ECLI:NL:RBROT:2023:2766

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10-278793-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontucht en verkrachting door een sporttrainer met betrekking tot minderjarige leerlingen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, een toptrainer in de kunstrolschaatsport, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van twee minderjarige leerlingen. De verdachte is meermalen veroordeeld voor ontucht met een aan hem toevertrouwde minderjarige pupil en voor verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn gezagspositie als trainer heeft misbruikt om seksuele handelingen te verrichten met de leerlingen, die zich in een kwetsbare positie bevonden. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van schakelbewijs en heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en is voor vijf jaar ontzet van het recht om het beroep van sporttrainer/-coach uit te oefenen. Daarnaast zijn er gedeeltelijke toewijzingen gedaan van de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding hebben geëist voor de geleden immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen deels toegewezen en de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen van €5.000,00 en €7.500,00 aan de respectieve slachtoffers, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-278793-22
Datum uitspraak: 22 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Italië) op [geboortedatum01] 1970,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. F.M.N. Janssen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de aangevers en een locatieverbod voor alle locaties waar kunstrolschaatslessen/-trainingen/-wedstrijden worden gehouden;
  • ontzetting van het recht om het beroep van sporttrainer uit te oefenen, gedurende de periode van vijf jaren.

4.Waardering van het bewijs

In deze zaak gaat het om het antwoord op de vraag of de verdachte met twee van zijn leerlingen, [slachtoffer01] (hierna: [voornaam slachtoffer01] ), destijds 15 jaar oud, en [slachtoffer02] (hierna: [voornaam slachtoffer02] ), toen 19 jaar oud, zedenmisdrijven heeft begaan.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De aangiftes zijn – kort samengevat – ongeloofwaardig en niet te verifiëren. Evenmin vinden de verklaringen van aangevers steun in overige bewijsmiddelen. De verdachte heeft de beschuldigingen van meet af aan ontkend en de overige getuigenverklaringen vormen geen zelfstandige bewijs omdat die indirect van de aangevers afkomstig zijn. Voorts hebben de aangevers en getuigen ruim de tijd gehad om de kwestie met elkaar te bespreken, iets wat afdoet aan de betrouwbaarheid daarvan.
De context
Bij de beoordeling van de verklaringen in het dossier gaat de rechtbank uit van de volgende context.
De verdachte is al sinds 1997 internationaal toptrainer in het kunstrolschaatsen. Hij is zelf daarvoor meermalen Europees en wereldkampioen geweest en geniet een groot aanzien in die sport. Als (federaal) trainer neemt hij de beste leerlingen onder zijn hoede en traint en begeleidt hen in hun internationale sportcarrière als kunstrolschaatser.
Beide aangevers hebben deze sport op hoog niveau beoefend. Sinds mei 2021 was de verdachte de hoofdtrainer van [voornaam slachtoffer01] en ook [voornaam slachtoffer02] is door de verdachte jarenlang getraind en gecoacht.
Uit het dossier blijkt afdoende dat de verdachte ook bij beide aangevers in hoog aanzien stond en dat zij door de begeleiding van de verdachte de top in de kunstrolschaatssport hoopten te kunnen bereiken.
De rechtbank constateert daarbij dat de aangevers in die context sterk afhankelijk zijn geweest van het oordeel van de verdachte voor het verloop hun (verdere) sportcarrière, althans dit zo in ieder geval hebben kunnen beleefd. Immers, niet alleen het toegelaten worden tot deze selecte groep van leerlingen is daarvoor al van belang, maar het oordeel van de verdachte is ook bepalend om in die wedstrijdgroep te mogen blijven en door de verdachte verder getraind te blijven worden.
[slachtoffer01]
De verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij als hoofdtrainer regelmatig samen met [voornaam slachtoffer01] naar wedstrijden en trainingskampen is gereisd en dat zij samen in hotels of op logeeradressen hebben verbleven. De verdachte heeft ter zitting ook erkend dat de ouders van [voornaam slachtoffer01] hun zoon aan hem als trainer en begeleider hebben toevertrouwd en dat hij die verantwoordelijkheid ook heeft aanvaard. In de periode van 11 tot 19 oktober 2021 logeerden zij samen bij een bekende, te weten [naam01] (hierna: [voornaam01] ) in Dordrecht.
Tijdens dit verblijf zouden zich volgens [voornaam slachtoffer01] twee incidenten hebben voorgedaan.
