ECLI:NL:RBROT:2023:2749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10/186271-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met geweldshandelingen tegen vader

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn vader. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na een conflict met zijn vader, hem met een klomp op het hoofd heeft geslagen en met een mes in de kin heeft gestoken. De verdachte had een langdurig conflict met zijn vader en verklaarde dat hij zijn vader wilde doden omdat hij zich bedrogen voelde. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzet had op de dood van zijn vader, ondanks dat de steekwond niet dodelijk was. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet aan een strafbaar feit mocht schuldig maken tijdens de proeftijd. Daarnaast werd het in beslag genomen steakmes verbeurd verklaard en het Stanleymes teruggegeven aan de verdachte. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, maar zag geen aanleiding voor bijzondere voorwaarden, gezien de aversie van de verdachte tegen hulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/186271-22
Datum uitspraak: 17 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. F. van Schaik, advocaat te Berkel en Rodenrijs.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, alsmede de dadelijk uitvoerbaarheid van deze voorwaarden;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen steakmes en teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen Stanleymes.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het impliciet primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag.
Verdachte heeft met een mes in de kin dan wel kaak gesneden, maar er kan niet bewezen worden hoe diep in de kin dan wel de kaak is gesneden. Ook is niet duidelijk of het slaan met de klomp een schedelfractuur of ander soortgelijk letsel heeft opgeleverd. De geweldshandelingen van de verdachte staan vast, nu de verdachte deze heeft bekend. Deze handelingen kunnen gekwalificeerd worden als poging tot zware mishandeling. Derhalve kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het impliciet subsidiair ten laste gelegde.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot doodslag. De verdachte heeft nimmer opzet gehad om zijn vader van het leven te beroven, ook niet in voorwaardelijke zin. Het feit dient derhalve gekwalificeerd te worden als poging tot zware mishandeling.
4.1.3.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling door de rechtbank.
Op 23 juli 2022 is de politie naar de [straatnaam01] te [plaats01] gegaan. Aldaar zou een vechtpartij plaatsvinden tussen vader en zoon (hierna: de verdachte). Ter plaatse hebben verbalisanten met de vader van de verdachte gesproken. Hij heeft verklaard dat de verdachte langs kwam en vroeg naar geld van de verzekering. Toen de vader zei dat hij dit niet had en dat het onderweg was, werd de verdachte boos. Hierop heeft hij zijn vader met een klomp op zijn hoofd geslagen. De vader van de verdachte heeft bij de verbalisanten aangegeven dat hij voelde dat hij bloedde, maar dat hij niet precies wist waarvandaan dat kwam. Hij heeft de verdachte met een mes zien staan. Ook heeft de vader verklaard dat hij voelde dat er iets scherps langs zijn kin sneed.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij een mes in zijn handen heeft gehad en dat hij zijn vader hiermee in zijn hals heeft gestoken. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij zijn vader een klap heeft gegeven met een klomp. Als gevolg van het handelen van de verdachte heeft zijn vader een flinke snijwond op zijn kin opgelopen. Deze wond is in twee lagen gehecht.
Poging tot doodslag
De hiervoor beschreven geweldshandelingen worden niet betwist. Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De rechtbank komt als volgt tot dit oordeel.
De verdachte heeft het volgende verklaard. Hij leeft al lange tijd in onmin met zijn vader. De verdachte wil dat zijn vader stopt met hem de psychiatrie in krijgen. Hij is van mening dat zijn vader niet eerlijk tegen hem is en hem zijn bezittingen wil afnemen. Hij reed langs de woning van zijn ouders en sprak zijn vader aan op geld van een verzekering. De verdachte zag zijn vader weer bedriegen, dacht bij zichzelf ‘nu is het voorbij’ en stak met het mes. De verdachte heeft verklaard dat hij er helemaal klaar mee was en dat hij er een einde aan wilde maken. De verdachte heeft zijn vader met een klomp op zijn hoofd geslagen en hem in de hals gestoken. Uiteindelijk zag de verdachte dat de steekverwonding bij de mond van zijn vader zat. Op het moment dat zijn vader bloedde en begon te gillen dat de politie gebeld moest worden en de verdachte met het mes voor zijn vader stond, zag de verdachte naar eigen zeggen de echtheid van zijn vader naar boven komen. Op dat moment wilde hij niet doorsteken en heeft hij zijn vader uiteindelijk toch in het leven gelaten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht en de hals kwetsbare onderdelen van het menselijk lichaam zijn. De verdachte had met zijn handelen vitale delen, zoals de halsslagader kunnen raken. De rechtbank is – gelet op het vorenstaande – van oordeel dat de verdachte ook daadwerkelijk de intentie heeft gehad om zijn vader in de hals te steken en daarmee potentieel dodelijk letsel toe te brengen. Dat onduidelijk is hoe diep in de kin/kaak is gesneden, doet hier niet aan af. Immers, de verdachte had de intentie om zijn vader om het leven te brengen en heeft daartoe richting de hals gestoken.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het mogelijk intreden van de dood van zijn vader en dat de verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van zijn vader.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 23 juli 2022 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer01] een of meerdere malen met een mes,in de kin of de kaak heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan fors geweld jegens zijn vader met het doel hem om het leven te brengen. Zijn vader heeft hierdoor letsel in zijn gezicht opgelopen. De verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader. De impact van het handelen van de verdachte op zijn vader is duidelijk naar voren gekomen tijdens de slachtofferverklaring die ter zitting is afgelegd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia Rapportage van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 4 januari 2023. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte is een man met een missie, namelijk laten zien dat er vanuit psychisch oogpunt niets met hem aan de hand is en dat anderen in het verleden zijn periodiek opvallende en vreemde gedrag verkeerd hebben geduid als een uiting van een psychische stoornis en als gevolg daarvan zijn overgegaan tot – in de ogen van de verdachte – onterechte behandeling van een vermeende psychische stoornis.
