ECLI:NL:RBROT:2023:2757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
653372
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over straat- en contactverbod en nakomingsvordering na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de man in kort geding een straat- en contactverbod tegen de vrouw, alsook een veroordeling tot medewerking aan de levering van de woning en aandelen zoals vastgelegd in hun echtscheidingsconvenant. De man stelde dat de vrouw zich ongewenst gedroeg door hem te stalken en herhaaldelijk contact met hem op te nemen, wat leidde tot angst en overlast. De vrouw betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat er geen sprake was van stalkgedrag, maar dat hun communicatie over het algemeen goed verliep. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man onvoldoende feiten had aangedragen om de gevraagde inbreuken op de rechten van de vrouw te rechtvaardigen. Het gevorderde straat- en contactverbod werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de vrouw zich stelselmatig ongewenst bij de woning of onderneming van de man bevond. De rechter benadrukte dat de man zijn verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant diende na te komen om verdere conflicten te voorkomen. In reconventie vorderde de vrouw dat de man zijn medewerking zou verlenen aan de levering van de woning en aandelen, maar ook deze vordering werd afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen dringende noodzaak was voor de gevraagde voorzieningen en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653372 / KG ZA 23-150
Vonnis in kort geding van 29 maart 2023
in de zaak van
[man01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.A. Ray te Rotterdam,
tegen
[vrouw01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F. Borger van der Burg te Den Haag.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 maart 2023, met producties 1 en 2;
  • de conclusie van antwoord met een eis in reconventie met producties 1 tot en met 8;
  • de mondelinge behandeling van 15 maart 2023;
  • de pleitaantekeningen van de vrouw.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn op 15 oktober 2005 met elkaar gehuwd.
2.2.
De relatie tussen de man en de vrouw is op 27 november 2017 verbroken, waarna de man de voormalige echtelijke woning heeft verlaten.
2.3.
Bij beschikking van 2 juli 2019 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 23 oktober 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
Op 22 en 23 oktober 2020 hebben de vrouw, respectievelijk de man, een echtscheidingsconvenant ondertekend. De inhoud daarvan luidt - voor zover van belang - als volgt:
“(…)
2.3
In het kader van de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap komen partijen overeen dat het in art. 2.1 genoemde recht van erfpacht, vrij van iedere hypothecaire schuld, voor de daaraan volgens het taxatierapport van makelaar [naam01] en [naam02] toegekende waarde van € 410.000 aan de vrouw wordt toebedeeld waarbij partijen de ING-bank zullen verzoeken om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor wat betreft de hypothecaire geldlening te ontslaan. De man zal de aan dit recht van erfpacht verbonden aflossingsvrije hypothecaire geldlening, afgesloten bij de ING bank onder hypotheeknummer [nummer01] voor een bedrag van € 350.000, met uitzondering van de vrouw als eigen schuld voldoen en neemt de verplichting op zich om deze lening volledig af te lossen.
(…)
2.6
Partijen geven hierbij opdracht aan notaris mr. H. Jansen van mr H Jansen notariskantoor te Maassluis of diens plaatsvervanger om, zo mogelijk binnen 2 weken na ondertekening van dit echtscheidingsconvenant, of zoveel eerder als mogelijk, een notariële akte te verlijden waarbij het in art. 2.1 genoemde erfpachtsrecht goederenrechtelijk aan de vrouw geleverd wordt. De kosten van deze akte en de verdere kosten verbonden aan de inschrijving zullen partijen gelijkelijk dragen.
(…)
3.7
Tot de gemeenschap van goederen behoren alle aandelen in de besloten vennootschap [vennootschap01] . (KVK nr. [KvK nr01] ) en de aandelen [bedrijf01] (KVK nr. [KvK nr02] ), (beiden gevestigd te ( [postcode02] ) Honselersdijk aan de [adres03] . De aandelen in [vennootschap01] en [bedrijf01] worden toegedeeld aan de man. Partijen hebben zich terzake de (fiscale) gevolgen van de overdracht van de aandelen aan de man laten adviseren door de heer [naam03] van C&B More B.V., gevestigd te ( [postcode03] ) Rotterdam [adres01] .
