ECLI:NL:RBROT:2023:2788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
83/045583-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift en belastingfraude door feitelijk leidinggevende van ondernemingen

Op 31 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als feitelijk leidinggevende van twee ondernemingen, [bedrijf01] en [bedrijf02], zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het niet of onjuist doen van aangifte omzetbelasting. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], werd bijgestaan door raadsman mr. I.A. van Straalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het opzetten van een constructie waarbij katvangers werden ingezet om de ondernemingen te besturen, terwijl hij feitelijk de leiding had. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de verboden gedragingen van de rechtspersonen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou zijn, en concludeerde dat de verdachte als feitelijk leidinggevende verantwoordelijk was voor de belastingfraude. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het financiële voordeel dat de verdachte had genoten door de belastingfraude, die resulteerde in een aanzienlijk bedrag aan onbetaalde omzetbelasting voor de belastingdienst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/045583-22
Datum uitspraak: 31 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. I.A. van Straalen, advocaat te 's-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.E. Broeders heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Het Openbaar Ministerie heeft gehandeld in strijd met beginselen van een goede procesorde. Op basis van de stukken in het dossier is in termen van rolverdeling en potentiële bewijspositie in onvoldoende mate onderscheid te maken tussen hetgeen over de verdachte is verklaard en hetgeen over een andere persoon, te weten [naam01] , is verklaard, maar [naam01] is niet vervolgd. De beslissing de verdachte te vervolgen en [naam01] niet, levert een zodanige schending op van het gelijkheidsbeginsel dat dit dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
4.2.
Beoordeling
Voorop staat dat de officier van justitie een ruime mate van vrijheid heeft om te beslissen al dan niet tot vervolging over te gaan. Voor een niet-ontvankelijkverklaring wegens schending van het gelijkheidsbeginsel is slechts plaats indien geoordeeld moet worden dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie had kunnen besluiten tot vervolging van de verdachte.
Op grond van de verschillende getuigenverklaringen, waaronder die van [getuige01] , [getuige02] en [getuige03] , komt de verdachte prominenter in beeld bij de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen en aangiften omzetbelasting, dan [naam01] . Anders dan de verdediging heeft gesteld kan niet de conclusie worden getrokken dat [naam01] in een dermate sterk vergelijkbare positie met die van de verdachte verkeerde dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Ook overigens is de rechtbank dat niet gebleken. Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Inleiding
De ondernemingen [bedrijf01] en [bedrijf02] maken deel uit van een reeks ondernemingen die allen achtereenvolgend nagenoeg volledig voor [bedrijf03] en/of [bedrijf04] (hierna: [bedrijf03] ) werkten. De werkzaamheden van deze ondernemingen bestonden uit het uitlenen van personeel aan [bedrijf03] voor het uitvoeren van productiewerkzaamheden bij [bedrijf05] . Na een relatief korte periode werden deze werkzaamheden steeds door een nieuwe onderneming overgenomen. De bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf01] volgens de Kamer van Koophandel is [naam02] en voor [bedrijf02] is dit [naam03] . Het Openbaar Ministerie gaat er van uit dat deze bestuurders slechts katvangers waren en dat de verdachte zich als feitelijk leidinggevende van deze twee ondernemingen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het niet of onjuist doen van aangifte omzetbelasting.
5.1.2.
Standpunt verdediging
Niet wordt betwist dat [bedrijf01] en [bedrijf02] zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrift en het niet of onjuist doen van aangiften omzetbelasting. Wel wordt het standpunt ingenomen dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan dan wel opdracht heeft gegeven tot het doen van deze onjuiste (of valse) aangiften, dan wel het ten onrechte niet doen van aangiften.. Niet vast te stellen is dat de verdachte een feitelijk leidinggevende positie heeft bekleed bij [bedrijf01] , zodat niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de strafbare gedragingen. De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte01] en andere bij [bedrijf01] betrokken personen zijn daartoe onvoldoende betrouwbaar en enig ander bewijsmiddel ter ondersteuning van die verklaringen ontbreekt. Met betrekking tot [bedrijf02] bevat het dossier bovendien geen enkele verklaring waaruit is af te leiden dat de verdachte heeft opgetreden namens deze vennootschap, laat staan concrete leidinggevende werkzaamheden heeft verricht.
5.1.3.
