ECLI:NL:RBROT:2023:2715

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
C/10/653279 / KG ZA 23-144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een inzagevordering in kort geding met betrekking tot octrooi-inbreuk en bewijsbeslag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Hanwha Solutions Corporation een kort geding aangespannen tegen LONGi (Netherlands) Trading B.V. met als doel inzage te verkrijgen in bescheiden die verband houden met een vermeende inbreuk op een octrooi. De procedure is gestart na een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter die LONGi NL verbood om inbreuk te maken op het octrooi van Hanwha. Hanwha heeft conservatoir bewijsbeslag gelegd onder derden en verzocht om inzage in de in beslag genomen documenten. LONGi NL heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van inbreuk. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Hanwha niet voldoende heeft aangetoond dat de gevraagde bescheiden voldoende bepaald zijn en dat er geen spoedeisend belang is bij de inzage. De vorderingen van Hanwha zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van LONGi NL. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van LONGi NL tot opheffing van het bewijs- en bankbeslag niet zijn toegewezen, omdat er voldoende aanwijzingen zijn dat LONGi NL inbreuk heeft gemaakt op het octrooi. De beslissing is genomen op 28 maart 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653279 / KG ZA 23-144
Vonnis in kort geding van 28 maart 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
HANWHA SOLUTIONS CORPORATION,
gevestigd te Seoul, Republiek Korea,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten: mrs. T.M. Blomme, F.W.E. Eijsvogels en N.C. Rodriguez Arigon te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LONGI (NETHERLANDS) TRADING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten: mrs. K.M.L. Bijvank, H.W.J. Lambers en J. de Groot te Amsterdam.
Partijen worden hierna Hanwha en LONGi NL genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 februari 2023, met producties 1 tot en met 12,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 13,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 14 maart 2023,
  • de pleitnotities van mr. Blomme,
  • de pleitnotities van mr. Bijvank.

2..De feiten

2.1.
Hanwha maakt onderdeel uit van het Zuid-Koreaanse Hanwha-concern, dat zich bezighoudt met de ontwikkeling, vervaardiging en verkoop van zonnepanelen.
2.2.
LONGi NL maakt onderdeel uit van het Chinese LONGi-concern, dat zich eveneens bezighoudt met de ontwikkeling, vervaardiging en verkoop van zonnepanelen.
2.3.
Hanwha houdt in een aantal Europese landen octrooi op een techniek die wordt gebruikt bij de vervaardiging van zonnepanelen (hierna: het octrooi).
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 1 oktober 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:9551, hierna: het vonnis) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank LONGi NL verboden om met ingang van één werkdag na betekening van het vonnis onrechtmatig jegens Hanwha te handelen door inbreuk op het octrooi in België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Liechtenstein, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland met de LONGi-zonnepanelen met types Hi-M03, Hi-M03m, Hi-M04, Hi-M04m, Hi-M05 en Hi-M05m uit te lokken, te bevorderen, te faciliteren, en/of hiervan (bewust, stelselmatig en berekenend) te profiteren. Daarbij is een dwangsom opgelegd van € 25.000,00 voor iedere dag dat Hanwha niet aan het verbod voldoet, met een maximum van € 5.000.000,00.
2.5.
Op 3 november 2021 is het vonnis aan LONGi NL betekend.
2.6.
Bij arrest van 1 maart 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:636, hierna: het arrest) heeft het gerechtshof Den Haag het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod vernietigd en LONGi NL, opnieuw recht doende, verboden om direct en/of indirect inbreuk te maken op het octrooi in België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Liechtenstein, Oostenrijk Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. Daarbij is LONGi NL bevolen om per overtreding van het verbod een dwangsom aan Hanwha te betalen van € 25.000,00 dan wel, ter keuze van Hanwha, van € 5.000,00 per betrokken product of per dag. De door de voorzieningenrechter opgelegde dwangsom is in stand gelaten, waarbij in de beslissing van het arrest is vermeld dat deze zijn grondslag heeft in en is verbonden aan inbreuk op het octrooi in de hiervoor genoemde landen (dus inclusief Hongarije en Oostenrijk) en verschuldigd is bij overtreding(en) in de periode tot aan de betekening van het arrest.