[voornaam slachtoffer01] verklaart dat het eerste incident heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2021 in de woning van [voornaam01] , toen [voornaam01] en haar dochter niet thuis waren. De verdachte begon [voornaam slachtoffer01] toen aan te raken en stopte zijn hand in de onderbroek van [voornaam slachtoffer01] en heeft aan zijn penis gevoeld. Dit incident is door de verdachte ontkend.
Het tweede incident zou volgens [voornaam slachtoffer01] hebben plaatsgevonden in de nacht van 18 op 19 oktober 2021. In die nacht is tussen de verdachte en hem een ruzie ontstaan over het feit dat [voornaam slachtoffer01] met de dochter van [voornaam01] een relatie zou hebben.
Toen de verdachte [voornaam slachtoffer01] in het bed trof van de dochter van [voornaam01] heeft hij geschreeuwd tegen [voornaam slachtoffer01] dat hij heel boos was op hem, dat hij hem niet meer kon vertrouwen en dat hij daarom niet meer zijn trainer wilde zijn. Hij zou de volgende ochtend contact opnemen met de ouders van [voornaam slachtoffer01] om hem naar Italië terug te sturen. Na deze ruzie zijn zij ieder naar hun eigen slaapkamer gegaan en communiceerden zij van daaruit met elkaar nog via Whatsapp. [voornaam slachtoffer01] appte dat hij heel verdrietig was en huilde, maar dat hij verantwoording wilde nemen voor zijn handelen. De verdachte heeft toen om 23:49 uur aan [voornaam slachtoffer01] geappt dat hij ook had gehuild en dat [voornaam slachtoffer01] bij hem moest komen, iets wat [voornaam slachtoffer01] toen heeft gedaan. In zoverre komen de verklaringen van de verdachte en de aangever nog overeen.
[voornaam slachtoffer01] verklaart dat de verdachte hem toen heeft gezegd dat hij [voornaam slachtoffer01] niet wilde verliezen en dat de verdachte hem toen in zijn nek heeft gezoend en hem heeft gepijpt. [voornaam slachtoffer01] heeft niet durven zeggen dat hij dit alles niet wilde. Hierna is de verdachte in slaap gevallen, heeft [voornaam slachtoffer01] in bed liggen huilen, waarna hij naar beneden is gegaan om [voornaam01] alles te vertellen.
De verdachte erkent dat hij [voornaam slachtoffer01] toen inderdaad heeft omhelsd en in zijn hals heeft gekust, maar ontkent daarbij iedere seksuele intentie en ontkent ook dat hij de overige genoemde seksuele handelingen zou hebben verricht.
Bij de beoordeling van de vraag of de verklaring van [voornaam slachtoffer01] betrouwbaar geacht moet worden acht de rechtbank van belang dat uit de verklaring van [voornaam01] blijkt dat [voornaam slachtoffer01] nagenoeg rond 01:00 uur zeer overstuur naar beneden is gekomen en aan haar heeft verteld wat toen zou zijn voorgevallen.
[voornaam01] bevestigt in haar verklaring dat [voornaam slachtoffer01] toen geheel ontdaan, bleek en huilend haar – via google translate – heeft verteld dat de verdachte hem ergens had aangeraakt waar hij dat echt niet wilde. [voornaam01] verklaart dat [voornaam slachtoffer01] op dat moment in shock was. Uit de opgeslagen (google translate)berichten op de telefoon van zowel [voornaam slachtoffer01] als [voornaam01] blijkt tevens dat zij daarna uitvoerig in de nacht van 19 oktober 2021 met elkaar over de tenlastegelegde aanranding hebben gesproken.
De rechtbank acht dit door [voornaam01] waargenomen gedrag van [voornaam slachtoffer01] passend bij een toedracht als door hem in zijn aangifte weergegeven. Daar komt bij dat sprake is van een zeer korte tijdsverloop tussen de ruzie met de verdachte, het incident en het gesprek tussen [voornaam slachtoffer01] en [voornaam01] in diezelfde nacht. In combinatie met de emotionele toestand van [voornaam slachtoffer01] op dat moment ziet de rechtbank geen reden te veronderstellen dat [voornaam slachtoffer01] op dat moment uit berekening en eigenbelang [voornaam01] met een valse verklaring over het gedrag van de verdachte heeft benaderd.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam slachtoffer01] wordt verder ondersteund door hetgeen de volgende dag, los van enige bemoeienis door [voornaam slachtoffer01] , tussen [voornaam slachtoffer02] en [voornaam01] is voorgevallen. [voornaam01] verklaart dat, toen zij [voornaam slachtoffer02] zonder het vermelden van enig detail, vertelde dat er iets was voorgevallen tussen de verdachte en [voornaam slachtoffer01] , [voornaam slachtoffer02] helemaal stil werd en zei: “ik denk hetzelfde als bij mij want ik ben ook misbruikt door [verdachte01] .”
