Op 31 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in twee zaken betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI) behandeld. Het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader zonder gezag is afgewezen, omdat de kinderrechter niet tijdig in staat was om het verzoek te behandelen voor het verstrijken van de termijn. De machtiging tot uithuisplaatsing was inmiddels verlopen. In de tweede zaak heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader zonder gezag verleend tot 21 april 2023. De kinderrechter oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft daarbij rekening gehouden met de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder, die mogelijk een cognitieve beperking heeft en in het verleden [voornaam minderjarige01] in onveiligheid heeft gebracht. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting op 14 april 2023 te rapporteren over de stand van zaken.