2.7.
Op 3 maart 2022 is het arrest aan LONGi NL betekend.
2.8.
Op 2 december 2022 heeft Hanwha in Frankrijk conservatoir bewijsbeslag doen leggen onder S.A.S. Thorenc PV, een afnemer van het LONGi-concern. Aan het in dat kader door de deurwaarder opgemaakte procès-verbal de saisie contrefaçon zijn vijf pro-formafacturen van 16 maart 2022 (hierna: de facturen) gehecht. Uit die facturen blijkt dat LONGi NL in totaal 13.200 zonnepanelen aan S.A.S. Photosol CRE 4 (hierna: Photosol) heeft verkocht. Deze zonnepanelen vallen onder de reikwijdte van de in het vonnis en het arrest opgelegde verboden.
2.9.
Bij verzoekschrift van 12 december 2022 heeft Hanwha de voorzieningenrechter in deze rechtbank verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder logistieke dienstverleners van LONGi NL. Daaraan heeft Hanwha ten grondslag gelegd dat zij op grond van de facturen vermoedt dat LONGi NL in strijd met het vonnis en/of arrest handelt of heeft gehandeld. In verband daarmee wil Hanwha bewijsmateriaal dat met overtreding van het vonnis en/of het arrest verband houdt veilig stellen. Bij beschikking van 14 december 2022 is het verzoek toegewezen met de aanstelling van DigiJuris B.V. (hierna: DigiJuris) als gerechtelijk bewaarder. In de beschikking is bepaald dat de periode waarover het beslag zich mag uitstrekken 4 november 2021 tot en met 12 december 2022 is.
2.10.
Met het in 2.9. bedoelde verlof heeft de deurwaarder op 16 december 2022 conservatoir bewijsbeslag gelegd onder OOCL Logistics (Europe) Ltd – Rotterdam Branche Office, Odin Warehousing & Logistics B.V. en Broekman Distriport B.V. De in beslag genomen bescheiden zijn op in totaal vijf USB-sticks gezet. In de processen-verbaal van de beslaglegging heeft de deurwaarder, voor zover van belang, vermeld:
“(…)
Vervolgens is er via een computerprogramma "Excel" gezocht naar bewijs dat verband houdt met (mogelijke) overtreding(en) door LONGi NL van een arrest van het Hof Den Haag van 1 maart 2022 waarin aan LONGi NL een grensoverschrijdend verbod is opgelegd om inbreuk te maken op het Europese Octrooi met nummer EP 2 220 689 81 dat gehouden wordt door verzoekster Hanwha Solutions Corporation. De LONGi Solar-groep produceert en verhandelt verschillende modellen zonnepanelen die onder de beschermingsomvang van het Octrooi vallen. Onder die typen zonnepanelen vallen in ieder geval de PERC zonnepanelen met productnummers: LR6-60 HPHxxx M, LR6-60 HPB xxx M, LR6-60 HBD xxx M, LR4-60 HPH xxx M, LR4-60 HPB xxx M, LR4-60 HPH xxx M G2, LR4-60 HPB xxx M G2, LR4-60 HBD xxx M, LR4-60 HBD xxx M G2, LR6-72 HPH xxx M, LR6-72 HPB xxx M, LR6-72 HBD xxx M, LR4-72 HPH xxxx M, LR4-72 HPB xxxx M, LR4-72 HPH xxx M G2, LR4-72 HPB xxx M G2, LR4-72 HBD xxx M, LR4-72 HBD xxx M G2, LR6-60 PE xxx M, LR6-60 PB xxx M, LR5-66HPH xxx M, LR5-66HBD xxx M, LR5-72HPH xxx M en LR5-72HBD xxx M, alsmede de PERC zonnepanelen van LONGi NL met type: Hi-M03, Hi-M03m, Hi­M04, Hi-M04rn, Hi-M05 en Hi-M05n.
Vervolgens heb ik gekeken of LONGi NL voormelde inbreukmakende producten heeft verkocht of geleverd aan haar afnemers die zijn gevestigd in landen waar het verbod van kracht is, te weten: België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Liechtenstein, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland.
De periode waarover het beslag zich mag uitstrekken is, gelet op het verzoekschrift, 4 november 2021 tot en met de dag van de indiening van het verzoek, 12 december 2022.
Voorts heb ik uitvoering gegeven aan het verzoek tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag bij derden en de gerechtelijke bewaring daarvan, zoals toegewezen in de beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam d.d. 14 december 2022.
(…)
Voormelde beslagen digitale bescheiden zijn op een USB-stick gezet met kenmerk (…) en door mij, gerechtsdeurwaarder, in gerechtelijk bewaring gegeven (…).
Dat conform Prejudiciële beslissing van de Hoge Raad d.d. 13-09-2013, met betrekking tot bewijsbeslag het de deurwaarder is toegestaan om, als daartoe aanleiding is, twee verschillende processen-verbaal van beslaglegging op te maken; een proces-verbaal dat is bestemd voor de verzoekster, waarin de in beslag genomen bescheiden slechts globaal zijn omschreven, en een proces-verbaal dat is bestemd voor diens wederpartij en, eventueel, de derde onder wie het beslag is gelegd, dat een gedetailleerde omschrijving van deze bescheiden bevat.
Waarvan is opgemaakt dit gedetailleerd omschreven proces-verbaal, hetwelk door mij, gerechtsdeurwaarder is ondertekend, waarvan een afschrift aan gerekwestreerde en aan de derde zal worden betekend en welk afschrift
welbestemd is voor verzoekster.”
2.11.
Bij (gewijzigd) verzoekschrift van 22 december 2022 heeft Hanwha de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van LONGi NL. Aan dit verzoek heeft Hanwha ten grondslag gelegd dat LONGi NL door overtreding van de opgelegde verboden dwangsommen heeft verbeurd. Het verlof is bij beschikking van dezelfde dag verleend. De vordering is, inclusief rente en kosten, begroot op € 66.000.000,00.
2.12.
Op 23 december 2022 is ten laste van LONGi NL conservatoir beslag gelegd onder ING Bank N.V. Uit de derdenverklaring van deze bank van 6 januari 2023 blijkt dat het beslag voor een bedrag van € 35.345.501,85 doel heeft getroffen.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
Hanwha vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
bepaalt dat Hanwha onmiddellijke inzage krijgt van en door afgifte de beschikking krijgt over de door de deurwaarder in beslag genomen en bij DigiJuris in bewaring gegeven relevante bescheiden (waaronder tevens begrepen elektronische data), te weten de in paragraaf 14 van de dagvaarding genoemde (“
bewijs (waaronder verkoopcontracten, aankoopbewijzen, transportdocumenten, etc.) met betrekking tot de (mogelijke) overtreding(en) door LONGi NL van de door de Rotterdamse voorzieningenrechter en het hof Den Haag opgelegde grensoverschrijdende verboden”) en overige informatie die betrekking heeft op de vermoede overtredingen van het vonnis en/of het arrest, en LONGi NL beveelt dergelijke inzage en afgifte te gehengen en te gedogen,
LONGi NL veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere dag dat zij daarmee in strijd handelt, met een maximum van € 2.500.000,00.
3.2.
Hanwha stelt ten aanzien van de proceskosten, in afwijking van haar vordering in de dagvaarding, met LONGi NL te zijn overeengekomen dat de partij die in conventie in het ongelijk wordt gesteld, wordt veroordeeld tot betaling van € 35.000,00 aan proceskosten.
3.3.
