ECLI:NL:RBROT:2023:2751

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10/254422-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor opzettelijk brand stichten en wederspannigheid met lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1962, die op 4 oktober 2022 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning. De verdachte heeft open vuur in aanraking gebracht met papier, waardoor brand is ontstaan en gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was. Daarnaast heeft hij zich op dezelfde dag in Capelle aan den IJssel met geweld verzet tegen ambtenaren van de politie, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel bij een van hen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychische stoornis, en de noodzaak van behandeling. De verdachte is veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €300 aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en opname in een forensische GGZ-instelling, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/254422-22
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1962,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC),
raadsman mr. J. Gravesteijn, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 4 oktober 2022 te Rotterdam
opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres02] ) door open vuur in aanraking te brengen met papier, ten gevolge waarvan in de woning brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning en een of meer nabijgelegen woningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de nabijgelegen woning(en) aanwezige personen te duchten was;
2.
hij op 4 oktober 2022 te Capelle aan den IJssel,
zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [slachtoffer01] , hoofdagent politie Eenheid Rotterdam en [slachtoffer02] , aspirant politie Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter bewaking van verdachte tijdens een controle in het ziekenhuis en ter vervoer van verdachte, door:
- die [slachtoffer01] en [slachtoffer02] (onder andere) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik sla jullie de kanker in, niemand houdt mij tegen" en "Kankerpolitie, ik maak jullie dood" en "Ik wil dood. Als mijn boeien straks los zijn, pak ik de eerste bij zijn strot", en
- zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer01] heen te slaan en te houden, als gevolg waarvan die [slachtoffer01] op de grond viel, en met kracht de nek en de kaak van die [slachtoffer01] vast te grijpen en te houden, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten rode striemen en een verdikking in de nek bij die [slachtoffer01] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2.
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich midden in de nacht schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting in zijn (flat)woning. Hij heeft papier aangestoken in de slaapkamer, de badkamer en de keuken en op die manier op meerdere plekken in de woning brand gesticht.
Om de brand sneller te laten uitbreiden heeft de verdachte op verschillende plekken in de woning proppen papier achtergelaten. Verder heeft verdachte de rookmelder opzettelijk verwijderd. Het handelen van de verdachte heeft een zeer gevaarlijke situatie opgeleverd, voor goederen maar zeker ook voor omwonenden. Brandstichting kan leiden tot oncontroleerbare en snel uit de hand lopende situaties. Dit is bij uitstek het geval in een flatgebouw met woningen naast, onder en boven elkaar. Dit soort feiten roepen dan ook doorgaans gevoelens van angst en onveiligheid op bij omwonenden en hebben maatschappelijke onrust tot gevolg. Dat dit ook nu het geval is geweest blijkt uit reacties van omwonenden bij het door de politie uitgevoerde buurtonderzoek.
Verder heeft de verdachte zich gekeerd tegen opsporingsambtenaren, door hen zowel verbaal als fysiek agressief te bejegenen. Dit gedrag van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor de opsporingsambtenaren, die hun beveiligings- en handhavingswerk doen in het algemeen belang. Zij behoren van dergelijk gedrag verschoond te blijven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Omdat dit echter al langer dan vijf jaar geleden is, houdt de rechtbank hiermee geen rekening bij de strafoplegging.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater dr. [psychiater01] en psycholoog drs. [psycholoog01] hebben beiden over de verdachte gerapporteerd, respectievelijk op 27 december 2022 en 30 december 2022. Hun rapportages houden onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis (met name uitend via paranoïde wanen en daaraan gerelateerde gedragsproblematiek) en een stoornis in het gebruik van benzodiazepines, cocaïne en cannabis. Volgens beide deskundigen leed de verdachte ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aan voornoemde stoornissen en de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte werden hierdoor beïnvloed. Verdachte voelde zich door zijn paranoïde psychotisch toestandsbeeld in het nauw gedreven, waardoor hij tot zijn wanhoopsdaad kwam. Hij was nog wel in staat om zijn gedrag in enige mate sturen (drs. [psycholoog01] zegt hierover ‘in verminderde staat’) en hij ontkent hallucinaties.
Beide deskundigen adviseren om de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten.
Beide deskundigen schatten het risico op recidive van geweldsdelicten en grensoverschrijdend gedrag, zolang verdachte onbehandeld en onbegeleid is, als hoog in. Om het recidiverisico zo veel mogelijk te beperken is het van groot belang dat verdachte behandeling ondergaat, waarbinnen primair aandacht besteed wordt aan een zo optimaal mogelijke instelling van anti-psychotische medicatie. Daarnaast dient verdachte gestructureerd te worden in zijn gebruik van benzodiazepines en dient te worden ingezet op een blijvend behoud van abstinentie van drugs.
Beide deskundigen hebben geadviseerd om verdachte in eerste instantie klinisch te behandelen in een forensisch-psychiatrische setting met een voldoende stevige structuur. Op termijn zou de behandeling ambulant voortgezet kunnen worden. Tevens adviseren zij om verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen, zodat er kan worden toegezien op het naleven van de voorwaarden.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
27 december 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering sluit zich aan bij de bevindingen van de hiervoor genoemde deskundigen. Voortvloeiend uit de aanwezige psychiatrische problematiek zijn er op meerdere leefgebieden problemen. Verdachte heeft geen werk, geen sociaal netwerk en eerdere interventies (zowel klinisch als ambulant) hebben niet geleid tot verbetering van het psychosociaal functioneren, mede door het gebrek aan probleeminzicht c.q. ziekte-inzicht.
Het risico op recidive wordt als gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling (forensische GGZ instelling aansluitend op detentie), (daarop aansluitende) ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en een inspanningsverplichting tot het hebben en houden van een zinvolle structurele dagbesteding. Daarnaast adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht, nu de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu voornoemde conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de psychiater, de psycholoog en de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank mag de verdachte niet nu al, op voorhand, verplichten – bij een verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld – tot een eventuele toekomstige korte klinische opname. Indien op een later moment volgens de reclassering die noodzaak zich voordoet, bestaat er voor de officier van justitie de mogelijkheid om een vordering wijziging van de voorwaarden in te dienen bij de rechtbank.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een klinische opname in een zorginstelling, (daarop aansluitende) ambulante behandelverplichting en verblijf in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, het meewerken aan middelencontrole en dagbesteding en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd en door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 157 en 181 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na uitnodiging melden bij een nader aan te wijzen reclasseringsinstelling. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten opnemen in een forensische GGZ instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde zal zich na afloop van de klinische behandeling ambulant laten behandelen door een nader te bepalen forensische GGZ instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
4. de veroordeelde zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. de veroordeelde heeft tijdens zijn verblijf in de beschermde woonvorm een i nspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van een passende, zinvolle structurele dagbesteding.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer01] ,te betalen een bedrag van
€ 300,00 (zegge: driehonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer01]te betalen
€ 300,00(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 300,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
6 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 oktober 2022 te Rotterdam
opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres02] ) door open vuur in aanraking te brengen met papier en/of met een brandbare stof, ten gevolge waarvan de slaapkamer en/of de keuken in de woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning en/of een of meer nabijgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de nabijgelegen woning(en) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 4 oktober 2022 te Capelle aan den IJssel,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [slachtoffer01] , hoofdagent politie Eenheid Rotterdam en/of [slachtoffer02] , aspirant politie Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of ter begeleiding/bewaking van verdachte tijdens een controle in het ziekenhuis en/of ter vervoer en/of insluiting van verdachte, door:
- die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] (onder andere) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik sla jullie de kanker in, niemand houdt mij tegen" en/of "Kankerpolitie, ik maak jullie dood" en/of "Ik wil dood. Als mijn boeien straks los zijn, pak ik de eerste bij zijn strot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer01] heen te slaan en/of te houden, als gevolg waarvan die [slachtoffer01] op de grond viel, en/of met kracht de nek en/of de kaak van die [slachtoffer01] vast te grijpen en/of te houden, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten rode striemen en/of een verdikking in de nek en/of een blauwe plek op de rechterwang en/of de kaak bij die [slachtoffer01] ten gevolge heeft gehad.
( art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )