Op 5 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak over de aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) en de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak in Dordrecht. De eiser, eigenaar van een Rijksmonument uit 1600, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht opgelegde aanslagen voor het belastingjaar 2020. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 53.000,- en de eiser betwistte de classificatie van de onroerende zaak als niet-woning, in plaats van als garage, wat invloed heeft op de hoogte van de belasting. De rechtbank oordeelde dat de discussie over de classificatie van de onroerende zaak niet relevant was voor de toepassing van de belastingtarieven, aangezien beide classificaties onder hetzelfde tarief voor niet-woningen vallen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de juiste tarieven had toegepast en dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Eiser had ook aangevoerd dat hij niet op de juiste wijze was gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard.