechter die in de hoofdprocedure oordeelt.
De proceskosten
4.5.
[eiseres01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident veroordeeld. De kosten worden vastgesteld op 1 punt voor salaris advocaat á
€ 598,00 (tarief II).

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de kosten van het incident, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 598,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 mei 2023voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.3608/3455