(…)
3.9
Partijen geven hierbij opdracht aan notaris mr. H. Jansen van mr. H Jansen notariskantoor te Maassluis of diens plaatsvervanger om binnen twee weken na ondertekening van dit echtscheidingsconvenant een notariële akte te verlijden waarbij de aandelen in de besloten vennootschap [vennootschap01] en [bedrijf01] , aan de man geleverd worden. De kosten van deze akte zijn voor rekening van beide partijen, ieder voor de helft.
3.1
Ieder der partijen verklaart hierbij onherroepelijk volmacht te verlenen aan notaris mr. H. Jansen van mr. H. Jansen notariskantoor te Maassluis en aan ieder van de medewerkers, ten tijde van de gebruikmaking van de volmacht werkzaam op diens kantoor, zowel aan hen tezamen als aan ieder van hen afzonderlijk, om namens ieder der partijen de akte waarin de aandelen van de besloten vennootschap worden geleverd aan de man te ondertekenen, de hiervoor benodigde stukken te doen opmaken en te tekenen, woonplaats te kiezen en verder al datgene te verrichten wat de gevolmachtigde raadzaam zal oordelen, een en ander met de macht van in-de-plaats-stelling om te bewerkstelligen dat voormelde aandelen goederenrechtelijk worden geleverd aan de man hetgeen eerst zal geschieden nadat er een pandrecht op de aandelen van (…) wordt gevestigd voor een bedrag van € 1.141.629 ten titel van zekerheid voor de nakoming van de n artikel 3.12, 3.13 en 3.14 genoemde betalingsverplichtingen.
(…)”

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te verbieden zich te bevinden:
A. in de straat waarin de man en zijn gezin wonen/hun gewone verblijfplaats hebben, te weten te Honselersdijk ( [postcode02] ) aan de [adres03] ;
B. in de straat van de onderneming van de man te weten te Maasdijk ( [postcode01] ) [adres02] ;
II. de vrouw te verbieden de man dan wel werknemers van de onderneming van de man, dan wel leveranciers of klanten van de onderneming van de man, hetzij persoonlijk, hetzij telefonisch, dan wel op enige andere wijze, hetzij persoonlijk hetzij schriftelijk, hetzij via internet, te benaderen;
III. met machtiging aan de man een overtreding van de onder I en II verzochte verboden te kunnen beëindigen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
IV. bovenstaande met de bepaling dat per gepleegde overtreding van het vonnis door de vrouw een dwangsom van EUR. 1.000,00 verschuldigd zal zijn aan de man met een maximum van EUR. 75.000,00 althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
V. de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de vrouw, sinds het uiteengaan van partijen, onwenselijk gedrag vertoont jegens de man en zijn gezin. De vrouw blijft de man herhaaldelijk bestoken met e-mails en telefoontjes en komt geregeld, ongewenst, langs bij de woning van de man. Het gedrag van de vrouw neemt zodanige vormen aan dat de man zich genoodzaakt heeft gezien bij de politie melding te maken van stalking. De vrouw handelt onrechtmatig jegens de man door herhaaldelijk ernstige inbreuk te maken op de privacy van de man en hem angst aan te jagen. De man heeft om die reden een spoedeisend belang bij het verzochte straat- en contactverbod.
3.3.
De vrouw voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen van de man, met veroordeling van de man in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vrouw betwist dat er sprake is van stalkgedrag en/of het veroorzaken van hinder of overlast. Er vindt regelmatig contact plaats tussen de vrouw en de man dat over het algemeen goed en probleemloos verloopt. Wanneer het gaat over de financiële afwikkeling van de echtscheiding, verloopt dit contact wat moeizamer.
4. Het geschil in reconventie
4.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te veroordelen om binnen zes weken na het betekenen van het vonnis, zijn medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de vrouw zoals overeengekomen in artikel 2.3 en 2.6 van het echtscheidingsconvenant, aan het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw voor wat betreft de hypothecaire geldlening dan wel zijn medewerking aan de aflossing ervan conform de afspraak gemaakt in artikel 2.3 van het echtscheidingsconvenant en aan de levering van de aandelen genoemd in artikel 3.7 en 3.9 van het echtscheidingsconvenant aan de man, bij gebreke waarvan de man een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag, althans een door de Voorzieningenrechter te bepalen dwangsom verbeurt.
II. de man te veroordelen om aan de vrouw tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente, voor zover mogelijk, indien deze kosten niet zijn voldaan binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis.
4.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de man diverse afspraken die zijn opgenomen in het convenant niet nakomt. Over al die afspraken moet de vrouw de man benaderen. Zij wil niets liever dan financieel loskomen van de man, maar daarvoor moet de man wel zijn medewerking verlenen aan de financiële afwikkeling van de echtscheiding.
4.3.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde. Hij voert aan dat de vorderingen van de vrouw overbodig zijn, omdat partijen in het convenant al een opdracht c.q. volmacht aan de notaris hebben gegeven. De woning is in juridische zin al toebedeeld aan de vrouw. Daarnaast is overeengekomen dat de man de hypotheeklasten betaalt en de vrouw vrijwaart. De man betaalt weliswaar soms te laat, maar houdt zich verder wel aan de afspraken. Ten aanzien van de levering van de aandelen aan de man geldt nog dat sprake is van fiscale consequenties die goed geregeld moeten worden. de man betwist ten slotte het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Voor niet-ontvankelijkheid zijn gronden gesteld noch onderbouwd zodat dit verweer wordt verworpen. Het spoedeisend belang volgt in beginsel uit de aard van de vorderingen. Of de vorderingen inhoudelijk toewijsbaar zijn, wordt hierna beoordeeld.
5.2.
Een straat- of gebiedsverbod, en, als afgeleide daarvan, een contactverbod, vormen een inbreuk op het aan eenieder toekomend recht om zich vrijelijk te bewegen en te uiten. Voor het toewijzen van zulke ingrijpende maatregelen moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
5.3.
Met betrekking tot het gevorderde straatverbod wordt als volgt overwogen. Om een straatverbod te rechtvaardigen moet, ten eerste, aannemelijk zijn dat de vrouw zich stelselmatig bevindt bij en begeeft naar het woonadres en zaakadres van de man. De man heeft slechts zeer summier gesteld dat de vrouw geregeld ongewenst bij zijn woning en bij zijn onderneming langskomt. De man heeft echter op geen enkele wijze gesteld en onderbouwd dat, wanneer, en daarmee hoe vaak, de vrouw bij zijn woning of onderneming is geweest. Dat de vrouw heeft erkend dat zij wel eens in de onderneming van de man is geweest, leidt, bij gebrek aan verduidelijking en onderbouwing van de (mogelijke) overlast die de man daarvan stelt te ondervinden, niet tot toewijzing van de vordering leiden. De vrouw stelt namelijk dat zij de onderneming van de man steeds met diens toestemming, en zelfs op diens uitnodiging, heeft bezocht. De man heeft dit tijdens de mondelinge behandeling onbetwist gelaten.
Dat leidt tot het oordeel dat niet is gebleken van (in hoge mate aannemelijke) feiten en omstandigheden die de gevorderde inbreuk op het recht van de vrouw om zich vrij te bewegen rechtvaardigen. Het gevorderde straatverbod wordt daarom afgewezen.
5.4.
Bij de beoordeling van het gevorderde contactverbod geldt als uitgangspunt dat het tegen diens wil blijven benaderen van een ander jegens die ander een onrechtmatige daad kan opleveren. In kort geding kan een voorziening worden gevorderd om tot beëindiging van die situatie te komen. Ter onderbouwing van het gestelde onrechtmatig handelen van de vrouw stelt de man dat de vrouw hem herhaaldelijk bestookt met e-mails en telefoontjes en dat zij werknemers van zijn onderneming benadert. Ook ten aanzien hiervan geldt dat de man zijn stellingen niet heeft onderbouwd en aldus niet duidelijk maakt dat sprake is van onrechtmatig gedrag (dat hem angst aanjaagt). Dat er tussen partijen regelmatig contact is (geweest) doet daar niet aan af. De vrouw heeft een groot aantal WhatsApp-berichten in het geding gebracht waaruit wordt afgeleid dat partijen juist goed contact met elkaar onderhouden, althans tot voor kort onderhielden. In de van de man afkomstige WhatsApp-berichten vraagt hij de vrouw zelfs meermaals of zij met hem wil eten en informeert hij bij de vrouw naar privézaken, zoals naar haar nieuwe auto. Slechts uit één door de vrouw als overgelegd WhatsApp-gesprek (productie 8) volgt dat de man min of meer geïrriteerd reageert zodra de vrouw hem aanspreekt over geldkwesties en (de levering van) de woning. Dat is echter onvoldoende voor het oordeel dat de vrouw de man herhaaldelijk op onrechtmatige wijze benadert. De voorzieningenrechter voegt daar wel aan toe dat het tijd wordt dat de man de in het convenant opgenomen afspraken nakomt. Naar het zich laat aanzien kan dat tot de door hem gewenste rust leiden. Het gevorderde contactverbod wordt daarom eveneens afgewezen.
5.5.
In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Ten aanzien van de levering van de woning aan de vrouw geldt dat partijen in het echtscheidingsconvenant reeds een onherroepelijke volmacht aan de notaris hebben verleend om namens hen de akte, waarin het recht van erfpacht wordt toegedeeld aan de vrouw, te ondertekenen en verder al datgene te verrichten dat nodig is om te bewerkstelligen dat het erfpachtsrecht (en daarmee de woning) goederenrechtelijk aan de vrouw wordt geleverd. De vrouw stelt, pas ter zitting en desgevraagd, dat het convenant voor de notaris onvoldoende is, maar zij heeft dat niet onderbouwd. Daarnaast valt niet in te zien dat de vrouw een, en welk, spoedeisend belang heeft bij een veroordeling van de man om mee te werken aan voornoemde levering.
6.2.
Voorts is in artikel 2.3 van het convenant weliswaar bepaald dat partijen de bank zullen verzoeken om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor wat betreft de hypothecaire geldlening te ontslaan, maar in artikel 2.5 zijn partijen overeenkomen dat, óók in het geval de vrouw niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen, de man verplicht wordt om de hypothecaire geldlening - met uitzondering van de vrouw - als eigen schuld te dragen en te zullen blijven dragen, onder vrijwaring van de vrouw voor enige hieruit voortvloeiende aanspraken. Uit de door de vrouw overgelegde brieven van de hypotheekverstrekker volgt dat de man de maandelijkse hypotheeklasten niet altijd stipt op tijd voldoet, maar de vrouw stelt noch onderbouwt dat dit voor haar tot een (financieel) problematische situatie heeft geleid. Gelet op de hiervoor genoemde vrijwaring ligt dat ook niet voor de hand. Gelet op het vorenstaande is van een dringende noodzaak om op dit punt thans een voorziening te treffen niet gebleken.
6.3.
Voor de levering van de aandelen aan de man hebben partijen in het convenant eveneens een onherroepelijke volmacht aan de notaris verleend. Nu nergens uit blijkt dat de notaris op dit punt met het convenant niet uit de voeten kan, de vrouw niet betwist dat de fiscale consequenties (eerst) duidelijk moeten zijn, en over het spoedeisend belang bij het gevorderde niets gesteld is, wordt ook deze vordering afgewezen.
6.4.
In reconventie ziet de voorzieningenrechter in de omstandigheid dat partijen met elkaar een affectieve relatie hebben gehad eveneens aanleiding om de proceskosten te compenseren.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af;
7.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
7.3.
wijst de vorderingen af;
7.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.3535/2009