ECLI:NL:RBROT:2023:2747

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10/109343-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 7 mei 2021. De verdachte, geboren in 1996 en woonachtig in Rotterdam, werd beschuldigd van het veroorzaken van een aanrijding waarbij een minderjarige fietser zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte reed met een snelheid tussen de 96 en 126 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 50 km/u was, wat in strijd is met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Tijdens de zitting werd door de officier van justitie een taakstraf van 120 uren geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een taakstraf van 160 uren moest krijgen, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en een voorwaardelijke rijontzegging van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig had gedragen in het verkeer, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank nam in haar overwegingen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder zijn stabiele leefsituatie en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en legde de genoemde straffen op, waarbij ook rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/109343-22
Datum uitspraak: 7 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) Rotterdam,
raadsman mr. R.J. Balkenende, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij als bestuurder van een auto een aanrijding veroorzaakt heeft waarbij een fietser (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van schuld in de zin van dit artikel. Op basis van het dossier kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat hij met een te hoge snelheid heeft gereden.
Daarnaast is de verklaring van de verdachte dat hij moest uitwijken voor een plotseling overstekende fietser, waardoor hij op de linker weghelft terecht is gekomen voldoende aannemelijk.
Gelet op deze omstandigheden is het verkeersgedrag van de verdachte niet aan te merken als (ten minste) aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen.
4.1.2.
Feiten
De verdachte is betrokken geweest bij een verkeersongeval op 7 mei 2021 omstreeks 21:22 uur op de Korte Stadionweg te Rotterdam. De verdachte reed met de door hem bestuurde personenauto op de Korte Stadionweg in de richting van de Burgerhoutstraat. Ter hoogte van het kruispunt met de Jan Linssenstraat is hij vanaf de zuidwestelijke zijde van de rijbaan van de Korte Stadionweg, schuin naar links de rijbaan overgestoken in noord- oostelijke richting. Hierbij is hij over een verhoogd trottoir gereden en langs een in een parkeervak van de Korte Stadionweg geparkeerde personenauto. Nadat hij deze auto had geraakt, is hij schuin doorgereden over het aan de noordoostelijke zijde gelegen fietspad. Op dat moment kwam daar een fietser, het slachtoffer [slachtoffer01] , aanrijden vanuit tegenovergestelde richting en is de verdachte in botsing gekomen met deze fietser. Daarna is de verdachte met de voorzijde van zijn auto door een hekwerk van het naast het fietspad gelegen parkeerterrein gereden en hier tot stilstand gekomen.
Door dit verkeersongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, bestaande uit een dubbele onderarmbreuk waaraan hij moest worden geopereerd.
4.1.3.
Is er schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 WVW (feit 1 primair)?
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Ook behoeft een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld op te leveren. Om een aanmerkelijke, dan wel een sterkere mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te kunnen stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
De rechtbank acht het proces-verbaal met betrekking tot het onderzoek aan de telefoon van de verdachte – anders dan de verdediging – wel betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs ten aanzien van de snelheid waarmee de verdachte met zijn auto heeft gereden. De in dit rapport (in de grafiek) genoemde snelheden zijn vastgesteld aan de hand van de GPS-gegevens van de telefoon van de verdachte die hij bij zich had op het moment van het ongeval. Op basis van de GPS-gegevens kan de snelheid waarmee deze telefoon zich voortbeweegt en daarmee de snelheid van het voertuig waarin deze zich bevindt met betrekkelijk grote nauwkeurigheid worden vastgesteld. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze gegevens in het dossier.
De rechtbank stelt op basis van dit proces-verbaal vast dat de verdachte fors te hard heeft gereden tot enkele seconden voor het ongeval, namelijk met een snelheid van ongeveer tweemaal zo hard als de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. De snelheid waarmee de verdachte reed is, gelet op de wegsituatie (te weten een bocht in de weg, geparkeerd staande auto’s langs de weg, één of meer uitritten en/of kruisingen en/of meerdere oversteekplaatsen voor fietsers), veel te hoog te geweest. Daarbij merkt de rechtbank op dat (zelfs) 50 kilometer per uur op die plaats een snelheid is die een verhoogd risico op ongevallen in het leven zou hebben geroepen.
De verdachte heeft verklaard dat hij moest uitwijken voor een fieter die plotseling overstak. Dit aspect kan in het midden blijven. Ook als daarvan sprake is geweest, is dat namelijk geen verontschuldigende factor. Dan nog reed de verdachte met die veel te hoge snelheid waardoor hij niet meer tijdig op een verkeersveilige wijze kon stoppen. Ook dan is het ongeval dus rechtstreeks en in hoge mate te wijten aan het veel te harde rijden door de verdachte.
