ECLI:NL:RBROT:2023:2613

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
10-346384-21 en 10-324136-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, belediging, bedreiging ambtenaren in functie en poging zware mishandeling met TBS en dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1987 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught. De verdachte is beschuldigd van mishandeling, belediging, bedreiging van ambtenaren in functie en poging tot zware mishandeling. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden geëist, alsook de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, als gevolg van een schizofrene stoornis, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft echter wel TBS met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn vastgesteld voor de slachtoffers van de mishandelingen en bedreigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, en heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-346384-21 en 10-324136-22
Datum uitspraak: 10 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC),
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, waarvan er een op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M.M. Zonneveld heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest;
  • oplegging van de maatregel ter beschikkingstelling (hierna: TBS) met bevel tot dwangverpleging (ongemaximeerd).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 4 zonder nadere motivering
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Beoordeling
Feiten 1-3 (mishandeling, belediging en bedreiging ambtenaren in functie)
Standpunt verdediging
Volgens de verdediging heeft de verdachte ter zitting ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 een noodweersituatie geschetst, waarbij een (van de) handhaver(s) hem eerst aanviel en hij zich moest verdedigen. Dit zou moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling van ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat niet vast te stellen valt dat aangeefster [slachtoffer01] in de rechtmatige uitoefening van haar bediening was ten tijde van de ten laste gelegde bedreiging en belediging. Daarom moet de verdachte worden vrijgesproken van de bedreiging en ten aanzien van de bedreiging zou het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Bewijswaardering
Op 27 december 2021 rond 14.35 uur kregen twee verbalisanten via de regionale portofoon te horen dat hun hulp nodig was op de Vrieseweg in Dordrecht. Daar zouden medewerkers van Handhaving en Toezicht worden mishandeld. Toen de verbalisanten daar aankwamen zagen ze een man tegen de muur staan, die later de verdachte bleek te zijn. Hij had transportboeien om. Ze zagen ook dat er medewerkers van Handhaving en Toezicht waren. Een verbalisant hoorde dat de verdachte naar een medewerker van Handhaving en Toezicht keek en zei: “
Ik maak je kanker dood,” en even later “
Jullie hebben het recht om klappen te krijgen, dat heb je verdiend ook. Hoor je me? Lelijkerd”. De verbalisant plaatste de verdachte in het politievoertuig en hoorde dat de verdachte schreeuwde, “
Ik maak je kapot”.
Vier medewerkers van Handhaving en Toezicht hebben aangifte gedaan.
Aangever [slachtoffer02] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op straat aan het controleren was met zijn collega, aangeefster [slachtoffer03] , toen de verdachte tegen hem zei: “
Zei je nou steken? Dat mag je niet zeggen”. Hij vroeg wat de verdachte bedoelde en wat het probleem was. De verdachte liep naar hem toe, zwaaide met zijn armen en zei: “
Jullie kankerjunkies, ik zou jullie moeten neersteken!”. De verdachte haalde volgens aangever [slachtoffer02] uit met zijn rechterarm en had een gebalde vuist. Aangever [slachtoffer02] voelde een klap tegen zijn hoofd en tegen zijn been. Hij zag het been van de verdachte terugzwaaien. Hij riep ondersteuning op. De verdachte zei: “
Ik zou jullie volk moeten neersteken en afknallen”. Aangever [slachtoffer02] zag dat de verdachte met zijn handen een pistool maakte en dat richtte naar zijn hoofd. Hij zag dat de verdachte schopbewegingen maakte en met beide handen slagende bewegingen maakte. Hij werd hierdoor geraakt. Daarna kwam de verdachte weer scheldend hun kant up. Collega's [slachtoffer04] en [slachtoffer01] kwamen erbij. Zij namen het gesprek over en werden ook bedreigd en uitgescholden. Toen aangever [slachtoffer02] de arm van de verdachte pakte, kreeg hij van hem een kopstoot tegen zijn gezicht. Hij bleef de verdachte vasthouden zodat de verdachte kon worden geboeid.