Bestudering van alle beschikbare informatie over de verdachte geeft aanwijzingen voor periodiek vreemd en afwijkend gedrag in de jaren voorafgaand aan het ten laste gelegde. Van afstand kijkend, lijkt dit te duiden op een psychische ontregeling die periodiek het gedrag van de verdachte beïnvloed met daarbinnen mogelijk psychische en/of maniforme elementen. Dit is echter onvoldoende te onderzoeken geweest. Wel kan worden gesteld dat het gedrag dermate afwijkend en vreemd is bij een tot dan toe normaal functionerende man, dat er wel sprake moet zijn geweest van problematiek in de zin van een psychische stoornis van onbekende aard, beloop, intensiteit en etiologie. Kijkend naar de beschikbare informatie over de verdachte worden geen sterk disfunctionele patronen gezien in zijn persoonlijkheid, zoals antisociale attitudes, krenkbaarheid of sociale angsten. De verdachte is zeker geen primair agressieve man. Al met al zijn er geen aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis. Concluderend is er sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de vorm van een psychische stoornis waarvan de aard, het beloop, de intensiteit en de etiologie onvoldoende verhelderd kon worden. Wel is duidelijk dat deze stoornis zijn gedrag periodiek beïnvloedde en heeft geleid tot vreemde, afwijkende gedragingen.
Omdat er onvoldoende zicht is gekomen op de aard, de etiologie, het beloop en de intensiteit van de psychische stoornis in de periode voor het ten laste gelegde en in de aanloop naar het ten laste gelegde, is niet te onderzoeken geweest of deze psychische stoornis een rol heeft gespeeld bij het ten laste gelegde. Omdat er onvoldoende zicht is gekomen op de context en de psychische conditie van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, is het niet mogelijk om vanuit het onderhavige beperkte onderzoek uitspraken te doen over de kans op recidive. Onderzoekers komen niet tot een advies voor behandeling van de verdachte in een strafrechtelijk kader.
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 15 februari 2023. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
De verdachte wekt niet de indruk agressief te zijn. Eerder nog lijkt hij oprecht begaan met het lot van anderen. Hij is sociaal echter onhandig, kan gedragingen van anderen moeilijk duiden en interpreteert ze verkeerd of begrijpt ze niet. De verdachte lijkt niet goed aan te voelen wat anderen van hem verwachten of wat “normaal” is om te doen. Het door het PBC opgesomde afwijkend en vreemd gedrag was niet met de verdachte bespreekbaar, alsmede zijn eerdere contacten met de GGZ. Ondanks dat een reclasseringstoezicht mogelijk moeilijk uitvoerbaar is door de weerstand van de verdachte, adviseert de reclassering dit toch. Het toezicht zal vooral moeten inzetten op het motiveren van de verdachte zich te laten (her)diagnosticeren en behandelen, hem meer inzicht te geven in zijn gedrag en handelen en te proberen wat meer sociale vaardigheden aan te leren. Het recidiverisico, het risico op letselschade en het risico op onttrekking aan voorwaarden kan niet worden ingeschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben verzocht om een gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
De rechtbank komt echter tot een andere en zwaardere kwalificatie van het feit dan de officier van justitie en de verdediging, wat ertoe leidt dat de rechtbank tot een hogere strafmaat komt. De rechtbank ziet de belangen van de verdachte en ziet dat het PPC waar hij thans verblijft geen wenselijke omgeving is voor hem. Echter, gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank geen aanleiding om een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Bij bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het feit dat de gedragingen van de verdachte voortvloeien uit een langdurig familieconflict. Het slachtoffer, de vader van de verdachte, heeft ter terechtzitting aangegeven zich in de toekomst niet meer op die wijze met de verdachte te bemoeien. De verdachte heeft aangegeven dat hij op dit moment geen contact heeft met zijn ouders. Hij wil dit contact afhouden en heeft aangegeven dat hij en zijn ouders zich niet meer met elkaar zullen bemoeien.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat de verdachte geen baat heeft bij reclasseringshulp, gelet op de aversie die de verdachte heeft ten aanzien van alles wat met diagnostiek en behandeling te maken heeft. Weliswaar is sprake van psychische problematiek, maar de verdachte distantieert zich nadrukkelijk van alle hulpverleningsinstanties. Anders dan door de reclassering is geadviseerd, ziet de rechtbank om die reden geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen. Wel ziet de rechtbank, gelet op de aard en de ernst van het feit, reden om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen steakmes verbeurd te verklaren en het in beslag genomen Stanleymes terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen steakmes zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen Stanleymes zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf: het steakmes
gelast de teruggave aan de verdachte van: het stanleymes.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. A.M. Zwaneveld en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 juli 2022 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer01] een of meerdere malen met een klomp op het hoofd heeft geslagen
en/of
- die [slachtoffer01] een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de kin en/of de kaak heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.