LONGi NL voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen dan wel een toe te wijzen inzage niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren (en nader en in afwijking van haar conclusie van antwoord) met veroordeling van Hanwha in de proceskosten als hiervoor in 3.2. bedoeld.
in reconventie
3.4.
LONGi NL vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
het door Hanwha ten laste van LONGi NL gelegde bewijsbeslag volledig en met onmiddellijke ingang opheft,
Hanwha beveelt om met onmiddellijke ingang vanaf de dag van betekening van het vonnis, waartoe betekening aan het kantooradres van de Nederlandse advocaten van Hanwha volstaat, alle voor de opheffing nodige maatregelen te treffen en te bewerkstelligen dat de in bewaring gegeven materialen en alle kopieën daarvan onmiddellijk aan de Nederlandse advocaten van LONGi NL worden bezorgd op een wijze die de vertrouwelijkheid van de materialen en de kopieën daarvan voldoende waarborgt, op straffe van een dwangsom van € 500.000,00,
het door Hanwha ten laste van LONGi NL gelegde bankbeslag volledig en met onmiddellijke ingang opheft of – subsidiair – het gezamenlijke bedrag op de bankrekening(en) van LONGi NL waarop door Hanwha bankbeslag is gelegd te verlagen tot € 5.000.000,00, of een in goede justitie te bepalen bedrag, en voor het overige opheft,
Hanwha beveelt om met onmiddellijke ingang vanaf de dag van betekening van het vonnis, waartoe betekening aan het kantooradres van de Nederlandse advocaten van Hanwha volstaat, alle voor de opheffing van het door haar ten laste van LONGi NL gelegde bankbeslag nodige maatregelen te treffen en te bewerkstelligen dat het bankbeslag wordt opgeheven, op straffe van een dwangsom van € 500.000,00.
3.5.
LONGi NL heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd laten weten dat, in afwijking van haar eis in reconventie, de in 3.2. bedoelde afspraak ertoe strekt dat partijen in reconventie over en weer geen vergoeding van proceskosten vorderen.
3.6.
Hanwha voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij eveneens te kennen gegeven dat partijen in reconventie over en weer geen vergoeding van proceskosten vorderen.

4..De beoordeling

in conventie

bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Er is sprake van een internationale zaak, omdat Hanwha buiten Nederland is gevestigd. Daarom moet ambtshalve worden beoordeeld of de voorzieningenrechter rechtsmacht heeft. LONGi NL is gevestigd in een lidstaat van de Brussel I bis-Verordening, zodat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld aan de hand van de bevoegdheidsregels van die verordening. Op grond van artikel 4 van die verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, omdat LONGi NL in Nederland is gevestigd. Op grond van artikel 99 Rv is (de voorzieningenrechter in) de rechtbank Rotterdam ook relatief bevoegd, omdat LONGi NL is gevestigd binnen het rechtsgebied van deze rechtbank.
4.2.
Hanwha grondt haar vordering op artikel 843a Rv en/of artikel 1019a Rv. Artikel 10:3 BW bepaalt dat op een procedure voor de Nederlandse rechter het Nederlands procesrecht van toepassing is. Voornoemde artikelen maken daarvan onderdeel uit.
spoedeisend belang
4.3.
Hanwha heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen, nu zij stelt dat de gevorderde bescheiden betrekking hebben op een vermeende (voortdurende) inbreuk door LONGi NL op het octrooi en zij daartegen wenst op te treden.
inzagevordering
4.4.
Aan de toewijsbaarheid van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering zijn drie cumulatieve voorwaarden verbonden: 1) de eiser moet een rechtmatig belang hebben bij inzage, uittreksel of afschrift, 2) het moet gaan om bepaalde bescheiden en 3) de vordering moet bescheiden betreffen aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser partij is. Ten aanzien van deze laatste eis is van belang dat artikel 1019a lid 1 Rv bepaalt dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een rechtsbetrekking.
4.5.
