ECLI:NL:RBROT:2023:2750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10/027526-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onvoorzichtig rijgedrag met ernstige gevolgen voor fietser

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan onvoorzichtig rijgedrag, resulterend in een ernstig verkeersongeval. De verdachte, geboren in 2000, reed op 7 augustus 2021 met een bedrijfsauto achteruit op de Verlengde Nieuwstraat te Rotterdam. Tijdens deze manoeuvre, die hij met een te hoge snelheid uitvoerde, heeft hij een fietser aangereden, wat leidde tot zeer ernstig en blijvend letsel bij het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had opgelet en niet had voldaan aan de verkeersregels die hem verplichtten om andere weggebruikers voorrang te geven. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden geëist. De rechtbank legde deze straf op, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn afhankelijkheid van zijn rijbewijs voor zijn toekomstige werk als beveiliger. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, dat blijvende schade heeft opgelopen door het ongeval. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij onvoorzichtig heeft gereden en een ander ernstig letsel heeft toegebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/027526-22
Datum uitspraak: 7 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsman mr. P.B. Spaargaren, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij als bestuurder van een bedrijfsauto een aanrijding heeft veroorzaakt waarbij een fietser (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Hetgeen hem wordt verweten is dat hij bij het maken van een bijzondere verrichting met zijn bedrijfsauto harder dan stapvoets achteruit heeft gereden en het slachtoffer dat achter hem op de fiets aan kwam rijden niet heeft gezien en geen voorrang heeft verleend, terwijl hij haar wel had kunnen zien. Het enkele overtreden van deze twee verkeersregels is onvoldoende om zijn verkeersgedrag aan te kunnen merken als ten minste aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten
De verdachte is op 7 augustus 2023, omstreeks 15:48 uur, betrokken geweest bij een verkeersongeval op de Verlengde Nieuwstraat te Rotterdam, waarbij hij met de door hem bestuurde bedrijfsauto (een bestelbus van de pakketbezorgingsdienst DHL) een fietser, het slachtoffer [slachtoffer01] , heeft aangereden.
De Verlengde Nieuwstraat vormt een verbindingsweg tussen de Keizerstraat en Station Blaak. Het ongeval vond vlakbij de aldaar gelegen kruising plaats. De Verlengde Nieuwstraat bestaat daar uit een rijbaan voor verkeer uit beide richtingen. Aan de rechterzijde van deze weg bevond zich een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
De verdachte verrichtte op deze weg met zijn bedrijfsauto een bijzondere verrichting. Hij reed bij de kruising vanuit (de richting van) de Dominee Jan Scharpstraat over de Verlengde Nieuwstraat achteruit in de richting van de gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Hij reed hierbij met een snelheid die aanzienlijk harder was dan stapvoets. Hij heeft daarbij een fietser, het slachtoffer [slachtoffer01] , niet opgemerkt. Deze fietser reed vanuit tegenovergestelde richting de verdachte tegemoet. Zij moet daarbij voor de verdachte in zijn buitenspiegels en op de achteruitrijcamera in zijn auto duidelijk zichtbaar zijn geweest. De verdachte heeft het slachtoffer niet voor laten gaan. Het slachtoffer week nog uit naar rechts om de aanrijding te voorkomen, maar kon, mede vanwege de snelheid van de auto van de verdachte, deze niet meer ontwijken. De verdachte botste met de achterzijde van zijn auto tegen de voorzijde van de fiets. Het slachtoffer kwam daardoor ten val.
Door dit verkeersongeval heeft het slachtoffer zeer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, onder andere bestaande uit meerdere breuken in de schedelbasis en overige schedelbreuken, meerdere hersenkneuzingen links en een breuk in een rib. Tevens is zij voor de rest van haar leven in haar functioneren volledig afhankelijk van de hulp van anderen.
Is er schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 WVW (feit 1 primair)?
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Ook behoeft een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld op te leveren. Om een aanmerkelijke, dan wel een sterkere mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te kunnen stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
De verdachte bevond zich op en bij een drukke kruising waar zich meerdere verkeersdeelnemers bevonden. Hij reed achteruit en verrichtte aldus een bijzondere verrichting waarbij hij ander verkeer voor diende te laten gaan, voorafgaand en tijdens die verrichting goed op diende te letten en (daarbij) stapvoets behoorde te rijden.
Zoals hiervoor overwogen, reed de verdachte hierbij met een -in de gegeven omstandigheden- te hoge snelheid, die aanzienlijk harder was dan stapvoets. Dit betreft een snelheid die niet past bij die verkeerssituatie en dus onverantwoord is. Deze snelheid was ook zodanig hoog dat het beveiligingsmechanisme van de auto, waarbij piepjes worden afgegeven in geval van (naderend) verkeer of de aanwezigheid van een ander object achter de auto, tekortschiet. De verdachte reed zodanig hard achteruit dat hij, zoals hij op de zitting ook zelf heeft verklaard, pas zeer kort voor de botsing de piepjes hoorde en toen niet meer tijdig kon stoppen.
Het slachtoffer was voor en tijdens het maken van deze bijzondere verrichting duidelijk zichtbaar voor de verdachte. De buitenspiegels van de bedrijfsauto stonden juist afgesteld en het achteruitrijcamerasysteem functioneerde naar behoren. Blijkens de bevindingen van de eenheid Verkeersongevallenanalyse van de politie met betrekking tot de camerabeelden van de aanrijding, was het zicht voor de verdachte vrij. De verdachte heeft verklaard dat hij in zijn rechter buitenspiegel en naar het beeld van de achteruitrijcamera op zijn scherm gekeken heeft, maar het slachtoffer niet heeft gezien. Zoals ook door hem is erkend, had hij haar wel kunnen en moeten zien en heeft hij dus niet goed genoeg gekeken.