Beoordeling
Op grond van artikel 51, tweede lid, Sr kan, indien een strafbaar feit is begaan door een rechtspersoon, zowel die rechtspersoon als degene die feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging van die rechtspersoon voor dit feit strafrechtelijk worden vervolgd en bestraft.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging opgenomen aangiften omzetbelasting van [bedrijf01] en [bedrijf02] opzettelijk onjuist dan wel niet zijn ingediend. Tevens kan worden gesteld dat deze gedragingen aan de rechtspersonen kunnen worden toegerekend, nu het doen van aangiften omzetbelasting binnen de normale bedrijfsvoering van een onderneming plaatsvindt. De vraag is of de verdachte als opdrachtgever dan wel feitelijk leidinggever verantwoordelijk kan worden gehouden voor deze gedragingen van deze rechtspersonen. Dat de verdachte geen aandeelhouder/bestuurder was van deze rechtspersonen staat er niet aan in de weg om als feitelijk leidinggever te worden aangemerkt.
[bedrijf01]
De aandeelhouder/bestuurder van [bedrijf01] , [naam02] , heeft verklaard dat hij door een persoon genaamd [verdachte01] is benaderd om een bedrijf op zijn naam te zetten waarvoor hij ook betaald kreeg. Daarnaast verklaren verschillende andere personen, onder wie [getuige02] , [getuige01] en [medeverdachte01] dat [verdachte01] de feitelijk eigenaar van [bedrijf01] is, de persoon is die zich bemoeide met de uitvoering van de werkzaamheden, de dagelijkse gang van zaken bepaalde en al jarenlang steeds met een andere onderneming kwam bij [bedrijf03] voor onder aanneming. Het was ook [verdachte01] die de beschikking had over de gelden van [bedrijf01] en die het contact had met en gegevens aanleverde bij de boekhouder [getuige02] . Door de getuigen en medeverdachten wordt de verdachte herkend als deze ‘ [verdachte01] ’. Op grond van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat er een constructie is opgetuigd met een zogenoemde katvanger die op papier de eigenaar is van de onderneming terwijl de verdachte feitelijk de eigenaar was en financieel voordeel uit de onderneming genoot. Tegen deze achtergrond bezien leidt de omstandigheid dat een aantal getuigen niet direct openheid van zaken heeft gegeven er niet zonder meer toe dat deze verklaringen onbetrouwbaar zijn. Dit geldt temeer nu deze verklaringen elkaar over en weer versterken en bevestiging vinden in de overige bewijsmiddelen. Zo zijn betalingen van [bedrijf01] aan [bedrijf06] gedaan ten behoeve van vakanties van de verdachte, zijn echtgenote en zijn familieleden en is een bedrag overgemaakt naar een bankrekening op naam van de verdachte. Uit de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt van een zodanige structurele zeggenschap van de verdachte binnen de onderneming dat hij als feitelijk leidinggevende van [bedrijf01] kan worden aangemerkt ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen.
[bedrijf02]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [bedrijf01] sterk verweven is met [bedrijf02] en dat de verdachte bij deze onderneming betrokken is. Op enig moment zijn de werkzaamheden van [bedrijf01] voor haar opdrachtgever [bedrijf03] overgenomen door [bedrijf02] Mededelingen van deze overname werden, net als bij alle voorgaande overnamen door nieuwe onderaannemers, gedaan door de verdachte. Daarbij liet de verdachte weten dat hij de contactpersoon bij [bedrijf03] zou zijn voor [bedrijf02] Een ex-werknemer, die gelden heeft ontvangen van zowel [bedrijf01] als [bedrijf02] , heeft daarnaast verklaard dat hij weliswaar voor verschillende bedrijven voor [bedrijf03] heeft gewerkt, maar dat hij steeds met dezelfde [verdachte01] loonafspraken heeft gemaakt. Verder zijn veel betalingsverplichtingen van [bedrijf01] overgenomen door [bedrijf02] dan wel zijn er veel overeenkomsten in betalingen van deze rekeningen, waaronder de premiebetalingen voor autoverzekeringen en betalingen aan [bedrijf06] en de betalingen voor huur van twee woningen aan [naam05] . De bestuurder van [bedrijf02] , [naam03] stond ingeschreven op het adres [adres02] te [plaats02] een van de woningen waarvoor huur aan [naam05] werd betaald. Het is echter de verdachte geweest die contact had met de verhuurder over deze woningen. Daar komt nog bij dat vanaf de bankrekening van [naam03] overschrijvingen zijn gedaan naar bankrekeningen van [naam04] , [verdachte01] en een familielid van de verdachte en zijn huurbetalingen gedaan voor een woning aan de [straatnaam01] , het adres waarop de verdachte stond ingeschreven. Ook [naam03] lijkt dan ook slechts een katvanger te zijn geweest.
Uit het voorgaande volgt dat de met [bedrijf01] opgezette constructie op dezelfde wijze door de verdachte is voortgezet door [bedrijf02] De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verdachte ook bij [bedrijf02] als feitelijk leidinggevende betrokken is bij de tenlastegelegde gedragingen.
5.1.4.
Conclusie
De verweren worden in alle onderdelen verworpen. Het tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen als na te noemen, met uitzondering van het medeplegen. In het dossier is onvoldoende bewijs aanwezig waaruit volgt dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander. De verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
(primair)
de Besloten Vennootschap [bedrijf01] op 23 april 2016, in Nederland,
een digitale aangifte voor de omzetbelasting, althans een bezwaarschrift, ten name van [bedrijf01] (fiscaal nummer [nummer01] ) betreffende het aangiftetijdvak 4e kwartaal 2015
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt immers heeft genoemde rechtspersoon toen en daar valselijk in strijd met de waarheid
- zakelijk weergegeven - op/in die digitale aangifte voor de omzetbelasting en/of dat geschrift een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven en/of vermeld ,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging;
2.
de Besloten Vennootschap [bedrijf01] op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 23 april 2016 tot en met 27 januari 2017 in Nederlandtelkensopzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
een digitale aangifte voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf01]
(fiscaal nummer [nummer01] ) betreffende de aangiftetijdvakken1e kwartaal 2016 en 2e kwartaal 2016 en 3e kwartaal 2016 en 4e kwartaal 2016 (bijlage doc-002)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, / althans heeft laten doen door [getuige02] immers heeft genoemde rechtspersoon telkens opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of elders in Nederland
ingeleverde / gezonden aangifte voor de omzetbelasting een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan omzetbelasting en/of een te laag bedrag aan verschuldigde en/of te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag, opgegeven en/of vermeld, althans laten opgeven en/of vermelden terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachtetelkensfeitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen.
3.
de Besloten Vennootschap [bedrijf01] in de periode van 1 april 2017 tot en met 31 juli 2017in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over de tijdvakken 1e kwartaal 2017 en 2e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf01] (omzetbelastingnummer [nummer01] ),
niet heeft gedaan,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte,
feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;
4.
de Besloten Vennootschap [bedrijf02] in de periode van 15 juni 2017 tot en met 31 oktober 2017 te 's-Gravenhage telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf02] (fiscaal nummer [nummer02] )
betreffende de aangiftetijdvakken 1e kwartaal 2017 en 2e kwartaal 2017 en 3e kwartaal 2017 (bijlage doc-003) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft genoemde rechtspersoon telkens opzettelijk
op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
’s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland ingeleverde / gezonden aangiften voor de omzetbelasting een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan omzetbelasting en/of een te laag bedrag aan verschuldigde en/of te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag opgegeven en/of vermeld, terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;
5.
de Besloten Vennootschap [bedrijf02] in de periode van 1 november 2017 tot en met 31 januari 2018 te 's-Gravenhage opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvak 4e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf02] (omzetbelastingnummer [nummer02] ), niet heeft gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
primair
feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
2.
feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
3.
feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
4.
feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
5.
feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De rechtspersonen [bedrijf01] en [bedrijf02] hebben zich schuldig gemaakt aan belastingfraude door telkens onjuiste aangiften omzetbelasting te doen of in het geheel geen aangifte te doen. De verdachte is als de persoon die binnen de ondernemingen zeggenschap had over de dagelijkse gang van zaken en het beleid verantwoordelijk voor die verboden gedragingen. De verdachte heeft hiervan een financieel voordeel gehad, aangezien hierdoor te weinig belasting werd geheven. Uit de gehele gang van zaken rond de elkaar opvolgende ondernemingen waarbij steeds een katvanger als bestuurder werd neergezet, blijkt dat hij er kennelijk zijn verdienmodel van heeft gemaakt om de werkzaamheden van deze ondernemingen voor de opdrachtgever na een periode van anderhalf jaar te beëindigen en de betreffende ondernemingen met belastingschulden achter te laten. De belastingdienst, en daarmee de samenleving, bleef achter met een aanzienlijk bedrag aan onbetaalde omzetbelasting. Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten is het fiscale nadeel op een bedrag van bijna € 400.000,- berekend.