Gelet op de veel te hoge snelheid waarmee de verdachte heeft gereden, is zijn rijgedrag op het moment van het ongeval naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als
zeeronvoorzichtig. Het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval, waarbij aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, is gelet op het voorgaande aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten. Het primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 7 mei 2021 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Korte Stadionweg,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een snelheid heeft gereden die ten minste was gelegen tussen 96 en 126 km/u, terwijl een maximumsnelheid van 50 km/u gold en
- ( bovendien) met een veel te hoge snelheid heeft gereden gelet op de wegsituatie (te weten een bocht in de weg, geparkeerd staande auto’s langs de weg, één of meer uitritten en/of kruisingen en/of meerdere oversteekplaatsen voor fietsers) en
- op/over het fietspad dat bestemd is voor tegemoetkomende fietsers is gaan rijden en/of is terechtgekomen en
- ( aldaar) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende fietser,
waarbij die fietser ten val is gekomen,
waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer01] ) zwaar lichamelijk letsel (een gebroken spaakbeen en ellepijp in de linker onderarm) werd toegebracht, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich zeer onvoorzichtig te gedragen in het verkeer. Hij heeft met zijn auto met een veel te hoge snelheid gereden op een weg binnen de bebouwde kom, hetgeen op de wegsituatie ter plaatse zeer gevaarzettend was. De verdachte heeft hierdoor een fietser (een jongen van 12 jaar) aangereden. Het slachtoffer heeft als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaraan hij moest worden geopereerd. Uit de verklaring van zijn moeder in het dossier komt naar voren dat zijn herstel moeizaam ging en hij door het ongeval ook een tijd niet naar buiten durfde te gaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op een rapport, gedateerd 23 februari 2023, dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt. Hierin is – onder meer – vermeld dat de verdachte zijn leven grotendeels op orde heeft. Hij zit in de afrondende fase van zijn HBO-opleiding, heeft een stabiele huisvestingssituatie en op het gebied van psychosociaal functioneren en middelengebruik worden geen problemen geconstateerd. De reclassering ziet gelet hierop geen noodzaak voor interventies.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij het heel erg vindt voor het slachtoffer dat het zo is gelopen en hij daar zelf ook veel last van gehad heeft. Na het ongeval is hij naar het slachtoffer toegegaan om zijn medeleven te tonen. De rechtbank ziet dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor het door hem veroorzaakte ongeval.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van het feit zijn een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. Daarbij is gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken eerder zijn opgelegd en is verder gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hierin is voor overtreding van artikel 6 WVW waarbij sprake is van ernstige schuld en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, een taakstraf van 160 uren en een (onvoorwaardelijke) ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar als uitgangspunt opgenomen. De rechtbank ziet reden om hiervan af te wijken gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en de andere hierboven genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ook het tijdsverloop. De rechtbank ziet hierin onder meer reden om de rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf dient er ook toe om bij de verdachte het belang van een verantwoorde rijstijl door te laten dringen en aldus te bereiken dat hij niet opnieuw een strafbaar feit zal begaan.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
160 (honderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 40 uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene (vul de feitaanduidingen in)voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijke deel van de taakstraf, groot 120 uren, niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
ontzegtde verdachte
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
1 (één) jaar;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. N. Freese en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Korte Stadionweg,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een snelheid heeft gereden die ten minste was gelegen tussen 96 en 126 km/u, terwijl een maximumsnelheid van 50 km/u gold en/of
- ( bovendien) met een veel te hoge snelheid heeft gereden gelet op de wegsituatie (te weten een bocht in de weg, geparkeerd staande auto’s langs de weg, één of meer uitritten en/of kruisingen en/of meerdere oversteekplaatsen voor fietsers) en/of
- ( aldus rijdende) geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met overstekend verkeer en/of niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een fietser een oversteekplaats naderde en/of voornemens en/of doende was die weg op te rijden en/of over te steken en/of
- zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kon brengen op het moment dat die/een fietser doende was, althans voornemens was, die weg over te steken (voor verdachte) van rechts naar links en/of
- ( vervolgens) om die overstekende fietser te ontwijken, schuin naar links de rijbaan is overgestoken en/of
- ( daarbij) zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle heeft gehouden en/of heeft kunnen houden en/of
- op/over het fietspad dat bestemd is voor tegemoetkomende fietsers is gaan rijden en/of is terechtgekomen en/of
- ( aldaar) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende fietser,
waarbij die fietser ten val is gekomen,
waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer01] ) zwaar lichamelijk letsel (een gebroken spaakbeen en ellepijp in de linker onderarm) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2021 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Korte Stadionweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een snelheid heeft gereden die ten minste was gelegen tussen 96 en 126 km/u, terwijl een maximumsnelheid van 50 km/u gold en/of
- ( bovendien) met een veel te hoge snelheid heeft gereden gelet op de wegsituatie (te weten een bocht in de weg, geparkeerd staande auto’s langs de weg, één of meer uitritten en/of kruisingen en/of meerdere oversteekplaatsen voor fietsers) en/of
- ( aldus rijdende) geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met overstekend verkeer en/of niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een fietser een oversteekplaats naderde en/of voornemens en/of doende was die weg op te rijden en/of over te steken en/of
- zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kon brengen op het moment dat die/een fietser doende was, althans voornemens was, die weg over te steken (voor verdachte) van rechts naar links en/of
- ( vervolgens) om die overstekende fietser te ontwijken, schuin naar links de rijbaan is overgestoken en/of
- ( daarbij) zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle heeft gehouden en/of heeft kunnen houden en/of
- tegen een geparkeerd staande auto (VW Up) is gebotst/aangereden en/of
- op/over het fietspad dat bestemd is voor tegemoetkomende fietsers is gaan rijden en/of is terechtgekomen en/of
- ( aldaar) in botsing of aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende fietser,
waarbij die fietser (genaamd [slachtoffer01] ) ten val is gekomen;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)