ECLI:NL:RBROT:2023:2734

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
C/10/651035 / JE RK 23-95
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 februari 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind01]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat mr. A.P. van Elswijk, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01], die sinds 15 juni 2021 onder toezicht staat en in een pleegzorgvoorziening verblijft. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen en om te verklaren dat het pedagogische opvoedbesluit van 20 oktober 2022 op goede gronden is genomen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder en dat er nog geen stappen zijn gezet richting een thuisplaatsing van [naam kind01]. De moeder heeft moeite met het reguleren van haar emoties, wat invloed heeft op de interactie met [naam kind01]. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 1 juli 2023, in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind01]. Tevens is de beslissing over het opvoedbesluit aangehouden en zal deze worden behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank.

De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor de zittingsdatum rapportage te doen over de actuele stand van zaken en heeft de moeder gevraagd om de resultaten van een persoonlijkheidsonderzoek, indien deze beschikbaar zijn, naar de rechtbank te sturen. De zaak zal op 9 juni 2023 opnieuw worden behandeld door de meervoudige kamer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/651035 / JE RK 23-95
Datum uitspraak: 22 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.P. van Elswijk, kantoorhoudende te Rotterdam,

[naam familie01] ,

hierna te noemen: de pleegouders, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 januari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 22 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de pleegzorgwerkster, [naam02] , als informant;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam03] en [naam04] .
Opgeroepen als informant en niet verschenen is: de vader, [naam05] . Ook de pleegouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind01] .
[naam kind01] verblijft in een voorziening voor pleegzorg.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 juni 2021 de voorlopige ondertoezichtstelling over [naam kind01] uitgesproken. Bij beschikking van 1 september 2021 is [naam kind01] onder toezicht gesteld, welke maatregel nadien is verlengd tot 1 september 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 juni 2021 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg verleend, welke maatregel nadien steeds is verlengd, voor het laatst tot 1 maart 2023.

De verzoeken

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens verzoekt de GI te verklaren dat het pedagogische opvoedbesluit van 20 oktober 2022 op goede gronden is genomen en te bepalen dat de doelen van de ondertoezichtstelling zich vanaf heden richten op het ondersteunen van ouders bij het uitoefenen van hun rol van ouder op afstand.
De GI handhaaft de verzoeken tijdens de mondelinge behandeling en licht deze als volgt toe. De rechtbank heeft via eerdere beschikkingen kenbaar gemaakt dat een gehechtsheids-interventie van NIKA moet plaatsvinden. Dit is niet gelukt. Uit het verslag van NIKA volgt dat sprake is van schadelijk opvoedgedrag. Tijdens de begeleide bezoeken is de interactie tussen de moeder en [naam kind01] wisselend. Als de moeder rust ervaart lukt het haar om feedback aan te horen en dit ook toe te passen. Wanneer de moeder stress ervaart kan zij zichzelf niet reguleren en stelt zij [naam kind01] bloot aan stressfactoren. Als de moeder zich niet kan reguleren, lukt het [naam kind01] ook niet. [naam kind01] heeft na de bezoeken last van nachtmerries en hoofdbonken. Anders dan de moeder lukt het de vader wel om beter aan te sluiten bij de belevingswereld van [naam kind01] , maar de GI heeft er onvoldoende vertrouwen in dat hij bij een thuisplaatsing een beschermende factor voor [naam kind01] kan zijn. Sinds de start van de ondertoezichtstelling is het plan om een persoonlijkheidsonderzoek bij de moeder te verrichten, zodat haar individuele problematiek helder is. Vervolgens kan passende hulp worden ingezet, waardoor nieuwe faalervaringen tussen de moeder en [naam kind01] worden voorkomen. Het baart zorgen dat de huisarts van de moeder pas recent aanmeldingen heeft verricht voor het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek van de moeder. [naam kind01] verblijft inmiddels al geruime tijd niet bij de ouders. Omdat de hechtingsproblematiek en trauma’s waar [naam kind01] last van heeft bij een thuisplaatsing verergeren, is continuering van een uithuisplaatsing in het huidige pleeggezin noodzakelijk.

