Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf van 200 uur.
4..Ontvankelijkheid officier van justitie
is veroordeeld, waaruit volgt dat lopende procedures niet in dit oordeel zijn betrokken. Gelet hierop had de verdachte er dan ook niet op mogen vertrouwen dat deze brief tevens zag op de onderhavige (lopende) procedure. De verdachte wist ook dat zij in onderhavige zaak werd vervolgd, aangezien zij kort voor voornoemde brieven, op 29 oktober 2021, bericht had ontvangen dat het Openbaar Ministerie voornemens was een strafbeschikking uit te vaardigen en haar opriep voor een OM-hoorgesprek op 26 november 2021.
5..Waardering van het bewijs
zij
eennatuurlijke
persoon,
telkens opzettelijk een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft zij, verdachte en haar mededader, telkens valselijk, immers in strijd met de waarheid
ondertekend door medeverdachte [medeverdachte01] op 12-06-2018 (DOC-020), ingevuld dat zij en haar mededader in het jaar 2017 voor hun kinderen [naam01] en [naam02] 2.070 uur en voor hun kinderen [naam03] en [naam04] 1.350 uur dagopvang bij [naam kinderopvang01] hadden afgenomen en
voor de kinderopvang (DOC-021) opgemaakt waarin stond vermeld dat over het jaar 2017 een bedrag van € 38.479,25,- betaald moest worden aan [gastouder01] en/of [gastouderbureau01] en/of een bedrag van € 1.107,- aan [gastouderbureau01] en
c) op een formulier van de Belastingdienst met de titel ‘verzoek om informatie’ d.d. 03-10-2018 vermeld dat medeverdachte [medeverdachte01] werkzaam was bij [bedrijf01] (DOC-027) en
6 januari 2018 (factuurnr. 170602146),
7 februari 2018 (factuurnr.170602147),
7 maart 2018 (factuurnr. 170602148),
7 april 2018 (factuurnr. 170602149),
8 mei 2018 (factuurnr. 170602150),
7 juni 2018 (factuurnr. 170602151),
7 juli 2018 (factuurnr. 170602152),
7 augustus 2018 (factuurnr. 170602153) en
7 september 2018 (factuurnr. 170602154) (DOC-028)
opgemaakt en/of daarop vermeld dat er kinderopvang voor hun kinderen [naam01] , [naam02] , [naam03] en/of [naam04] was afgenomen en
met rekeningnummer [rekeningnummer01] , gedateerd op
31-01-2018,
28-02-2018,
31-03-2018,
30-04-2018,
31-05-2018,
31-06-2018,
31-07-2018,
31-08-2018 en
30-09-2018 (DOC-030)
zelf opgemaakt en daarop betalingen aan [gastouderbureau01] vermeld die zagen op de zogenaamde opvang door [gastouder01] en
3 januari,
12 februari,
14 maart,
9 april,
7 mei,
11 juni,
9 juli,
13 augustus en
11 september
vermeld dat er loon werd uitbetaald aan medeverdachte [medeverdachte01] en
zij
te Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
eennatuurlijk
persoon, in strijd met een haar bij of krachtens een wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Wet AWIR) en/of artikel 5 lid 5 van de Uitvoeringsregeling AWIR (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst Toeslagen,
immers heeft verdachte telkens verzuimd te melden dat zij en haar partner geen kinderopvang meer af namen, waardoor over de jaren 2017 en 2018 door de Belastingdienst (Toeslagen) uitbetalingen zijn gedaan op de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte01] , waarop hij geen recht had, terwijl zij wist of redelijkerwijze had moeten vermoeden dat deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van zijn of een anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten zijn recht op een (voorschot) kinderopvangtoeslag, dan wel voor de hoogte of de duur van de voornoemde verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.
6..Strafbaarheid feiten
7..Strafbaarheid verdachte
8..Motivering straf
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11.. Beslissing
tweehonderd (200) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
100 dagen.
12..Bijlage I
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 15 oktober 2018
te Spijkenisse, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke personen,
meermalen
(telkens) opzettelijk (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededaders,
telkens valselijk, immers in strijd met de waarheid
ondertekend door medeverdachte [medeverdachte01] op 12-06-2018 (DOC-020),
ingevuld dat zij en haar mededader(s) in het jaar 2017 voor haar/hun kinderen
[naam01] en [naam02] 2070 uur en voor haar/hun kinderen [naam03] en [naam04]
1350 uur dagopvang bij [naam kinderopvang01] had(den) afgenomen en/of
voor de kinderopvang (DOC-021) opgemaakt waarin stond vermeld dat
over het jaar 2017 een bedrag van € 38.479,25,- betaald moest worden aan [gastouder01] en/of [gastouderbureau01] en/of een bedrag van € 1.107,- aan [gastouderbureau01] en/of
d.d. 03-10-2018 vermeld dat medeverdachte [medeverdachte01] werkzaam was bij [bedrijf01] (DOC-027) en/of
6 januari 2018 (factuurnr. 170602146),
7 februari 2018 (factuurnr.170602147),
7 maart 2018 (factuurnr. 170602148),
7 april 2018 (factuurnr. 170602149),
8 mei 2018 (factuurnr. 170602150),
7 juni 2018 (factuurnr. 170602151),
7 juli 2018 (factuurnr. 170602152),
7 augustus 2018 (factuurnr. 170602153) en
7 september 2018 (factuurnr. 170602154) (DOC-028)
opgemaakt en/of daarop vermeld dat er kinderopvang voor haar/hun kinderen
[naam01] , [naam02] , [naam03] en/of [naam04] was afgenomen en/of
met rekeningnummer [rekeningnummer01] , gedateerd op
31-01-2018,
28-02-2018,
31-03-2018,
30-04-2018,
31-05-2018,
31-06-2018,
31-07-2018,
31-08-2018 en
30-09-2018 (DOC-030)
zelf opgemaakt en daarop betalingen aan [gastouderbureau01] vermeld die zagen op de zogenaamde opvang door [gastouder01] en/of
3 januari,
12 februari,
14 maart,
9 april,
7 mei,
11 juni,
9 juli,
13 augustus en
11 september
vermeld dat er loon werd uitbetaald aan medeverdachte [medeverdachte01] en/of
d.d. 12 januari 2018 (DOC-034)
vermeld dat de arbeidsovereenkomst is ingegaan op 12 januari 2018 voor een
arbeidsduur van 32 uur per week en/of
betreffende de maanden januari tot en met september 2018 (DOC-035)
een hoger salaris vermeld
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 juli 2017 tot en met 28 december 2018,
te Spijkenisse, althans in Nedeland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke personen,
in strijd met een haar bij of krachtens een wettelijk voorschrift opgelegde verplichting,
te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen
(Wet AWIR) en/of artikel 5 lid 5 van de Uitvoeringsregeling AWIR
(telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst Toeslagen,
immers heeft verdachte (telkens) verzuimd te melden dat zij en/of haar partner geen kinderopvang meer af namen,
waardoor over het jaar/de jaren 2017 en/of 2018 door de Belastingdienst (Toeslagen)
uitbetalingen zijn gedaan op de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte01] ,
waarop hij, verdachte, geen recht had,
terwijl zij wist of redelijkerwijze had moeten vermoeden dat deze gegevens
van belang waren voor de vaststelling van zijn of een anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming,
te weten zijn recht op een (voorschot) kinderopvangtoeslag,
dan wel voor de hoogte of de duur van de voornoemde verstrekking of tegemoetkoming,
zulks terwijl dit/deze feit(en) kon(den) strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.