Aan dit handelen van de verdachte is slechts door een toevallige ontdekking een einde gekomen. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op het door de belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften moet kunnen worden vertrouwd. De verdachte heeft gedurende het onderzoek geen enkele uitleg gegeven omtrent zijn betrokkenheid bij de rechtspersonen door consequent niet te reageren op uitnodigingen van FIOD/Belastingdienst voor verhoren en is ook ter zitting niet verschenen. De verdachte toont daarmee aan geen enkele verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen. Evenmin heeft hij inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
8.3.
Conclusies
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in de eerste plaats acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. De rechtbank heeft in het nadeel noch in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, aangezien deze geen relevante strafbare feiten inhouden. In de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding de op te leggen straf te matigen. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie dan ook alleszins redelijk, doch zal een deel ervan voorwaardelijk opleggen. Dit dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 31 maart 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

12.. Bijlage I Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
de Besloten Vennootschap [bedrijf01] op of omstreeks 23 april 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 25 april 2016, te Rotterdam en/of ’s-Gravenhage en/of Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een (digitale) aangifte voor de omzetbelasting, althans een bezwaarschrift, ten name van [bedrijf01] (fiscaal nummer [nummer01] ) betreffende het aangiftetijdvak 4e kwartaal 2015
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of genoemde rechtspersoon haar mededader(s) toen en daar valselijk in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven- op/in die (digitale) aangifte voor de omzetbelasting en/of dat geschrift nihil-aangifte gedaan en/of aangegeven,
in elk geval (een) te la(a)g(e) bedrag(en) waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag bedrag aan verschuldigde en/of te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag aan belasting,
opgegeven en/of vermeld en/of geschreven, en/althans door die/een ander(en) doen of laten
opgeven en/of vermelden en/of schrijven,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, tot het vorenstaande feit opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
de Besloten Vennootschap [bedrijf01] op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks de periode van 23 april 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 25 april 2016, te Rotterdam en/of ’s-Gravenhage en/of Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene
wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting
ten name van [bedrijf01] (fiscaal nummer [nummer01] ) betreffende de/het aangiftetijdvak 4e kwartaal 2015 (bijlage doc-001),
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of genoemde rechtspersoon haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde / gezonden aangifte voor de omzetbelasting nihil-aangifte gedaan en/of aangegeven, in elk geval (een) te la(a)g(e) bedrag(en) waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag bedrag aan verschuldigde
en/of te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag, althans een te
laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat feit er toe heeft gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
tot het vorenstaande feit opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de
vorenstaande verboden gedraging(en);
2.
de Besloten Vennootschap [bedrijf01] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 27 januari 2017 te Rotterdam en/of ’s-Gravenhage en/of Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
(een) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf01]
(fiscaal nummer [nummer01] ) betreffende de/het aangiftetijdvak(ken) 1e kwartaal 2016 en/of 2e kwartaal 2016 en/of 3e kwartaal 2016 en/of 4e kwartaal 2016 (bijlage doc-002)
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door [getuige02] en/of MB Raad- en Administratiekantoor (een) ander(en),
immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of genoemde rechtspersoon haar
mededader(s) (telkens) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland
ingeleverde / gezonden aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) waarover omzetbelasting wordt berekend en/of (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzetbelasting en/of te ho(o)g(e) bedrag(en) aan voorbelasting en/of (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan verschuldigde en/of te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
3.
de Besloten Vennootschap [bedrijf01] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 31 juli 2017 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of Breda en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het/de tijdvak(ken) 1e kwartaal 2017 en/of 2e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf01] (omzetbelastingnummer [nummer01] ),
niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, gestelde termijn(en) heeft gedaan,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
4.
de Besloten Vennootschap [bedrijf02] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 juni 2017 tot en met 31 oktober 2017 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [bedrijf02] (fiscaal nummer [nummer02] )
betreffende de/het aangiftetijdvak(ken) le kwartaal 2017 en/of 2e kwartaal 2017 en/of 3e kwartaal 2017 (bijlage doc-003) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, en/althans heeft/hebben doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of genoemde rechtspersoon haar mededader(s) (telkens) opzettelijk
op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
's-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingeleverde / gezonden aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) waarover omzetbelasting wordt berekend en/of (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzetbelasting en/of te ho(o)g(e) bedrag(en) aan voorbelasting en/of (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan verschuldigde en/of te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
5.
de Besloten Vennootschap [bedrijf02] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 31 januari 2018 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvak 4e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf02] (omzetbelastingnummer [nummer02] ), niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen 's-Gravenhage gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en).