ECLI:NL:RBROT:2023:2625

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
10050839 CV EXPL 22-25074
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg cao-bepaling en loonsverhoging in arbeidsrechtelijke geschil tussen vakbonden en werkgeversvereniging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023, gaat het om een geschil tussen de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en CNV Vakmensen, als eiseressen, en een groep werkgevers, aangeduid als Sito c.s., over de uitleg van cao-bepalingen met betrekking tot loonsverhogingen. De kern van het geschil betreft de vraag of de lonen per 1 maart 2022 verhoogd moesten worden met de procentuele stijging van de consumentenprijsindex (CPI) van 5,58%, zoals vastgelegd in artikel 11 van de cao Orsima. De eiseressen stellen dat de cao-bepalingen hen recht geven op deze verhoging, terwijl de gedaagden, die lid zijn van de werkgeversvereniging Sito, betogen dat er geen verplichting bestaat om de lonen te verhogen omdat de cao nog steeds 'loopt' en de bepalingen niet van toepassing zijn.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de cao Orsima, die liep van 1 april 2020 tot en met 30 september 2021, stilzwijgend is verlengd tot 30 september 2022. De rechter oordeelt dat de cao-bepalingen, en met name artikel 11 lid 4, niet van toepassing zijn zolang de cao nog loopt. De kantonrechter volgt de uitleg van de gedaagden en concludeert dat de lonen per 1 maart 2022 niet met de CPI hoeven te worden verhoogd. Dit betekent dat de vorderingen van FNV c.s. worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10050839 CV EXPL 22-25074
datum uitspraak: 24 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV),

gevestigd te Utrecht,
2. CNV Vakmensen.nl,
gevestigd te Utrecht,
eiseressen,
gemachtigde: mr. A.A.M. Broos (FNV) en mr. M. Verboven (CNV),
tegen

1. Vereniging van werkgevers in scheeps-, industrie-, milieu- en technische onderhoudsactiviteiten, mede handelend onder de naam Sito,

gevestigd te Gorinchem,

2. Peeters Nederland B.V.,

statutair gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudende te Bergen op Zoom,

3. Conservator Scheeps- en Industrieel Onderhoud B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

4. Mourik International B.V.,

statutair gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudende te Botlek Rotterdam,

5. Mourik Vlissingen B.V.,

gevestigd te Groot-Ammers,

6. Mourik Services B.V.,

gevestigd te Groot-Ammers,

7. Mourik Infra Cleaning B.V.,

gevestigd te Groot-Ammers,

8. MCO-Team B.V.,

gevestigd te Nieuwdorp (gemeente Borsele),
gedaagden,
gemachtigden: mr. J.P.H. Zwemmer en mr. H.L. Doorn.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk FNV en CNV en gezamenlijk FNV c.s. genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk Sito, Peeters, CSIO, Mourik International, Mourik Vlissingen, Mourik Services, Mourik Infra Cleaning en MCO-team genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk Sito c.s. genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 27 juli 2022 en 29 juli 2022, met producties;
  • het antwoord, met producties;
  • de spreekaantekeningen van mr. Broos en mr. Verboven;
  • de spreekaantekeningen van mr. Zwemmer en mr. Doorn.
1.2.
Op 9 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Namens FNV c.s. zijn verschenen [naam01] (vakbondsbestuurder FNV) en [naam02] (vakbondsbestuurder CNV) en de gemachtigden mr. A.A.M. Broos en mr. M. Verboven. Namens Sito c.s. zijn verschenen [naam03] (voorzitter Sito), [naam04] (Peeters Nederland), [naam05] (Conservator), [naam06] (Mourik), [naam07] (Mourik), [naam08] (VGIS) en de gemachtigden mr. J.P.H. Zwemmer en mr. H.L. Doorn.