Aangeefster [slachtoffer03] , de collega van aangever [slachtoffer02] , heeft in haar aangifte in grote lijnen hetzelfde verklaard als hij. Aanvullend heeft zij verklaard dat zij hoorde dat de verdachte achter hen aan liep toen zij hun weg wilden vervolgen, en dat de verdachte zei:
“Moet ik je slaan? Wil je dat ik je sla?”en
“kankerhomo's” en “kankerhoer”.Bij dat laatste woord zag zij dat de verdachte haar aankeek.
Aangever [slachtoffer04] heeft verklaard dat hij samen met collega [slachtoffer01] gehoor heeft gegeven aan een oproep, omdat een collega geslagen werd. Hij hoorde dat de verdachte zei: “
Ik steek je neer, ik geef je klappen en sla je dood,” en “
Ik sla jullie in elkaar”. Hij heeft verder verklaard dat de verdachte hem een klap tegen de rechterkant van zijn hoofd heeft gegeven en dat hij heeft gezien dat de verdachte zijn collega een kopstoot tegen het hoofd gaf.
Aangeefster [slachtoffer01] heeft verklaard dat zij aan het werk was als brede handhaver voor de gemeente Dordrecht toen zij haar collega’s van de parkeerbelasting te hulp is geschoten. Zij is op de verdachte afgelopen en heeft hem gemaand rustig te zijn. Hierna keerde hij zich naar haar en zij hoorde hem zeggen: “
kankerhoer”en “
hou je bek vieze kankerslet”. Toen de verdachte in de boeien zat en zij op de politie wachtten was de verdachte tegen haar aan het schelden en bedreigde hij haar.
Hoedanigheid aangeefster [slachtoffer01]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit verschillende onderdelen van het dossier, waaronder de aangifte van [slachtoffer01] zelf, dat zij ten tijde van het ten laste gelegde in de rechtmatige uitoefening van haar bediening was. Vrijspraak of niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie op dit punt is dus niet aan de orde.
Verwerping beroep op noodweer
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer, omdat uit niets blijkt dat de verdachte door de aangever(s) is aangevallen. Er bestond dus ook voor hem geen noodzaak zichzelf te verdedigen.
Conclusie feiten 1-3
De verdachte heeft ter zitting over deze gebeurtenissen verklaard en deels bekend. Wat hij precies bekende was niet altijd even duidelijk, maar naar het oordeel van de rechtbank kan het als feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen aan de hand van de ambtsedige processen-verbaal van de vier aangevers en het proces-verbaal van politie.
Feit 5 (mishandeling)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat voor de mishandeling onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
Bewijswaardering
Volgens de aangifte van mevrouw [slachtoffer05] liep zij op 24 november 2021 op straat in Dordrecht toen zij een man, die later de verdachte bleek te zijn, op zijn fiets in botsing zag komen met een lopende vrouw. Zij zag dat de man gelijk de vrouw beetpakte en een slaande beweging wilde maken. Toen aangeefster [slachtoffer05] er wat van zei, pakte de verdachte de bril van haar hoofd en begon hij haar te slaan op haar gezicht. Zij kreeg drie klappen en ook een trap tegen haar linkerbeen, zo verklaart zij.
Aangeefster [slachtoffer05] is naar het politiebureau gegaan. Volgens de waarneming van een verbalisant had zij een rode kras op haar wang van ongeveer tien centimeter, een kleine rode wond waar bloed op zat en meerdere rode schrammen op haar wang. Ook had zij een blauwe plek ter hoogte van haar slaap. Bij de aangifte zijn foto’s van het letsel gevoegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de aangifte en het geconstateerde letsel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster [slachtoffer05] in haar gezicht heeft geslagen. De verdachte heeft zijn eerdere verklaring dat hij haar ook heeft geschopt (gedaan tijdens het onderzoek in het Pieter Baan Centrum) ter zitting bevestigd, in die zin dat hij heeft gezegd dat hij aangeefster [slachtoffer05] heeft geprobeerd te schoppen. De rechtbank vindt dit voldoende om ook op dit punt tot een bewezenverklaring te komen.
Conclusie feit 5
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het als feit 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 6 (primair: poging zware mishandeling, subsidiair: mishandeling)
Standpunt verdediging
De primair ten laste gelegde poging zware mishandeling kan volgens de verdediging niet worden bewezen, omdat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. Daarnaast wordt de aangifte op het punt van het wurgen van het slachtoffer niet ondersteund door de camerabeelden en ontkent de verdachte dat hij dit heeft gedaan.
Bewijswaardering
Volgens het proces-verbaal van uitkijken camerabeelden is daarop te zien zien dat de verdachte op 20 juli 2022 in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden Scheveningen zijn celdeur opendoet en snel en doelgericht, met zijn bovenlichaam naar voren, op een Zorg Behandel Inrichtingswerker afloopt. Hij slaat hem met kracht. Het hoofd van de inrichtingswerker beweegt naar rechts en zijn lichaam beweegt mee. De inrichtingswerker valt tegen de grond. Te zien is dat de verdachte hem vervolgens meermaals met kracht schopt, terwijl hij op de grond ligt.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit handelen – met kracht in het gezicht slaan, als gevolg waarvan iemand valt, en dan hard en ongericht schoppen tegen het lichaam, ook richting het hoofd – naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat dit letsel zich niet heeft verwezenlijkt, is niet dankzij maar ondanks deze gedragingen. De verdachte is een man met een breed postuur die met een gerichte vuistslag al forse schade kan toebrengen aan een persoon die kleiner is dan hij, zoals aangever.
Het verweer ten aanzien van de wurgbeweging slaagt. Dat deze geweldshandeling zou zijn verricht volgt alleen uit de aangifte en is niet op de camerabeelden te zien. Dit is voor de rechtbank onvoldoende voor het bewezen verklaren daarvan.
Conclusie feit 6
De primair ten laste gelegde poging zware mishandeling is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.2.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte ook het onder 1, 2, 3, 5 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6 primair redengevende feiten en omstandigheden.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 4 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, op 27 december 2021 te Dordrecht,
meerdere (buitengewoon) opsporingsambtenaren, te weten
- [slachtoffer02] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht en
- [slachtoffer04] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente Dordrecht,
gedurende en de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
heeft mishandeld door telkens één of meerdere malen en met kracht
- voornoemde [slachtoffer02] meerdere keren tegen het hoofd te slaan en tegen het lichaam te schoppen en
-voornoemde [slachtoffer04] tegen het hoofd te slaan; en
- een kopstoot tegen het hoofd, van
voornoemde [slachtoffer02] te geven;
2
hij, op 27 december 2021 te Dordrecht,
meerdere (buitengewoon) opsporingsambtenaren, te weten
- [slachtoffer02] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht en
- [slachtoffer04] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente Dordrecht
en
- [slachtoffer01] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht en
- [slachtoffer03] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van hun
bediening,
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door telkens meerdere malen
- met zijn hand(en) een pistool of schietbeweging te maken en te richten naar
het hoofd van voornoemde [slachtoffer02] en- voornoemde [slachtoffer02] of [slachtoffer04] of [slachtoffer01] of [slachtoffer03]
dreigend de woorden toe te voegen:
"ik zou je moeten neersteken" en “moet ik je steken?" en "ik ga je steken"
en
"moet ik jullie schieten?" en "ik zou jullie volk moet neersteken en afknallen”
en