Het feit dat [voornaam slachtoffer02] deze ongevraagde en spontane opmerking tegenover [voornaam01] heeft gemaakt acht de rechtbank tekenend voor de waarachtigheid daarvan. Het had immers veel meer voor de hand gelegen dat een conflict waarop [voornaam01] op duidde de rolschaatssport of de trainingsrelatie tussen beide had betroffen en niet betrekking had op seksueel misbruik. Dat [voornaam slachtoffer02] daarbij toen ook voor hem zelf zeer belastende en schaamtevolle informatie, waarover hij jaren had gezwegen, heeft moeten prijsgeven onderstreept dit nog eens temeer.
De rechtbank ziet, ook in de context waarin deze verklaringen zijn gedaan, geen reden om aan de geloofwaardigheid van deze verklaringen te twijfelen. Noch de aangevers noch [voornaam01] hadden belang bij het valselijk beschuldigen van de verdachte, integendeel.
[voornaam01] was niet alleen bevriend met de verdachte, maar hij was op dat moment ook de trainer van haar dochter. Door het vals beschuldigen van de verdachte zou zij die relatie evenzeer op het spel gezet hebben.
Ten aanzien van [voornaam slachtoffer01] en [voornaam slachtoffer02] geldt verder dat zij beiden sterk afhankelijk zijn geweest van de bijdrage van de verdachte voor het succesvolle verloop van hun (verdere) sportcarrière. Uit de verklaring van [voornaam slachtoffer02] kan ook worden afgeleid dat juist ook dit voor hem een belangrijke reden is geweest om over het jegens hem gepleegde misbruik al die jaren te zwijgen.
[slachtoffer02]
Ten aanzien van de door [voornaam slachtoffer02] afgelegde verklaring geldt nog het volgende.
[voornaam slachtoffer02] heeft aangifte gedaan van twee incidenten.
Hij vermeldt dat hij op 29 augustus 2019 voor een trainingsstage met de verdachte in Dommelen in het huis van de heer [naam02] (hierna: [voornaam02] ) verbleef. Zij waren die avond alleen. De verdachte is toen met zijn hand tijdens het geven van een knuffel vanaf de achterkant in de onderbroek van [voornaam slachtoffer02] gegleden en heeft met zijn vinger rondom zijn anus gevoeld en ook zijn penis betast. De verdachte heeft toen volgens [voornaam slachtoffer02] de onderbroek van [voornaam slachtoffer02] naar beneden getrokken hem toen afgetrokken en is met zijn vinger in de anus van [voornaam slachtoffer02] gegaan. Ook heeft [voornaam slachtoffer02] de verdachte daarna afgetrokken.
[voornaam slachtoffer02] verklaart dat het tweede incident eveneens in de woning van [voornaam02] heeft plaatsgevonden. De verdachte had in de avond een WhatsAppbericht naar [voornaam slachtoffer02] gestuurd met het verzoek aan [voornaam slachtoffer02] naar hem toe te komen. Toen [voornaam slachtoffer02] hier naar zijn zeggen niet instemde heeft de verdachte hem aan zijn armen meegetrokken en hem meegenomen naar zijn slaapkamer. De verdachte en [voornaam slachtoffer02] hebben elkaar toen afgetrokken en gepijpt waarna de verdachte met zijn penis in de anus van [voornaam slachtoffer02] is gegaan. Op dit moment waren [voornaam02] en zijn kinderen in de woning aanwezig.
Ondanks het feit dat [voornaam slachtoffer02] hierover niet eerder heeft gesproken en pas na het incident met [voornaam slachtoffer01] hierover voor het eerst heeft verklaard acht de rechtbank ook deze verklaring van [voornaam slachtoffer02] geloofwaardig.
Vooropgesteld wordt dat het feit dat het enkele feit dat [voornaam slachtoffer02] pas twee jaar later melding heeft maakt van het seksueel misbruik op zich niet aan de betrouwbaarheid van diens verklaring af hoeft te doen. Het gebeurt immers niet zelden dat aangevers van seksueel misbruik daar pas veel later melding van maken, bijvoorbeeld uit schaamte of vanwege hun jonge leeftijd.
Verder heeft [voornaam slachtoffer02] , net als [voornaam slachtoffer01] , gedetailleerd en consistent verklaard over het tenlastegelegde seksueel misbruik, terwijl de rechtbank ook opvallende gelijkenissen in beide aangiftes ziet ten aanzien van de handelswijze van de verdachte.
De verdachte is in beide gevallen de trainer geweest van de aangevers en het misbruik heeft bij beide aangevers plaatsgevonden in hun tienerjaren, terwijl de verdachte veel ouder was. Voorts is het misbruik ten aanzien van beide aangevers begonnen met aanrakingen in de woning waarin zij verbleven op het moment dat niemand thuis was. In beide gevallen is het misbruik op het tweede moment begonnen met voorafgaande appjes van de verdachte waarin hij hen vraagt, of liever sommeert, om naar hem toe te komen. De verdachte heeft in beide gevallen de aangevers vervolgens onverhoeds naar zich toe getrokken waarna hij seksuele handelingen met hen verrichtte.
Dat deze handeling ook tegen hun zin hebben plaatsgevonden volgt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen uit de aangiftes van beiden, die elkaar voor wat betreft de modus operandi ondersteunen, maar ook uit het feit dat in beide gevallen sprake was van een gezagsverhouding en een groot leeftijdsverschil waardoor het zeer moeilijk was voor de aangevers daaraan weerstand te bieden.
In het geval van [voornaam slachtoffer01] speelt daarbij ook nog mee dat hij toen nog maar 15 jaar oud was, zich in een vreemd land bevond en dat de verdachte hem net daarvoor had gezegd te zullen stoppen met hem te coachen, iets wat een ongelofelijke druk op [voornaam slachtoffer01] moet hebben gelegd om aan het gedrag van de verdachte in eerste instantie geen directe weerstand te bieden.
Omdat de verklaringen van beide aangevers elkaar over en weer ondersteunen en de verklaring van [voornaam01] aan de betrouwbaarheid van beide verklaringen bijdraagt acht de rechtbank deze verklaringen in onderling verband en samenhang beschouwd geloofwaardig en zal zij deze gebruiken voor het bewijs.
4.1.1.
Conclusie
Het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
primair
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 11 oktober 2021 tot en met
19 oktober 2021 te Dordrecht, door feitelijkheden
een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2006),
heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit :
- zoenen in de hals en
- betasten van en wrijven over de ontblote penis van die [slachtoffer01] en
- aftrekken van de penis van die [slachtoffer01] en
- nemen en houden van de penis van die [slachtoffer01] in zijn, verdachtes, mond,
de feitelijkheden hebben bestaan uit het
- psychisch overwicht dat hij, verdachte, als zijnde de trainer van die [slachtoffer01] , op die [slachtoffer01] had en
- aanwenden van zijn aanzien en gezag jegens die [slachtoffer01] , waardoor hij hem zijn wil heeft opgedrongen en hem aan zijn wil heeft onderworpen en
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 29 augustus 2019 tot en met
29 april 2021 te Dommelen, door feitelijkheden,
[slachtoffer02] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
betasten vandebillen - brengen van zijn, verdachtes, vinger in de anus van die [slachtoffer02] en
- betasten van de ontblotepenis van die [slachtoffer02] en
- aftrekken van de penis van die [slachtoffer02] en
- nemen en/of houden van de penis van die [slachtoffer02] in zijn, verdachtes, mond en/of
- laten nemen en houden van de penis van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer02] en
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer02] te brengen
welke feitelijkheden hebben bestaan uit het
- psychisch overwicht dat hij, verdachte, als zijnde de trainer van die [slachtoffer02] , op die [slachtoffer02] had en
- feit dat er sprake was van een afhankelijkheids- en machtsrelatie en
- feit dat er sprake was van een geestelijk en een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer02] en aldus voor die [slachtoffer02] een bedreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1 primair:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
feit 2:
verkrachting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft als toptrainer in de kunstrolschaatssport seksueel misbruik gemaakt van twee van de aan zijn begeleiding toevertrouwde leerlingen. Hij heeft daarbij niet alleen gebruik gemaakt van zijn leeftijdsoverwicht, maar ook op schaamteloze wijze zijn gezag van trainer hiervoor misbruikt.