2..De feiten

2.1.
FNV c.s. zijn verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid die zich krachtens hun statuten ten doel stellen de belangen te behartigen van hun leden en werknemers of groepen van werknemers in het algemeen.
2.2.
Sito is een werkgeversvereniging die ongeveer zestig werkgevers in de industriële dienstverlening vertegenwoordigt.
2.3.
Tussen Sito en FNV en CNV is een ‘landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemers werkzaam in onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten’ ingaande 1 april 2020 en eindigend 30 september 2021 (hierna: CAO Orsima) overeengekomen. De CAO Orsima bevat onder meer de volgende bepalingen:
“(…)
Artikel 3 Duur en beëindiging van deze overeenkomst
De overeenkomst wordt aangegaan voor de termijn van 1 april 2020 tot en met 30 september 2021.
(…)
Artikel 11 Lonen
(…)
3. De lonen worden gedurende de cao periode als volgt aangepast:
a. per 1 maart 2021: een structurele verhoging van 1,25%.
Het bepaalde in lid 4 van dit artikel geldt gedurende de looptijd van deze cao niet.
4. Per 1 maart volgend op de cao-periode worden de lonen verhoogd met eenzelfde percentage als de procentuele stijging van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens afgeleid zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek; als percentage geldt de procentuele stijging van de CPI van de maand december van 2 opeenvolgende jaren. Indien zich bijzondere omstandigheden voordoen (bijvoorbeeld stagflatie) zullen cao-partijen de toepassing van dit lid en de gevolgen daarvan met elkaar bespreken alvorens tot toepassing over te gaan.
(…)”
2.4.
Peeters, Conservator, Mourik International, Mourik Vlissingen, Mourik Services, Mourik Infra Cleaning en MCO-Team zijn werkgevers die lid zijn van Sito en werkgevers waarvan de activiteiten vallen onder de werkingssfeer van de CAO Orsima.
2.5.
Op 20 oktober 2021 zijn FNV c.s. en Sito onderhandelingen gestart voor een nieuwe CAO Orsima.
2.6.
Bij brief van 7 april 2022 hebben FNV c.s. onder meer Sito gesommeerd FNV c.s. binnen tien dagen schriftelijk te berichten (1) dat de werkgevers op grond van artikel 11 lid 3 en 4 CAO Orsima gehouden zijn om vanaf 1 maart 2022 de lonen van hun werknemers met de Automatische Prijs Compensatie (APC) van 5,58% te verhogen en (2) dat Sito haar leden hierover uiterlijk in april 2022 zal informeren en hen alsdan tevens zal verzoeken om, voor zover zij dat nog niet hebben gedaan, deze APC alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2022 aan hun werknemers uit te betalen. FNV c.s. hebben de werkgevers een brief met gelijke strekking gestuurd.
2.7.
Bij brief van 19 april 2022 aan FNV c.s. heeft Sito zich onder meer op het standpunt gesteld dat de lonen van de werknemers op zijn vroegst per 1 maart 2023 zouden moeten worden verhoogd met de APC.
2.8.
Op 19 september 2022 heeft Sito aan FNV c.s. een eindbod gedaan voor een nieuwe cao. FNV c.s. hebben dit eindbod met een positief stemadvies aan de vakbondsleden voorgelegd. In een brief aan de vakbondsleden schrijven FNV c.s.:
“(…)
Na maanden van radiostilte werden wij afgelopen week aangenaam verrast door een eindbod van jullie werkgevers uit de Industriële Reiniging.
Het eindbod is als volgt:

Looptijd: van 01-10-2022 tot 01-04-2024. (1,5 jaar),

Op 01-10-2022: 4% structurele loonstijging,

Op 01-01-2023: 4% structurele loonstijging,

Op 01-01-2024: 2% structurele loonstijging,

Totaal: 10% structurele loonsverhoging,

Op 01-12-2022: éénmalig € 1000,-.
(…)
Positief stemadvies
Al met al een eindbod welke wij met de kaderleden van het CNV en de FNV afgelopen woensdag intensief met elkaar hebben besproken en welke wij met eenpositief-stemadviesaan jullie voorleggen.
Waarom positief? Omdat het hier een eindbod betreft waar jullie snel financieel profijt van zullen hebben, immers over 3 maanden. Op 1 januari 2023 hebben jullie dan al een structurele loonsverhoging van 8% ontvangen, naast de € 1000,- eenmalig (uitgekeerd uiterlijk op 1 december 2022. Maar met de intentie eerder, afhankelijk van de salarisadministratie eerder).
Ná 31 maart 2024 gaan wij, bij de onderhandelingen over een nieuwe cao, natuurlijk gewoon weer een nieuwe looneis neerleggen, conform onze dan geldende arbeidsvoorwaarden, voor de rest van dat jaar!
Wij, de kaderleden en de bestuurders CNV en FNV vinden het belangrijker dat jullie nu een "zekere" 10% structurele loonsverhoging, met € 1000,- eenmalig nog dit jaar, ontvangen dan een "onzekere" 5,58% aan APC.
Waarom? Simpelweg omdat wij op dit moment echt niet weten en daar ook geen invloed op hebben, wanneer wij bij de Rechtbank zitten voor die APC. Ook de uitspraak van de Kantonrechter is niet zeker en daarna kunnen de werkgevers ook nog in (hoger) beroep gaan. Voor je het weet zijn we zomaar weer een jaar verder en hebben jullie (nog) niets.
De APC verdwijnt ook niet uit de Cao Orsima met dit eindbod en is na afloop van deze looptijd gewoon weer van toepassing op jullie allen.
Wij begrijpen dat dit wellicht onverwacht op jullie dak komt vallen, dat hadden wijzelf ook natuurlijk. Maar als je de voordelen van dit eindbod afweegt tegen de nadelen slaat de weegschaal voor ons uit naar de positieve kant, beter structureel 10% zeker dan 5,58% onzeker!
(…)”
2.9.
Tussen FNV c.s. en Sito is een nieuwe CAO Orsima overeengekomen met een looptijd van 1 oktober 2022 tot en met 31 maart 2024 (CAO Orsima 2022-2024). In de CAO Orsima 2022-2024 is onder meer de volgende bepaling opgenomen:
“(…)
Artikel 11 Lonen
(…)
3. a. De lonen worden gedurende de cao periode als volgt aangepast:
- per 1 oktober 2022: een structurele verhoging van 4%
- per 1 januari 2023: een structurele verhoging van 4%
- per 1 januari 2024 een structurele verhoging van 2%
Deze verhogingen zijn inclusief de APC zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel.
b. Werknemers die op 1 oktober 2022 in dienst zijn ontvangen een eenmalige uitkering van € 1000,- bruto ter compensatie van de gestegen kosten in de afgelopen maanden. Parttimers ontvangen de eenmalige uitkering naar rato van hun contracturen. Werknemers die op 1 oktober 2022 korter dan een jaar in dienst zijn, ontvangen de uitkering naar rato van het aantal maanden dat zij in dienst zijn. Deze uitkering wordt zo snel als mogelijk, maar voor 1 december 2022 betaald.
4. Per 1 maart volgend op de cao-periode worden de lonen verhoogd met eenzelfde percentage als de procentuele stijging van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens afgeleid zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek; als percentage geldt de procentuele stijging van de CPI van de maand december van 2 opeenvolgende jaren. Indien zich bijzondere omstandigheden voordoen (bijvoorbeeld stagflatie) zullen cao-partijen de toepassing van dit lid en de gevolgen daarvan met elkaar bespreken alvorens tot toepassing over te gaan.
(…)”

3..Het geschil

3.1.
FNV c.s. eisen, na wijziging, samengevat:
te verklaren voor recht dat op grond van art. 11 lid 4 cao de lonen per 1 maart 2022 dienen te worden verhoogd met eenzelfde percentage als de procentuele stijging van consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens afgeleid, zoals vastgesteld door het CBS, waarbij als percentage geldt de procentuele stijging van de CPI van de maand december van 2 opvolgende jaren, dat is per 1 maart 2022 een percentage van 5,58%;
Sito te veroordelen:
I. conform art. 8 Wet CAO te bevorderen dat haar leden de cao nakomen, in de zin dat zij haar leden schriftelijk dient te berichten dat zij op grond van art. 11 lid 4 cao gehouden zijn om de lonen van hun werknemers per 1 maart 2022 met de APC (5,58%) te verhogen, dit onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag voor elke dag dat Sito dit 1 maand na betekening van het vonnis nalaat, waarbij het maximum aan te verbeuren dwangsommen wordt bepaald op € 250.000,-;
II. tot betaling aan elk van de bonden van een bedrag van € 25.000,- als schadevergoeding ex art. 15/16 Wet CAO;
gedaagden sub 2 t/m 8 te veroordelen tot nakoming van art. 11 lid 4 cao jegens hun (ex-)werknemers, in de zin dat gedaagden 2 t/m 8:
I. hun (ex-)werknemers schriftelijk berichten dat zij op grond van art. 11 lid 4 cao per 1 maart 2022 recht hebben op een verhoging van hun loon met de APC (5,58%);
II. tegelijkertijd aan de betreffende (ex-)werknemers inzichtelijke en correcte berekeningen verstrekken van het bedrag ter zake loon dat sinds 1 maart 2022 aan hen te weinig is betaald;
III. het berekende bedrag aan de betreffende (ex-)werknemers uitbetalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging, gesteld op 50% hiervan, en de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum der voldoening;
IV. een en ander met gelijktijdige verstrekking aan de betreffende (ex-) werknemers van bruto-/netto-specificaties en specificaties van de wettelijke rente en
V. voor de toekomst het juiste loon aan hun werknemers betalen;
het gestelde onder I t/m V onder verbeurte van een dwangsom van € 1000,- per werknemer per dag, voor elke dag dat gedaagden dit 1 maand na betekening van het vonnis jegens enige medewerker nog nalaten, waarbij het maximum van te verbeuren dwangsommen wordt bepaald op € 25.000,- per werknemer;
gedaagden sub 2 t/m 8 elk te veroordelen tot betaling aan elk van de bonden van een bedrag van € 25.000,- als schadevergoeding ex artikel 15/16 Wet CAO voor zover de onder E, F en G gevorderde boetes worden afgewezen;
Peeters te veroordelen tot betaling aan FNV c.s. van een bedrag van € 35.000,- als boete in de zin van art. 40 lid 3 sub d cao, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding;
Conservator te veroordelen tot betaling aan FNV c.s. van een bedrag van € 20.000,- als boete in de zin van art. 40 lid 3 sub d cao, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding;
de Mourikvennootschappen (gedaagden sub 4 t/m 8), te veroordelen, aldus dat wanneer één van hen (deels) betaalt, de anderen (voor dat deel) zijn gekweten, tot betaling aan FNV c.s. van een bedrag van € 45.000,- als boete in de zin van art. 40 lid 3 sub d cao, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding;
gedaagden sub 1 t/m 8 te veroordelen, aldus dat wanneer één van hen (deels) betaalt, de anderen (voor dat deel) zijn gekweten, tot betaling aan FNV c.s. van een bedrag van € 6.775,- als de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding;
I. gedaagden sub 1 t/m 8 te veroordelen tot betaling aan FNV c.s. van de proceskosten, waaronder het salaris van hun gemachtigden;
dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Sito c.s. zijn het met de eis niet eens en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van de vorderingen en verzoeken FNV c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
De standpunten van partijen worden, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna besproken.

4..De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?

4.1.
De kern van het geschil tussen partijen gaat over de uitleg van artikel 11 lid 3 en 4 CAO Orsima (2020-2021) en de vraag of op grond van deze bepaling per 1 maart 2022 een loonsverhoging moet worden toegepast.
4.2.
De kantonrechter merkt op dat de procentuele stijging van de consumentenprijsindex (hierna: CPI) alle huishoudens zoals opgenomen in artikel 11 lid 4 CAO Orsima door partijen ook wel wordt aangeduid als de Automatische Prijs Compensatie (hierna: APC). Nu in de CAO Orsima de CPI is opgenomen, zal de kantonrechter deze terminologie hanteren. Tussen partijen is niet in geschil dat de CPI op 1 maart 2022 5,58% bedraagt, zodat de kantonrechter hiervan uit gaat. Verder is niet in geschil dat gedaagden 2 tot en met 8 allen lid zijn van Sito en dus gebonden werkgevers zijn (ex artikel 9 Wet CAO).
De standpunten van partijen
4.3.
FNV c.s. stellen zich op het standpunt dat op grond van artikel 11 lid 4 CAO Orsima de lonen per 1 maart 2022 met de CPI dienen te worden verhoogd. Onder ‘de cao periode’ en onder de ‘looptijd van deze cao’ in artikel 11 lid 3 CAO Orsima dient volgens FNV c.s. te worden verstaan de duur en looptijd zoals opgenomen in artikel 3 CAO Orsima. De ratio en systematiek van artikel 11 lid 3 en 4 CAO Orsima komt er op neer dat gedurende ‘de cao-periode/de looptijd van deze cao’ bepaalde cao-loonsverhogingen worden overeengekomen, waarbij op grond van lid 4 ‘per 1 maart volgend op de cao-periode’ - wanneer partijen nog geen nieuwe cao-loonsverhogingen zijn overeengekomen - de lonen worden verhoogd met de CPI. De ratio achter de zin ‘het bepaalde in lid 4 van dit artikel geldt gedurende de looptijd van deze cao niet’ is dat gedurende ‘de looptijd van deze cao’ de lonen worden verhoogd met de overeengekomen cao-loonsverhogingen. Deze ratio en systematiek volgt ook duidelijk uit de voorgaande cao-bepalingen in eerdere cao’s, die zijn terug te leiden tot 1999.
4.4.
Verder hebben Sito c.s. zich volgens FNV c.s. ten onrechte beroepen op bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 11 lid 4 CAO Orsima. Ofschoon de inflatie hoger is dan voorheen, was geen sprake van stagflatie of een economische recessie. Er zijn gesprekken gevoerd over of er al dan niet bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 11 lid 4 CAO Orsima zijn. Tijdens een overleg op 15 februari 2022 hebben FNV c.s. hierop afwijzend gereageerd en hiermee zijn deze gesprekken afgerond.
4.5.
Sito c.s. stellen zich op het standpunt dat er geen verplichting is de lonen op grond van artikel 11 lid 4 CAO Orsima per 1 maart 2022 met de CPI te verhogen. Artikel 11 lid 3 CAO Orsima bepaalt: ‘het bepaalde in lid 4 van dit artikel geldt gedurende de looptijd van deze cao niet’. De eerste zin van lid 4 (‘volgend op de cao-periode’) sluit daarbij aan. Doorslaggevend is dus of de cao ‘loopt’ of niet. De CAO Orsima is door geen van partijen opgezegd en op grond van artikel 19 Wet CAO stilzwijgend verlengd tot en met 30 september 2022, waardoor de cao nog steeds ‘loopt’. Volgens Sito c.s. impliceren de woorden ‘volgend op de cao-periode’ in artikel 11 lid 4 CAO Orsima dat voor het verplicht verhogen van de lonen met het CPI-percentage doorslaggevend is dat de cao niet meer geldt. Dat betekent dat Sito c.s. op zijn vroegst vanaf 1 maart 2023 gehouden zijn geweest de lonen met de CPI te verhogen. Omdat partijen per 1 oktober 2022 een nieuwe cao hebben gesloten die loopt tot 1 april 2024 is dit niet aan de orde. Als FNV c.s. van mening zijn dat artikel 11 lid 3 en 4 van de CAO Orsima zo moet worden gelezen dat de lonen per 1 maart 2022 met de CPI hadden moeten worden verhoogd, dan hadden FNV c.s. dit zo moeten opschrijven of hadden ze de cao moeten opzeggen. Dit hebben ze niet gedaan en dat betekent dat een stijging van de lonen met de CPI niet aan de orde was. Verder is dit meegenomen in de onderhandelingen die hebben geleid tot de 10% loonsverhoging in de komende 1,5 jaar in de nieuwe CAO Orsima. Sito c.s. betreuren dat FNV c.s. niet zijn overgegaan tot intrekking van de dagvaarding.
4.6.
Sito c.s. voeren verder aan dat zij zich in de periode na 1 maart 2022 op het standpunt hebben gesteld dat de lonen per 1 maart 2022 niet met de CPI hoeven te worden verhoogd, omdat de gesprekken tussen cao-partijen over de ‘bijzondere omstandigheden’ zoals bedoeld in artikel 11 lid 4 CAO Orsima niet waren afgerond. Er is sprake van bijzondere omstandigheden: de inflatie is sinds de jaren ’70 niet meer zo hoog geweest.
Uitleg aan de hand van de cao-norm
4.7.
Zoals partijen ook naar voren hebben gebracht, dient een cao-bepaling volgens vaste rechtspraak te worden uitgelegd aan de hand van de zogenoemde cao-norm. Deze norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend (zie onder meer HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678, r.o. 3.4.2).
4.8.
Bezien tegen de achtergrond van dit toetsingskader volgt de kantonrechter de uitleg die FNV c.s. geven aan artikel 11 lid 3 en 4 CAO Orsima. De kantonrechter zal uitleggen hoe hij tot dit oordeel komt.
4.9.
Allereerst ontbreekt een schriftelijke toelichting op artikel 11 lid 3 en 4 CAO Orsima, zodat daarmee bij de uitleg geen rekening kan worden gehouden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben Sito c.s. verklaard dat in het verleden nooit eerder uitvoering is gegeven aan artikel 11 lid 4 CAO Orsima (of een daarmee vergelijkbare bepaling) en ook FNV c.s. konden hiervan geen voorbeelden noemen. In artikel 11 lid 3 CAO Orsima is een structurele loonsverhoging gedurende de cao-periode geregeld (namelijk per 1 maart 2021 een structurele verhoging van 1,25%). Uitdrukkelijk staat vermeld dat lid 4 gedurende de looptijd van de cao niet geldt. Vervolgens wordt in lid 4 bepaald dat per 1 maart volgend op de cao-periode de lonen worden verhoogd met eenzelfde percentage als de procentuele stijging van de CPI alle huishoudens. Naar het oordeel van de kantonrechter dienen de bewoordingen ‘gedurende de cao-periode’, ‘gedurende de looptijd van de cao’ en ‘de cao-periode’ in samenhang bezien te worden uitgelegd als de periode waarvoor de cao tussen cao-partijen is overeengekomen. Artikel 3 CAO Orsima bepaalt dat de overeenkomst wordt aangegaan voor de termijn van 1 april 2020 tot en met 30 september 2021. Deze periode moet worden aangemerkt als de looptijd van de cao of de cao-periode.
4.10.
Dat de CAO Orsima door geen van de cao-partijen is opgezegd en – nu er met ingang van 1 oktober 2021 nog geen nieuwe cao is overeengekomen – dit tot gevolg heeft dat de cao ex artikel 19 Wet CAO met een jaar is verlengd leidt niet tot een andere uitleg. Uit de cao-tekst kan niet worden afgeleid dat onder ‘gedurende de cao-periode’ en ‘gedurende de looptijd van de cao’ ook de verlenging ex artikel 19 Wet CAO moet worden begrepen. Dit zou tot het onaannemelijke rechtsgevolg leiden dat gedurende 1,5 jaar (namelijk van 1 oktober 2021 tot 1 maart 2023) geen loonsverhoging zou gelden, terwijl de cao juist voorziet in een verhoging na de cao-periode (ervan uitgaande dat er (nog) geen nieuwe cao is overeengekomen). Artikel 3 en artikel 11 lid 3 en 4 CAO Orsima in onderlinge samenhang bezien moeten naar het oordeel van de kantonrechter zo worden uitgelegd dat een loonsverhoging tijdens de
overeengekomenlooptijd van de cao en vanaf 1 maart na afloop van de
overeengekomenlooptijd van de cao is geregeld. Nergens uit blijkt dat de toepassing van artikel 11 lid 4 CAO Orsima afhankelijk is gesteld van het wel of niet opzeggen van de cao door één van de cao-partijen. Sito c.s. hebben onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2021:6671) gesteld dat een stilzwijgende verlenging in de zin van artikel 19 lid 1 Wet CAO meebrengt dat na een verlenging de looptijd en duur van de cao wordt voortgezet en niet dat er een nieuwe looptijd ontstaat. Wat hier ook van zij, dat neemt in dit geval niet weg dat de uitleg van artikel 11 lid 3 en 4 CAO Orsima met zich brengt dat de looptijd van de cao de periode van 1 april 2020 tot en met 30 september 2021 betreft.
In dit geval géén verplichting tot loonsverhoging van 5,58% vanaf 1 maart 2022
4.11.
Dat de kantonrechter de uitleg van FNV c.s. van artikel 11 lid 3 en 4 CAO Orsima volgt, betekent echter niet dat per 1 maart 2022 de lonen daadwerkelijk met de CPI (5,58%) moeten worden verhoogd. Daartoe is het volgende redengevend.
4.12.
Artikel 11 lid 4 CAO Orsima bepaalt dat indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, partijen de toepassing van dit lid en de gevolgen daarvan met elkaar bespreken alvorens tot toepassing wordt overgegaan. Sinds 20 oktober 2021 onderhandelen partijen over een nieuwe cao. In ieder geval op 15 februari 2022 hebben Sito c.s. zich op het standpunt gesteld dat een verhoging met de CPI per 1 maart 2022 niet aan de orde kan zijn. Tijdens verschillende overleggen is de loonsverhoging met de CPI onderwerp van gesprek geweest, waarbij FNV c.s. hebben vastgehouden aan het standpunt dat per 1 maart 2022 de CPI-loonsverhoging moest worden betaald. Partijen hebben toen geen overeenstemming bereikt over het geschilpunt rondom het verhogen van de lonen met de CPI en verschilden ook van mening of nu sprake was van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 11 lid 4 CAO Orsima. FNV c.s. hebben niet weersproken dat, gekeken naar de afgelopen twintig jaar, de CPI niet eerder zo hoog is geweest. Dat, zoals FNV c.s. hebben aangevoerd, geen sprake was van stagflatie (het voorbeeld dat in artikel 11 lid 4 CAO Orsima wordt gegeven) neemt niet weg dat in ieder geval de hoogte van de CPI per 1 maart 2022 wel bijzonder was en ook onderwerp van gesprek/onderhandeling was tussen partijen.
4.13.
Vervolgens heeft Sito op 19 september 2022 een eindbod voor een nieuwe cao aan FNV c.s. gedaan, op grond waarvan werknemers gefaseerd een structurele loonsverhoging van 10% en een eenmalige uitkering van € 1.000,00 krijgen. FNV c.s. hebben dit eindbod met een positief stemadvies aan hun leden voorgelegd, waarbij in de brief aan de leden onder meer staat vermeld ‘dat de kaderleden en de bestuurders CNV en FNV het belangrijker vinden dat de werknemers nu een zekere 10% structurele loonsverhoging met € 1.000 eenmalig nog dit jaar krijgen, dan een onzekere 5,58% aan APC’. Verder staat in de brief vermeld ‘dat de APC met dit eindbod ook niet uit de CAO Orsima verdwijnt en na afloop van de looptijd gewoon weer van toepassing is’. Nadat de leden hebben ingestemd, is de nieuwe CAO Orsima met een looptijd van 1 oktober 2022 tot en met 31 maart 2024 (CAO Orsima 2022-2024) tot stand gekomen. In artikel 11 lid 3 sub a CAO Orsima 2022-2024 is een gefaseerde loonsverhoging opgenomen, waarbij staat vermeld ‘deze verhogingen zijn inclusief de APC zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel’. Artikel 11 lid 3 sub b CAO Orsima 2022-2024 bepaalt dat de werknemers een eenmalige uitkering van € 1.000,- bruto krijgen ter compensatie van de gestegen kosten in de afgelopen periode.
4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit artikel 11 lid 3 CAO Orsima 2022-2024 - in samenhang bezien met het standpunt van FNV c.s. in de brief aan de leden dat zij het belangrijker vinden dat de werknemers een zekere 10% structurele loonsverhoging, in plaats van een onzekere 5,58% aan APC krijgen - dat tussen partijen afspraken zijn gemaakt voor het verleden. Aangenomen moet worden dat de afspraken zien op de periode 1 oktober 2021 tot 1 oktober 2022; in deze periode was de overeengekomen looptijd van de CAO Orsima 2020-2021 verstreken en was er nog geen nieuwe cao. Aangezien artikel 11 lid 3 CAO Orsima 2022-2024 uitdrukkelijk bepaalt dat de gefaseerde loonsverhogingen inclusief de APC zijn, kan geen aanspraak (meer) worden gemaakt op de verhoging met de CPI per 1 maart 2022. Dit is immers verdisconteerd in de afspraken die in artikel 11 lid 3 CAO Orsima 2022-2024 zijn neergelegd.
4.15.
Indien zou worden geoordeeld dat de lonen per 1 maart 2022 wel met 5,58% zouden moeten worden verhoogd, zou dat betekenen dat de werknemers op grond van de CAO Orsima 2022-2024 over het met 5,58% verhoogde loon nog eens een loonsverhoging van (gefaseerd) 10% zouden krijgen. Gelet op de omstandigheden van dit geval - in het bijzonder de tussen partijen gevoerde gesprekken over de CPI, de in de CAO Orsima 2022-2024 gemaakte afspraken en het standpunt van FNV c.s. hierover in de brief aan de leden - is dit naar het oordeel van de kantonrechter een niet te rechtvaardigen uitkomst.
4.16.
Op grond van het voorgaande is de conclusie dat de werkgevers de lonen niet per 1 maart 2022 met 5,58% dienen te verhogen. Een schadevergoeding ex artikel 15 en 16 Wet CAO of een door de werkgevers verschuldigde boete op grond van artikel 40 lid 3 sub d CAO Orsima is daarmee niet aan de orde. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht en de overige vorderingen van FNV c.s. worden afgewezen.
Proceskosten
4.17.
Gelet op de aard van het geschil, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en in het openbaar uitgesproken.
44483