De standpunten

De moeder voert, mede bij monde van haar advocaat, verweer tegen de verzoeken van de GI. Uit de stukken volgt dat de GI en pleegzorg zich op het standpunt stellen dat het perspectief van [naam kind01] elders ligt en dat thuisplaatsing niet meer aan de orde is. De oorzaak hiervan zou gelegen zijn in de persoonlijke problematiek van de moeder. De gedragswetenschapper van de GI en de pleegzorgwerkster vinden een persoonlijkheidsonderzoek van de moeder noodzakelijk. De moeder wil meewerken aan het verrichten van een dergelijk onderzoek, maar hier is een verwijzing van de huisarts voor nodig. De huisarts deelde de zorgen van de instanties eerst niet en heeft daarom pas recent aanmeldingen gedaan voor een persoonlijkheidsonderzoek. De moeder heeft contact gezocht met Mentaal Beter en PsyQ. Die kunnen de moeder bij het onderzoek niet helpen. Nu is een aanmelding bij Fivoor gedaan en is de moeder in afwachting van een reactie. In de vorige beschikking heeft de kinderrechter beslist dat het NIKA-traject en een persoonlijkheidsonderzoek nodig zijn. Nu NIKA heeft laten weten dat het traject niet passend is en dat eerst psychische hulpverlening voor de moeder nodig is, dienen de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek te worden afgewacht.
[naam02] vertelt tijdens de mondelinge behandeling dat het met [naam kind01] na de bezoeken met de moeder niet goed gaat. Hoewel hij onder andere last heeft van nachtmerries, is zijn gedrag minder heftig dan voorheen. Dit komt vermoedelijk omdat de bezoeken de afgelopen periode niet hebben plaatsgevonden. Verder ontwikkelt [naam kind01] zich in het huidige pleeggezin positief.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat nog altijd niet de stappen zijn gezet die nodig zijn om toe te werken naar een thuisplaatsing van [naam kind01] . Sinds de uithuisplaatsing van [naam kind01] op 15 juni 2021 bestaan er vermoedens van persoonlijke problematiek van de moeder. Ook NIKA uit hierover en over de opvoedvaardigheden van de moeder zorgen. Uit de bezoeken en interactie met [naam kind01] volgen eveneens zorgelijke signalen. Het lukt de moeder niet altijd om haar emoties te reguleren en te reageren op gehechtheidssignalen van [naam kind01] . Om geschikte hulpverlening in te zetten, die de moeder handvatten kan bieden in de interactie met [naam kind01] , is een persoonlijkheidsonderzoek nodig. In de vorige beschikkingen is door verschillende kinderrechters het belang hiervan meermaals benadrukt. Ook is overwogen dat de houding van de moeder en haar weerstand tegen onder andere het persoonlijkheidsonderzoek maakt dat het beoogde traject steeds verder vertraging oploopt. De recente aanmelding van het persoonlijkheidsonderzoek is weliswaar een stap in de goede richting, maar dit heeft lang op zich laten wachten. Naar verwachting zullen de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek vanwege wachtlijsten enige tijd in beslag nemen, waardoor de inzet van de hulpverlening opnieuw uitblijft. Voortzetting van het verblijf van [naam kind01] in het pleeggezin is daarom in zijn belang noodzakelijk.
[naam kind01] verblijft inmiddels gedurende een lange periode in het huidige pleeggezin. Hij ontwikkelt zich daar positief en leeftijdsadequaat. Vanwege de duur van het verblijf van [naam kind01] in het pleeggezin en de onduidelijkheid of de moeder in staat is [naam kind01] een veilige, stabiele opvoedsituatie te bieden, heeft de GI een opvoedbesluit genomen. De GI heeft de kinderrechter verzocht dit opvoedbesluit te toetsen. De kinderrechter vindt dit verzoek in de huidige situatie en op basis van de huidige informatie dusdanig complex en verstrekkend dat dit verzoek zich leent voor behandeling door de meervoudige kamer.
In afwachting van de behandeling van het verzoek door de meervoudige kamer van deze rechtbank en de eventuele uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek van de moeder, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] verlengen voor de periode van vier maanden. De kinderrechter zal de beslissing op het resterende deel van de verzoeken aanhouden en verwijzen naar de meervoudige kamer in deze rechtbank.
De GI wordt verzocht om
uiterlijk een weekvoor de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. A.P. van Elswijk) over de dan actuele stand van zaken. Aan de moeder is het verzoek om, in het geval de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek bekend zijn, de resultaten hiervan toe te zenden naar de rechtbank met afschrift aan de GI en de belanghebbenden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 juli 2023;
verklaart deze beschikking – tot zover – uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing ten aanzien van het opvoedbesluit en de (verdere) verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] aan;
verwijst de verzoeken naar de meervoudige kamer in deze rechtbank;
bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden en mr. A.P. van Elswijk in deze zaak zal plaatsvinden op
9 juni 2023 om 13:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M. de Geus, voorzitter, tevens kinderrechter en mrs. A. Verweij en R. van den Wildenberg, rechters, tevens kinderrechters;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. A.P. van Elswijk;
verzoekt de GI de verzochte briefrapportage
uiterlijk een weekvoorafgaand aan de genoemde datum aan de rechtbank te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023 door mr. K.J. van den Herik in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 14 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.