[voornaam slachtoffer01] en [voornaam slachtoffer02] hebben er op mogen vertrouwen dat de verdachte hen op professionele wijze vooruit zou brengen in hun internationale sportcarrière en ook hun ouders hebben er op moeten en kunnen vertrouwen dat hun zoons bij de verdachte veilig zouden zijn.
Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van zedendelicten daarvan ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat hiervan in het onderhavige geval ook sprake is, blijkt uit de namens [voornaam slachtoffer01] en door [voornaam slachtoffer02] zelf voorgedragen slachtofferverklaringen ter terechtzitting en de toelichting op de vorderingen van de slachtoffers als benadeelde partijen.
De verdachte heeft zich op de momenten dat het misbruik plaatsvond alleen bekommerd om zijn eigen lustgevoelens en daarmee - mogelijk blijvende - emotionele schade aangericht aan twee jonge jongens. Bij [voornaam slachtoffer02] is bovendien sprake geweest van het meermalen seksueel binnendringen van zijn lichaam, zonder condoom terwijl verdachte nota bene seropositief is. Hiermee heeft hij zijn slachtoffer nog eens extra in gevaar gebracht, iets waaraan de verdachte zich evenmin iets gelegen heeft laten liggen.
Beide slachtoffers hebben verklaard dat dit hun eerste seksuele ervaring is geweest. De verdachte heeft daardoor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden en heeft daarbij misbruik gemaakt van het feit dat de slachtoffers zich in een van hem afhankelijke positie bevonden en weinig weerbaar waren.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een blanco uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 januari 2023.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. Voorts ziet de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie geen meerwaarde in de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Het toezicht op de naleving van deze voorwaarden wordt bemoeilijkt door het feit dat de verdachte na het uitzitten van de gevangenisstraf zal terugkeren naar Italië.
Verdachte heeft de feiten gepleegd in de context van de uitoefening van zijn beroep als sporttrainer/-coach. Die hoedanigheid heeft hem ook de mogelijkheid gegeven om het seksuele misbruik uit te voeren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een beroepsverbod geboden is en zal de verdachte daarom ontzetten van zijn recht tot het uitoefenen van een beroep als sporttrainer/-coach voor de duur van vijf jaren. De rechtbank beoogt hiermee een duidelijk signaal af te geven dat iemand die zich aan dit soort strafbare feiten schuldig maakt niet thuis hoort in de sportwereld.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.103,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 8.500,00 aan immateriële schade. Voorts vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 5.000,00 aan nader te onderbouwen schade.
Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer02] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert aan materiële schade primair een vergoeding van € 1.151,68 en subsidiair een vergoeding van € 1.112,08. Voorts vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 12.500,00 aan immateriële schade en € 5.000,00 aan nader te onderbouwen schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen van beide benadeelde partijen zijn voldoende onderbouwd en dienen te worden toegewezen, behoudens de post “nader te onderbouwen schade”. Ten aanzien van die post dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen. De vorderingen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen gelet op de bepleite vrijspraak.
De raadsman heeft zich op het subsidiaire standpunt gesteld dat beide vorderingen dienen te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, omdat de vorderingen niet of onvoldoende zijn onderbouwd. Daartoe is aangevoerd dat uit niets is gebleken dat de benadeelde partijen daadwerkelijk schade hebben geleden door het gestelde seksueel misbruik. Voorts houden de gevorderde reiskosten van de moeder van [slachtoffer01] geen rechtstreeks verband met het gestelde misbruik en de schade.
8.3.
Beoordeling
[slachtoffer01]
De benadeelde partij zal ten aanzien van de materiële schade in de vordering nietontvankelijk worden verklaard, nu die vordering onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij vordert kort gezegd een vergoeding van reis- en hotelkosten die door zijn moeder nadien zijn gemaakt, omdat zij met hem is meegereisd naar trainingskampen en wedstrijden terwijl normaliter de verdachte zou zijn meegegaan. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan of er na het bewezenverklaarde feit meer kosten zijn gemaakt dan voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit. Zo is het al niet bekend of en, zo ja, hoeveel de verdachte werd betaald voor het meereizen met de benadeelde partij.