Voornoemde gedragingen van de verdachte, in samenhang bezien, zijn naar hun aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte
zeeronvoorzichtig heeft gereden. De verdachte had aanzienlijk anders moeten handelen. Het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval, waarbij bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, is gelet op het voorgaande aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten. Het primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 7 augustus 2021 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, onvoorzichtig te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Verlengde Nieuwstraat,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
- met een te hoge snelheid, in ieder geval harder dan stapvoets, achteruit heeft gereden en een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen is in gaan rijden en
- daarbij een fietser, die achter hem reed en zijn voertuig (inmiddels) dicht genaderd was, niet heeft opgemerkt terwijl die fietser in zijn buitenspiegels en op de achteruitrijcamera in zijn voertuig waarneembaar was en
- de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
die fietser niet heeft laten voorgaan en vervolgens in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, waarbij die fietser ten val is gekomen,
waardoor die fietser, mevrouw [slachtoffer01] , zwaar lichamelijk letsel (meerdere breuken in de schedelbasis en overige schedelbreuken, meerdere hersenkneuzingen links, breuk in een rib) werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich zeer onvoorzichtig te gedragen in het verkeer. Hij is met onder de concrete omstandigheden aanzienlijk te hoge snelheid achteruit gereden en heeft daarbij gedurende enige tijd niet goed opgelet of zich achter hem verkeer bevond dat hij voor moest laten gaan, en heeft daardoor een fietser aangereden. Hij heeft hiermee zeer onverantwoord gehandeld. Hij heeft een heel groot gevaar in het leven geroepen door zo te handelen op een plek waar het druk is en waar iedere weggebruiker rekening moet houden met andere verkeersdeelnemers. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan zeer ernstig en blijvend hersenletsel opgelopen. Zoals naar voren komt uit onder meer de door haar advocaat overgelegde stukken en voorgelezen slachtofferverklaring, heeft dit zeer verstrekkende gevolgen voor haar. Na het ongeval en langdurig verblijf in het ziekenhuis is zij overgeplaatst naar een revalidatiecentrum waar zij tot op 24 maart 2022 heeft verbleven. Zij kampt nog steeds met ernstige beperkingen in haar dagelijks leven (motorische en cognitieve stoornissen, die waarschijnlijk blijvend zijn). Zonder hulp van anderen kan zij niet langer functioneren. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft verklaard dat hij een bepaalde druk voelde omdat er een tegenligger aankwam die hij niet wilde hinderen. Wellicht voelde hij ook druk door de snelheid waarmee pakketjes bezorgd moeten worden. Dit maakt zijn gedrag echter niet minder ernstig. Ook in geval van druk in het werk en in het verkeer moeten de verkeersregels in acht worden genomen en mag er niet ten koste van de veiligheid van derden gehandeld worden. De rechtbank ziet tegelijkertijd dat ook de verdachte het er moeilijk mee heeft, dat hij dit ongeval, dat hij nooit heeft gewild, en de gevolgen ervan heeft veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden. Naast hetgeen hiervoor reeds is benoemd, betreft dit onder meer de omstandigheid dat hij na het ongeval is gestopt met zijn werk als bezorger en nu bezig is met de opleiding beveiliging en voor zijn toekomstige werk als beveiliger afhankelijk is van zijn rijbewijs.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van het feit zijn een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. Daarbij is gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken eerder zijn opgelegd en is verder gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hierin is voor overtreding van artikel 6 WVW waarbij sprake is van ernstige schuld en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar als uitgangspunt opgenomen. De rechtbank ziet reden om hiervan af te wijken gelet op de genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name dat hij voor zijn (toekomstige) baan als beveiliger afhankelijk is van zijn rijbewijs, en ook het tijdsverloop. De rechtbank ziet hierin reden om de rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf dient er ook toe om bij de verdachte het belang van een verantwoorde rijstijl door te laten dringen en aldus te bereiken dat hij niet opnieuw een strafbaar feit zal begaan.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 160 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van drie jaren passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
160 (honderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
ontzegt de verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Freese, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Verlengde Nieuwstraat,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
- met een te hoge snelheid, in ieder geval harder dan stapvoets, en/of zonder richting aan te geven achteruit heeft gereden en een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen is in gaan rijden en/of
- daarbij een fietser, die achter hem reed en zijn voertuig (inmiddels) dicht genaderd was, niet heeft opgemerkt (terwijl die fietser in zijn buitenspiegels en/of op de achteruitrijcamera in zijn voertuig waarneembaar was) en/of
- de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
- ( vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, waarbij die fietser ten val is gekomen,
waardoor die fietser, mevrouw [slachtoffer01] , zwaar lichamelijk letsel (meerdere breuken in de schedelbasis en overige schedelbreuken, meerdere hersenkneuzingen links, breuk in een rib) werd toegebracht of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Verlengde Nieuwstraat, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
- met een te hoge snelheid, in ieder geval harder dan stapvoets, en/of zonder richting aan te geven achteruit heeft gereden en een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen is in gaan rijden en/of
- daarbij een fietser, die achter hem reed en zijn voertuig (inmiddels) dicht genaderd was, niet heeft opgemerkt (terwijl die fietser in zijn buitenspiegels en/of op de achteruitrijcamera in zijn voertuig waarneembaar was) en/of
- de snelheid van zijn motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
- ( vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, waardoor die fietser, mevrouw [slachtoffer01] , ten val is gekomen;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)