"ik maak je kanker dood" en "ik maak je kapot" en
"“ik steek je neer, ik geef je klappen en sla je dood”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3
hij, op 27 december 2021 te Dordrecht,
opzettelijk
één of meerdere (buitengewoon) opsporingsambtenaren, te weten
- [slachtoffer02] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht en
- [slachtoffer04] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente Dordrecht
en
- [slachtoffer01] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente Pagina 3
Dordrecht en
- [slachtoffer03] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van hun
bediening,
in hun tegenwoordigheid, in het openbaar,
mondeling
heeft beledigd,
door hen de woorden toe te voegen:
- " kankerhoer" en "vieze hoer" en "hou je bek vieze kankerslet" en
- " kankerhomo" en "kankerjunkies" en- "lelijkerd",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4
hij, op 6 oktober 2021 te Dordrecht,
[slachtoffer06] heeft mishandeld door die [slachtoffer06] met kracht tegen het
hoofdte slaan ;
5
hij, op 24 november 2021 te Dordrecht,
[slachtoffer05] heeft mishandeld door telkens één of meerdere malen en met kracht
- voornoemde [slachtoffer05] tegen het gezicht te slaan en- voornoemde [slachtoffer05] tegen het (boven)been te schoppen;
6
hij op 20 juli 2022 te 's-Gravenhage,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan medewerker met personeelsnummer [nummer01] , althans een Zorg Behandel
Inrichtingswerker van PI Haaglanden Scheveningen
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die Zorg Behandel Inrichtingswerker tegen de grond heeft geslagen en- meermalen tegen het lichaam van die Zorg Behandel Inrichtingswerker heeft getrapt, terwijl die Zorg Behandel Inrichtingswerker op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd
3.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd

4.mishandeling

5.mishandeling

6.(primair)poging zware mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
6.2.
Het rapport van het Pieter Baan Centrum
De verdachte is in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) geobserveerd. Op 18 januari 2023 hebben psychiater [psychiater01] en klinisch psycholoog [psycholoog01] in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team een rapport uitgebracht naar aanleiding van hun onderzoek naar de geestesvermogens van de verdachte. Voor zover voor de beantwoording van de vraag naar de strafbaarheid van de verdachte relevant, houdt dit rapport onder meer het volgende in.
De schizofrenie waaraan de verachte lijdt, beïnvloedde zijn gedrag ten tijde van de ten laste gelegde feiten zeer sterk, en mogelijk in sommige feiten zelfs volledig. Een ieder die zich met hem bemoeit, kan agressie oproepen. Hij heeft geen zicht op zijn belevingen en mist het vermogen zich bewust in te houden wanneer hij geprikkeld is. Voorstelbaar is dat hij bij geüniformeerden eerder een beleving van provocatie of intimidatie ervaart. Hij handelt (grotendeels) vanuit zijn paranoïdie en kan zich er moeilijk aan onttrekken.
Hoewel de verdachtes schizofrene stoornis in zijn belevingen, denken en handelen sterk op de voorgrond staat, sluiten onderzoekers niet uit dat antisociale intenties mede een rol hebben gespeeld. Vanuit antisociale trekken (gebrek aan geweten en empathie) kan hij sneller geneigd zijn over te gaan tot agressief gedrag. Mogelijk is er in dat opzicht sprake geweest van enige keuzevrijheid in zijn handelen.
Onderzoekers adviseren om alle ten laste gelegde feiten aan de verdachte ten minste
sterk verminderd toe te rekenen. Niet valt uit te sluiten dat er sprake is van een volledige
doorwerking, maar dit kan niet worden onderbouwd.
6.3.
Beoordeling
De rechtbank neemt de conclusies uit het PBC-rapport over en maakt deze tot de hare. Wat betreft de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, overweegt de rechtbank het volgende.
De onderzoekers hebben gedegen onderbouwd dat – kort samengevat – de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten leed aan (onder meer) een schizofrene stoornis. Hij mist daardoor het vermogen zich bewust in te houden wanneer hij geprikkeld is. Gelet daarop, en op de omstandigheden zoals die ten tijde van de tenlastegelegde feiten aanwezig waren, werd het handelen van de verdachte volledig ingegeven door zijn ziektebeeld en kon hij hier (dus) geen controle over hebben. De rechtbank gaat dan ook uit van een volledige doorwerking van de stoornis van de verdachte en zal de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar verklaren ten aanzien van de in deze procedure ten laste gelegde feiten. De rechtbank betrekt bij dit oordeel het gegeven dat de verdachte eerder is ontslagen van alle rechtsvervolging voor soortgelijke feiten. In een in dit kader opgemaakte pro justitia rapportage uit 2020 werd, op basis van dezelfde stoornissen, geadviseerd het tenlastegelegde niet toe te rekenen aan de verdachte.
6.4.
Conclusie
De verdachte is, gegeven de volledige ontoerekeningsvatbaarheid, niet strafbaar en zal ontslagen worden van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
Omdat de rechtbank de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar zal verklaren, kan hem geen gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank moet de vraag te beantwoorden of een maatregel aan de verdachte kan worden opgelegd en zo ja, welke.
7.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het kader van de zorgmachtiging (artikel 2.3 van de Wet Forensische zorg) niet toereikend is.
7.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat TBS met dwangverpleging niet proportioneel is, omdat het als laatste redmiddel moet worden gezien en de verdachte zijn medicatie neemt. Ook op grond van het subsidiariteitsbeginsel zou voor de zorgmachtiging moeten worden gekozen. De verdachte zou in een forensisch psychiatrische kliniek met beveiligingsniveau 4 kunnen worden behandeld. Dit is ook wat de verdachte zelf graag wil.
7.4.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft meermaals zonder aanleiding geweld gebruikt tegen handhavers, willekeurige mensen op straat en zorgverleners. Zij hoefden dit gedrag van de verdachte niet te verwachten en de rechtbank heeft vernomen dat het geweld – naast lichamelijke – ook psychische gevolgen voor hen heeft gehad. Ze sliepen na de incidenten slechter, waren meer op hun hoede, en durfden in sommige gevallen niet terug naar de plek waar het was gebeurd. Voor een van de zorgverleners geldt zelfs dat hij niet bij machte was zelf aangifte te doen van het incident, omdat het psychisch te veel van hem zou vergen. Voor de handhavers en zorgverleners geldt bovendien dat zij gewoon hun werk moeten kunnen doen, zonder dat zij constant op hun hoede moeten zijn voor dit soort gedrag. De rechtbank vindt het onacceptabel dat dit voor hen niet het geval bleek te zijn, helemaal nu hun werk (mede) in het belang van de verdachte was. Ook voor de bedreigingen en beledigingen van de handhavers geldt dat dit impact heeft en niet hoeft te worden getolereerd. De rechtbank betreurt het zeer dat zij hiermee zijn geconfronteerd.
7.5.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.5.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.5.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Reclasseringsrapport
GGZ Antes Advies heeft een reclasseringsrapport over de verdachte opgemaakt ten behoeve van de raadkamer gevangenhouding, gedateerd 21 januari 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
PBC-rapport
Zoals vermeld is de verdachte geobserveerd in het PBC en hebben psychiater [psychiater01] en klinisch psycholoog [psycholoog01] in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team op 18 januari 2023 een rapport uitgebracht. Daaruit blijkt, voor zover relevant voor de beoordeling van het aangewezen behandelingskader van de verdachte, het volgende.
De verdachte lijdt aan schizofrenie. Hij heeft zowel positieve (wanen, hallucinaties en paranoïde) als negatieve (desorganisatie van denken en gedrag) symptomen. De verdachte is daardoor extreem prikkelgevoelig. Hij functioneert het beste als hij antipsychotische medicatie gebruikt, maar ook dan blijft wantrouwen en desorganisatie aanwezig en beïnvloedt dit zijn beleving en gedrag. De verdachte heeft weinig ziektebesef en is daarom niet gemotiveerd voor psychiatrische behandeling. Buiten detentie houdt de verdachte zich meestal niet aan behandelafspraken. Ook is er volgens de onderzoekers een gebrek aan geweten en empathie, en is sprake van herhaaldelijk antisociaal gedrag. Daarnaast is sprake van chronisch en problematisch middelengebruik, al dan niet in remissie.
De klinische inschatting is dat het risico op recidive onbehandeld op de korte termijn zeer
hoog is, gezien het patroon van incidenten dat al heeft plaatsgevonden en de moeite die
tijdens het PBC-onderzoek moet worden gedaan om de situatie niet te laten escaleren. De gestructureerde risicotaxatie met de HCR-20-V3 ondersteunt dit.
De verdachte scoort zeer hoog op de historische factoren - onder andere eerder geweld, overig antisociaal gedrag, instabiliteit van relaties, problemen met arbeidsverleden en met middelengebruik, ernstige psychiatrische stoornis en geen respons op behandeling of toezicht. Ook is er een problematische opvoedingssituatie geweest en zijn er gewelddadige opvattingen.
Op de klinische en de risicohanteringsitems scoort de verdachte maximaal op alle items. Zo mist hij zelfinzicht, heeft hij gewelddadige denkbeelden, is er een ernstige psychische stoornis, instabiliteit in emoties, gedrag en denken en geen respons op behandeling. Wat de
risicohanteringsitems betreft zijn er problemen op het gebied van professionele ondersteuning, leefomstandigheden, persoonlijke steun, respons op behandeling en
mate van ervaren stress en copingmogelijkheden.
Tijdens het onderzoek is gedurende de hele opname sprake geweest van maximale inzet van veiligheidsmaatregelen. Vanaf het begin van de opname is er geregeld overleg geweest of de verdachte geleidelijk zou kunnen overgaan naar de reguliere observatieafdeling, maar dit werd steeds als niet verantwoord ingeschat.
Onderzoekers willen er met nadruk op wijzen dat het recidiverisico op onvoorspelbare
en mogelijk ernstige agressie extra verhoogd is voor hulpverleners en beroepsbeoefenaren die zich met de verdachte moeten bemoeien (en waar de verdachte zich niet makkelijk aan kan onttrekken), omdat ze hem moeten verzorgen en/of begrenzen.
Om het recidivegevaar te beperken dient de verdachte langdurig klinisch behandeld te worden in een kliniek met het hoogste beveiligingsniveau. Ook binnen deze setting zijn agressie-incidenten mogelijk/te verwachten. De verdachte dient blijvend medicamenteus behandeld te worden, waarbij deze behandeling langere tijd in een vaste setting plaatsvindt.
Onderzoekers merken op dat uit het beschikbare medische dossier van detentie van de
afgelopen vijf jaar een indrukwekkende discontinuïteit en veelheid aan verschillende
medicaties blijkt. Dit wordt deels veroorzaakt door het moeilijk behandelbare beeld, de
vele onderbrekingen en de gebrekkige motivatie van de verdachte voor medicamenteuze
behandeling. Ook moet de behandeling gericht worden op verbeteren van ziektebesef en -inzicht (voor zover mogelijk), op motivatie om langdurig medicatie te blijven gebruiken, motivatie voor abstinentie van middelen, herstel met gezin van herkomst en vaardigheden om met agressie om te gaan. Op termijn zou een adequate woonvoorziening gezocht kunnen worden.
Gezien de bovenstaande overwegingen adviseren onderzoekers om de verdachte de
maatregel van TBS met verpleging van overheidswege op te leggen. Een TBS met voorwaarden of een zorgmachtiging zijn niet geïndiceerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.6.
Beoordeling
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De deskundigen vinden begeleiding en behandeling in een klinische setting noodzakelijk om het recidiverisico, dat als zeer hoog wordt ingeschat, te verminderen. Uit hun rapportage blijkt dat zij op z’n zachtst gezegd twijfels hebben bij de medicatietrouwheid van de verdachte, dat hij weinig ziektebesef of -inzicht heeft en dat hij niet gemotiveerd is voor psychiatrische behandeling. Ook hebben zij ernstige zorgen over de veiligheid in het algemeen en de veiligheid van zorgpersoneel in het bijzonder.
Naar het oordeel van de rechtbank is duidelijk dat in het belang van de verdachte en ook van de samenleving is dat hij nu een stabiele periode ingaat, waarin zijn medicijnen goed zijn ingesteld en hij garantie heeft op de continuïteit van zijn behandeling. De verdachte heeft in 2020 een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden gehad. Deze machtiging is niet verlengd. De verdachte had zich onttrokken aan de zorg die was verbonden aan de zorgmachtiging. Daarna is hij weer in strafbaar gedrag vervallen.
Hoewel denkbaar is dat de verdachte destijds na zijn onttrekking (en dus tijdens de duur van de zorgmachtiging) met succes zou kunnen zijn gedwongen om de verplichte zorg weer te ondergaan en denkbaar is dat de zorgmachtiging zou zijn verlengd, weegt voor de rechtbank zwaarder wat er feitelijk is gebeurd, namelijk dat het niet is gelukt om met een zorgmachtiging ernstige nadelen af te wenden die een psychische stoornis veroorzaken bij de verdachte. Tegen die achtergrond, en gelet op onder andere voormelde houding tegenover zorgverleners en het gebrek aan bereidheid tot en respons op behandeling, komt de rechtbank niet tot de overtuiging dat de kans op herhaling van strafbare feiten voldoende zal worden verminderd door het opleggen van een zorgmachtiging.
Het eventueel opleggen van een TBS met voorwaarden vereist dat de verdachte instemt met alle voorwaarden. Daarvan is geen sprake.
De rechtbank onderschrijft dan ook de conclusie van de psychiater en de psycholoog dat de TBS met dwangverpleging van de verdachte noodzakelijk is. De rechtbank baseert dit op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de persoon van de verdachte, de (chronische) aard en ernst van de vastgestelde psychische problematiek bij de verdachte, zijn weerstand tegen de medicatie, het risico op recidive, en vooral ook de zorgen over de veiligheid door de kans op (fors) geweld tegen zorgverleners en beroepsbeoefenaars. Alles bij elkaar maakt dit TBS met dwangverpleging naar het oordeel van de rechtbank het aangewezen kader voor de behandeling van de verdachte is.
Aan de eisen die de wet aan het opleggen van een TBS maatregel stelt is voldaan. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, de door de verdachte gepleegde misdrijven vallen onder artikel 37a lid 1 onder 2 van het wetboek van Strafrecht (Sr) en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist de maatregel. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
7.7.
Conclusies van de rechtbank
Alles afwegend acht de rechtbank TBS met dwangverpleging passend en geboden. Deze maatregel zal aan de verdachte worden opgelegd.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de twee in beslag genomen schroevendraaiers verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De schroevendraaiers behoren aan de verdachte toe en zijn onder hem in beslag genomen. De rechtbank ziet geen verband tussen de schroevendraaiers en het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom een last geven tot teruggave van de schroevendraaiers aan de verdachte.

9.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • de heer [slachtoffer02] met een vordering van € 50,65 ter vergoeding van zijn materiële schade (röntgenfoto) en € 700,- ter vergoeding van zijn immateriële schade,
  • de heer [slachtoffer04] met een vordering van € 1.000,- ter vergoeding van zijn immateriële schade;
  • mevrouw [slachtoffer03] met een vordering van € 200,- ter vergoeding van haar immateriële schade;
  • mevrouw [slachtoffer01] met een vordering van € 186,17 ter vergoeding van haar materiële schade (huisartsbezoek, röntgenfoto gemiste uren op haar werk) en € 800,- ter vergoeding van haar immateriële schade; en
  • mevrouw [slachtoffer05] met een vordering van € 1.600,- ter vergoeding van haar materiële schade (nieuwe telefoon en bril).