De benadeelde partij wordt ten aanzien van deze vordering alsmede ten aanzien van de post “nader te onderbouwen schade” niet-ontvankelijk verklaard. Deze vorderingen kunnen bij de civiele rechter worden ingediend.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Ook dit onderdeel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 oktober 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
[slachtoffer02]
De benadeelde partij zal ten aanzien van de materiële schade in de vordering nietontvankelijk worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij vordert onder meer kort gezegd een vergoeding van kosten die de benadeelde partij
zalgaan maken in verband met een behandeling door een sportpsycholoog. De rechtbank is van oordeel dat thans onvoldoende vaststaat of en, zo ja, welke kosten dan zullen worden gemaakt.
Ten aanzien van die post “nader te onderbouwen schade” zal de benadeelde partij voorts niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer01] een schadevergoeding betalen van
€ 5.000,00, en aan de benadeelde partij [slachtoffer02] een schadevergoeding van
€ 7.500,00, beide vorderingen vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 28, 31, 36f, 57, 60, 60a, 242, 246 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzet de verdachte van zijn recht tot het uitoefenen van het beroep van sporttrainer/-coach voor de duur van
5 (vijf) jaren.
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer01], te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer01]te betalen
€ 5.000,00(hoofdsom
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer02], te betalen een bedrag van
€ 7.500,00 (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer02]te betalen
€ 7.500,00(
hoofdsom zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
72 (tweeënzeventig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Freese, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij op meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 oktober 2021 tot en met
19 oktober 2021 te Dordrecht, in elk geval in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
zijn pupil, althans een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2006),
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (meermalen):
- kussen/zoenen in de nek/hals en/of
- betasten van en/of wrijven over de (ontblote) penis van die [slachtoffer01] en/of
- ( vervolgens) aftrekken van de penis van die [slachtoffer01] en/of
- ( vervolgens) nemen en/of houden van de penis van die [slachtoffer01] in zijn, verdachtes, mond,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- psychisch en/of fysiek overwicht dat hij, verdachte, als zijnde de trainer van die [slachtoffer01] , op die [slachtoffer01] had en/of
- aanwenden van zijn aanzien en gezag jegens die Cionif,
waardoor hij hem zijn wil heeft opgedrongen en/of hem aan zijn wil heeft onderworpen en/of de wil van hem heeft gemanipuleerd en/of
- feit dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- feit dat er sprake was van een lichamelijk en/of een geestelijk en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer01] en/of aldus voor die [slachtoffer01] een bedreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair
hij op meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 oktober 2021 tot en met
19 oktober 2021 te Dordrecht, in elk geval in Nederland,
met zijn minderjarige pupil [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2006), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
te weten meermalen:
- kussen/zoenen in de nek/hals en/of
- betasten van en/of wrijven over de (ontblote) penis van die [slachtoffer01] en/of
- ( vervolgens) aftrekken van de penis van die [slachtoffer01] en/of
- ( vervolgens) nemen en/of houden van de penis van die [slachtoffer01] in zijn, verdachtes, mond;
2.
hij op meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 augustus 2019 tot en met
29 april 2021 te Dommelen, in elk geval in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer02] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- betasten van en/of wrijven over de (met kleding bedekte) billen en/of
- ( vervolgens) brengen en/of vervolgens houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de anus van die [slachtoffer02] en/of
- ( vervolgens) betasten van en/of wrijven over de (ontblote) penis van die [slachtoffer02] en/of
- ( vervolgens) aftrekken van de penis van die [slachtoffer02] en/of
- ( vervolgens) nemen en/of houden van de penis van die [slachtoffer02] in zijn, verdachtes, mond en/of
- ( vervolgens) laten nemen en/of houden van de penis van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer02] en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer02] te brengen en/of te houden en/of (vervolgens) heen en weer te bewegen
welk geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- psychisch en/of fysiek overwicht dat hij, verdachte, als zijnde de trainer van die
[slachtoffer02] , op die [slachtoffer02] had en/of
- aanwenden van zijn aanzien en gezag jegens die [slachtoffer02] , waardoor hij hem zijn wil heeft opgedrongen en/of hem aan zijn wil heeft onderworpen en/of de wil van hem heeft gemanipuleerd en/of
- feit dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- feit dat er sprake was van een lichamelijk en/of een geestelijk en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer02] en/of aldus voor die [slachtoffer02] een bedreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan.