In de zaak tegen de verdachte, die op 19 januari 2023 voor de rechtbank Rotterdam stond, werd vrijspraak uitgesproken voor de betrokkenheid bij de invoer van 24,82 kilogram cocaïne en niet-ambtelijke corruptie. De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne en het aannemen van giften in strijd met haar plicht als baliemedewerkster. Tijdens de zittingen werd gekeken naar het bewijs, waaronder tapgesprekken en de omstandigheden rondom de container met cocaïne. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de invoer van cocaïne, maar een veroordeling voor niet-ambtelijke corruptie werd ook niet bewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat de feiten niet voldoende waren onderbouwd met bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de cocaïne of dat zij daadwerkelijk een gift had aangenomen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechters de argumenten van zowel de verdediging als de aanklager in overweging namen.