ECLI:NL:RBROT:2023:275

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
10/162672-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne en niet-ambtelijke corruptie

In de zaak tegen de verdachte, die op 19 januari 2023 voor de rechtbank Rotterdam stond, werd vrijspraak uitgesproken voor de betrokkenheid bij de invoer van 24,82 kilogram cocaïne en niet-ambtelijke corruptie. De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne en het aannemen van giften in strijd met haar plicht als baliemedewerkster. Tijdens de zittingen werd gekeken naar het bewijs, waaronder tapgesprekken en de omstandigheden rondom de container met cocaïne. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de invoer van cocaïne, maar een veroordeling voor niet-ambtelijke corruptie werd ook niet bewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat de feiten niet voldoende waren onderbouwd met bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de cocaïne of dat zij daadwerkelijk een gift had aangenomen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechters de argumenten van zowel de verdediging als de aanklager in overweging namen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/162672-21
Datum uitspraak: 19 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. W.J. Backer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2022. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 19 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 29 november 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. N.J.P. Coenen en B. Lijnse (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde (zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van de invoer van 24,82 kilogram cocaïne);
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (niet-ambtelijke corruptie) en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van 24,82 kilogram cocaïne);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van de invoer van 24,82 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe (feit 2)
4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen van de invoer van 24,82 kilogram cocaïne. De verdachte was op de hoogte van de cocaïne in de container en is de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte]) behulpzaam geweest door hem te informeren over de stand van zaken met betrekking tot deze container.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het strafdossier.
Op 13 oktober 2020 is de container met het nummer [containernummer], welke zich bevond op het terrein van ECT Delta Terminal in Rotterdam, gecontroleerd. De container was afkomstig uit Posorja (Ecuador). In deze container zijn 25 pakketten aangetroffen met daarin in totaal 24,82 kilogram cocaïne.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van tapgesprekken die de verdachte heeft gevoerd met [naam medeverdachte]. Op basis van de tapgesprekken kan worden vastgesteld dat de verdachte op 15 oktober 2020 om 14:08 uur aan [naam medeverdachte] heeft doorgegeven dat “ze er niet staan” en dat “ze gelijk daarna ook weg zijn gegaan”. [naam medeverdachte] heeft op 16 oktober 2020 met een derde persoon besproken dat de douane om 14:00 uur op de stoep stond en dat “hij” om 14:08 uur binnen is gekomen. Op basis van deze tapgesprekken kan worden geconcludeerd dat de verdachte aan [naam medeverdachte] heeft doorgegeven dat de douane is vertrokken.
Op 16 oktober 2020 heeft de verdachte aan [naam medeverdachte] aangegeven dat “ze” een container aan het controleren zijn. Vervolgens heeft de verdachte aan [naam medeverdachte] gevraagd wat het containernummer is, waarop [naam medeverdachte] het containernummer heeft gegeven van de container waarin de cocaïne is aangetroffen.
Deze gesprekken zijn belastend voor de verdachte, te meer omdat de verdachte in het tapgesprek heeft gezegd dat het verdacht zou zijn als zij in de richting van de container zou lopen om te controleren of de container die wordt onderzocht de betreffende container is.
Desondanks is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat deze uitspraken niet voldoende zijn om tot een veroordeling te kunnen komen van de ten laste gelegde voorbereidings- en bevorderingshandelingen. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat de verdachte ten tijde van het uitwisselen van de informatie wetenschap had van de invoer van cocaïne. Het lijkt erop dat de verdachte betrokken was bij een onderneming die geheim moest blijven, maar voor een bewezenverklaring op basis van artikel 10 (en 10a) van de Opiumwet moet komen vast te staan dat de verdachte heeft gehandeld met het opzet om invoer van, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende bewijs. In de (tap)gesprekken is weliswaar sprake van versluierd taalgebruik, maar er worden geen termen gebruikt die specifiek duiden op cocaïne. De omstandigheid dat het in de Rotterdamse haven gebruikelijk is dat cocaïne via reefercontainers (zoals hier het geval) wordt ingevoerd vanuit een Zuid-Amerikaans land, is een duidelijke indicatie, maar op zichzelf onvoldoende voor het bewezen verklaren van wetenschap van cocaïne bij de verdachte. Verder ontbreken concrete aanknopingspunten dat de verdachte met [naam medeverdachte] – met wie zij op dat moment nog maar kort een affectieve relatie had – heeft gesproken over cocaïne.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Zaakoverstijgend:niet-ambtelijke corruptie(feit 1)
4.3.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Gezien de liefdesrelatie en het innig contact tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] kan het niet anders zijn dan dat zij in haar werkzaamheden als baliemedewerkster bij [naam bedrijf] aan criminele activiteiten heeft bijgedragen en dat zij hiervoor verdiensten heeft gekregen.
4.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het onder 4.2.2. overwogene blijkt dat de verdachte informatie aan de medeverdachte heeft verstrekt over een container die werd gecontroleerd – en waarin de betreffende cocaïne is aangetroffen – en op welke momenten de douane vertrok. Dergelijke handelingen vallen niet onder reguliere werkzaamheden en zijn in strijd met de betrekking van de verdachte. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat de verdachte tijdens haar werkzame periode bij [naam bedrijf] daadwerkelijk een gift en/of belofte heeft aangenomen en/of heeft gevraagd.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en J.J. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. V.C. Wennekes en J.R. de Graaf, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 19 januari 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Zaakoverstijgend
zij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 oktober 202 tot en met 12 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, anders dan als ambtenaar, namelijk als medewerker werkzaam in dienstbetrekking bij [naam bedrijf], dan wel als uitzendkracht, naar aanleiding van hetgeen zij, verdachte, in haar dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een of meer gifte(n) en/of een of meer belofte(s), namelijk, (de belofte tot) één of meerdere grote, contante, geldbedragen heeft aangenomen, en dit aannemen in strijd met haar plicht heeft verzwegen tegenover haar werkgever;
2.
Zaaksdossier Kruisbrik
zij, in of omstreeks de periode van 13 oktober 2020 tot 17 oktober 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 25 pakketten cocaïne (nettogewicht: 24,82 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2020 tot 17 oktober 2020 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 25 pakketten cocaïne (nettogewicht: 24,82 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
• een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
• zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
• voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
- de plaats van bestemming, locatie en bewegingen van de container met kenmerk [containernummer] geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen;
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of monitoren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer];
- het afdekluik van de koelmotoren van voornoemde container (meermalen) geopend.