Hanwha stelt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 843a Rv in combinatie met artikel 1019a lid 1 Rv. Daartoe betoogt zij dat uit de facturen een vermoeden voortvloeit van inbreuk door LONGi NL op het octrooi en daarmee van (voortgezet) onrechtmatig handelen. Volgens Hanwha wordt dit vermoeden versterkt door de processen-verbaal van het bewijsbeslag, omdat daaruit volgt dat met de in beslag genomen bescheiden kan worden aangetoond dat LONGi NL in strijd met het vonnis en/of arrest heeft gehandeld. Hanwha stelt verder dat op haar de bewijslast van eventuele overtredingen rust.
4.6.
Volgens LONGi NL is de feitelijke grondslag van de inzagevordering ondeugdelijk, omdat alle in de facturen genoemde producten aan Photosol zijn geleverd voordat het vonnis aan haar werd betekend. Dit blijkt uit de ETA (Estimated Time of Arrival) Date die op de facturen staat in combinatie met de koopovereenkomst met Photosol en de daarbij behorende Commercial Invoices, Delivery Notices en transportdocumenten (zogenoemde CMR-documenten). Uit de hele keten van documenten blijkt dat alle leveringen die volgen uit stukken waarop het Franse bewijsbeslag ziet, en die de basis vormden voor het Nederlandse bewijsbeslag, dateren van voor de betekening van het vonnis. LONGi NL betoogt verder dat de inzagevordering van Hanwha louter is gebaseerd op speculaties en vermoedens en daarmee niet aan de wettelijke vereisten voldoet. Volgens LONGi NL heeft Hanwha onvoldoende aannemelijk gemaakt dat LONGi NL de rechterlijke verboden heeft overtreden en zijn de gevorderde bescheiden onvoldoende bepaald.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat enkel op basis van de facturen die zijn verkregen met het Franse bewijsbeslag niet kan worden aangenomen dat LONGi NL inbreuk op het octrooi heeft gemaakt en daarmee de rechterlijke verboden heeft overtreden. LONGi NL heeft aan de hand van (nadere) stukken namelijk inzichtelijk gemaakt dat alle in de facturen genoemde zonnepanelen voor 3 november 2021 aan Photosol zijn geleverd. Zij heeft voorts gesteld dat de facturen updates zijn van al veel eerder – voor (de betekening van) het vonnis – verstuurde pro-formafacturen.
Het procesdossier van dit kort geding omvat echter meer dan de hiervoor genoemde stukken. Uit de processen-verbaal van de deurwaarder lijkt te kunnen worden afgeleid dat LONGi NL de rechterlijke verboden heeft overtreden. Het relaas van de deurwaarder in die processen-verbaal lijkt er namelijk op neer te komen dat hij relateert waarop is gezocht, dat gekeken is of LONGi NL inbreukmakende producten heeft verkocht, dat (dergelijke) bescheiden zijn aangetroffen en dat deze vervolgens op USB-sticks zijn gezet die in gerechtelijke bewaring zijn gegeven. Dat rechtvaardigt, vooralsnog, het vermoeden dat LONGi NL de rechterlijke verboden heeft overtreden en een inbreuk op het octrooi heeft gemaakt. Dat vermoeden wordt versterkt door de laatste twee alinea’s van het citaat in 2.10., waarin wordt beschreven dat het (aan Hanwha verstrekte) proces-verbaal een gedetailleerd proces-verbaal betreft. Voor volledige duidelijkheid dient de deurwaarder (als getuige) te worden gehoord. Dat verdraagt zich echter niet met het karakter van een kort geding. Daar komt bij dat in dit geval niet wordt voldaan aan het vereiste van bepaalde bescheiden. Hanwha heeft in haar vordering te weinig concreet gemaakt welke stukken zij wenst in te zien. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij, desgevraagd, nog wel geantwoord dat zij afgifte van de vijf in beslag genomen USB-sticks bedoelt. Dat is echter èn niet gevorderd en bovendien is het risico bepaald niet ondenkbaar dat daar meer op staat dan waarvoor beslagverlof verleend is (gelet op eerdere ervaringen met bewijsbeslagen en daarop volgende inzagevorderingen). Hanwha heeft haar vordering ook niet gewijzigd. Daarnaast moet worden getwijfeld aan de spoedeisendheid bij het gevorderde. LONGi NL heeft immers cassatie ingesteld tegen het arrest en voert in de diverse aanhangige procedures tussen partijen, onder andere, een niet-inbreukverweer en het verweer dat het octrooi niet geldig is. Hanwha heeft niet toegelicht waarom zij de uitkomst van, in ieder geval, de cassatieprocedure niet kan afwachten. Dit leidt ertoe dat de inzagevordering wordt afgewezen.
proceskosten
4.8.
Hiervoor is al aangegeven dat partijen een afspraak hebben gemaakt over de op grond van artikel 1019h Rv over en weer te vorderen proceskosten. Op grond van die afspraak wordt Hanwha veroordeeld tot betaling van € 35.000,00 aan LONGi NL.
in reconventie
bevoegdheid en toepasselijk recht
4.9.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 8 van de Brussel I bis-Verordening bevoegd ten aanzien van de vordering in reconventie, omdat deze vordering voortspruit uit het rechtsfeit waarop de vordering in conventie is gegrond.
4.10.
LONGi NL grondt haar vordering op artikel 705 lid 2 Rv. Dit artikel maakt onderdeel uit van het Nederlands procesrecht dat op deze procedure van toepassing is.
opheffingsvorderingen
4.11.
Opheffing van een beslag kan onder meer, maar niet uitsluitend, plaatsvinden als een van de in artikel 705 lid 2 Rv genoemde gronden aanwezig is en een belangenafweging niet tot een ander oordeel leidt, en op grond van een, zelfstandige, belangenafweging.
4.12.
LONGi NL stelt dat de vordering waarvoor Hanwha bewijs- en bankbeslag heeft doen leggen ondeugdelijk is. Volgens LONGi NL heeft Hanwha de Rotterdamse voorzieningenrechter onvolledig en onjuist voorgelicht door in het verzoekschrift niet te wijzen op de ETA Date van de facturen en de CMR-documenten. Als Hanwha dat wel zou hebben gedaan, dan kon volgens LONGi NL geconstateerd worden dat voor het bewijsbeslag en het daaruit voortvloeiende bankbeslag geen grond bestaat. De in de facturen bedoelde leveringen hebben immers plaatsgevonden voor betekening van het vonnis.
4.13.
Hanwha betwist dat de vordering waarvoor zij beslag heeft doen leggen ondeugdelijk is en dat zij de voorzieningenrechter verkeerd heeft voorgelicht. Volgens Hanwha gingen bij haar de alarmbellen af toen zij de facturen met een factuurdatum van na het arrest onder ogen kreeg. Enkel met een bewijsbeslag kan Hanwha controleren of de facturen duiden op een overtreding van het vonnis en/of arrest en of er mogelijk nog meer overtredingen begaan zijn. Omdat de deurwaarder bescheiden in beslag heeft genomen, kan er volgens Hanwha van uit worden gegaan dat er documenten op de USB-sticks staan die voldoen aan de vereisten van het verlof voor het leggen van het bewijsbeslag.
4.14.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat tegen een gegeven beslagverlof geen hogere voorziening is toegelaten. Dit betekent dat het beslagverlof als zodanig niet kan worden getoetst. Dat leidt ertoe dat de stellingen van LONGi NL dat voor het leggen van het bewijs- en bankbeslag nimmer verlof had mogen worden gegeven, buiten beschouwing worden gelaten. In een opheffingskortgeding kan wel worden getoetst of de beslagverzoeker de voorzieningenrechter volledig en naar waarheid heeft voorgelicht. Bij schending van die verplichting kan de voorzieningenrechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Hoewel LONGi NL betoogt dat Hanwha de voorzieningenrechter verkeerd heeft voorgelicht, is dat naar voorlopig oordeel niet aannemelijk. Zonder nadere toelichting roepen de facturen immers de nodige vragen op. Zo staat 16 maart 2022 als factuurdatum op de facturen vermeld en is deze datum gelegen na de datum van betekening van het arrest. Daar komt bij dat er genoeg redenen te bedenken zijn waarom een ETA-datum niet gehaald wordt en de nadien door LONGi NL gegeven verklaring voor het (toen nogmaals) opmaken (of dateren) van de facturen niet zonder meer voor de hand ligt. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat Hanwha ten tijde van het indienen van de verlofverzoeken niet over de koopovereenkomst en de daarop betrekking hebbende Commercial Invoices en Delivery Notices beschikte.
4.15.
Op basis van de hiervoor in 4.7. beschreven constateringen van de deurwaarder is, voorshands, aannemelijk dat de vordering waarvoor Hanwha de beslagen heeft doen leggen (summierlijk) deugdelijk is. De vorderingen van LONGi NL tot opheffing van het bewijs- en bankbeslag worden daarom afgewezen. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. De advocaat van LONGi NL heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het bewijsbeslag boven het hoofd van LONGi NL hangt, maar dat het niet erg bezwaarlijk is dat er vijf USB-sticks bij DigiJuris liggen. Het belang van Hanwha bij het handhaven van het bewijsbeslag weegt daarmee zwaarder dan het belang van LONGi NL bij opheffing daarvan. Hoewel LONGi NL stelt dat zij hinder ondervindt van het bankbeslag doordat de betaling van salarissen aan haar werknemers ernstig wordt bemoeilijkt en zij in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd, heeft zij nagelaten dit te onderbouwen. De belangenafweging valt daarom ook op dit punt in het voordeel van Hanwha uit.
4.16.
LONGi NL vordert subsidiair dat het gezamenlijke bedrag op de bankrekening(en) waarop het bankbeslag is gelegd, wordt verlaagd tot € 5.000.000,00. Daartoe betoogt LONGi NL dat het aantal van 13.200 zonnepanelen niet als basis kan dienen voor de begroting van Hanwha’s vordering, omdat op grond van de facturen niet aannemelijk is dat LONGi NL inbreuk op het octrooi heeft gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van de in conventie besproken processen-verbaal van de deurwaarder, summierlijk aannemelijk is dat LONGi NL inbreuk op het octrooi heeft gemaakt en dwangsommen heeft verbeurd. Hoewel bij het begroten van de vordering is uitgegaan van het aantal zonnepanelen in de facturen en dat aantal in ieder geval niet juist is, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de aannemelijke inbreuk, geen aanleiding voor een herbegroting van de vordering op het bedrag waartoe de in het vonnis opgelegde dwangsom is gemaximeerd. Daartoe wordt als eerste verwezen naar overweging 6.81. van het arrest. Daarin is overwogen dat geen aanleiding bestaat om de dwangsom te maximeren, mede gelet op de omstandigheid dat er serieuze aanwijzingen zijn dat LONGi NL zich door een door de Duitse rechter opgelegd verbod ook niet heeft laten weerhouden haar inbreukmakende handelingen voort te zetten. Of een (hoge) dwangsom onnodig was, zoals LONGi NL stelt, valt nog te bezien, gelet op de serieuze aanwijzingen die ook nu bestaan. Daar komt bij dat het in dit kort geding ontbreekt aan aanknopingspunten voor een andere begroting van de vordering en dat, zoals hiervoor in 4.15. is overwogen, niet aannemelijk is dat het bankbeslag knelt. Dit leidt ertoe dat ook de subsidiaire vordering wordt afgewezen.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Hanwha in de proceskosten, aan de zijde van LONGi NL tot op heden begroot op € 35.000,00,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023.
[2971/2009]