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van alle benadeelde partijen behalve die van mevrouw [slachtoffer05] (grotendeels) kunnen worden toegewezen. Die van mevrouw [slachtoffer05] is onvoldoende onderbouwd.
9.2.
Standpunt verdediging
Volgens de verdediging moeten de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade worden gematigd ( [slachtoffer02] en [slachtoffer04] ) of worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk worden verklaard ( [slachtoffer03] en [slachtoffer01] ). Voor bedreiging kan immers geen schadevergoeding worden toegekend omdat er geen sprake is van een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (BW). De vordering van mevrouw [slachtoffer05] niet-ontvankelijk worden verklaard omdat deze te laat is gevoegd. Op grond van artikel 51g Wetboek van Strafvordering (Sv) had dit vanoor het requisitoir van de officier van justitie gemoeten.
9.3.
Beoordeling
Benadeelde partijen [slachtoffer02] en [slachtoffer04]
De heer [slachtoffer02] heeft zijn vordering ter vergoeding van de röntgenfoto niet met stukken onderbouwd. De rechtbank wijst de vordering toch toe. Uit een proces-verbaal in het dossier blijkt dat hij een röntgenfoto heeft laten maken. De rechtbank vindt het aannemelijk dat hij hiervoor zijn eigen risico van zijn zorgverzekering heeft moeten aanspreken.
Voor zowel de heer [slachtoffer02] als [slachtoffer04] geldt dat zij lichamelijk letsel hebben opgelopen en dus recht hebben op schadevergoeding op grond van artikel 6:106 BW. De rechtbank zal deze naar billijkheid vaststellen op € 500,- ( [slachtoffer02] ) en € 200,- ( [slachtoffer04] ).
Benadeelde partijen [slachtoffer03] en [slachtoffer01]
Vast staat dat mevrouw [slachtoffer03] en mevrouw [slachtoffer01] zijn bedreigd. Zij hebben echter niet met concrete gegevens onderbouwd dat daardoor psychische schade is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending ook niet zonder meer met zich dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon (in de zin van artikel 6:106 aanhef en onder b BW) kan worden aangenomen. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat zij daadwerkelijk geestelijk letsel hebben opgelopen. Dat betekent dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer03] en [slachtoffer01] ter vergoeding van hun immateriële schade niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
Benadeelde partij [slachtoffer01] heeft ook vergoeding van materiële schade gevorderd. Voor de medische kosten ontbreekt het causaal verband met het bewezenverklaarde. Voor de uren die zij op haar werk heeft gemist ontbreekt de onderbouwing. Haar vordering tot vergoeding van materiële schade zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Benadeelde partij [slachtoffer05]
Vast staat dat zowel de verdediging als de officier van justitie voor de zitting beschikte over het voegingsformulier van mevrouw [slachtoffer05] . Deze kwam al voor het requisitoir ter sprake en de officier van justitie heeft in overleg de tijd tussen het requisitoir en haar tweede termijn gebruikt om hem op te zoeken en aan de rechtbank te sturen. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen verdedigingsbelang geschonden en geen sprake van een verzuim.
Mevrouw [slachtoffer05] heeft haar vordering ter vergoeding van haar bril en telefoon niet met stukken onderbouwd. De rechtbank zal de vordering toch toewijzen, maar alleen voor zover die ziet op de bril (€ 400,-). Uit een proces-verbaal van politie in het dossier blijkt dat de verdachte die kapot heeft gemaakt.
Alle benadeelde partijen: voor het overige niet-ontvankelijk, proceskosten, rente
Voor zover de benadeelde partijen meer hebben gevorderd dan de rechtbank hiervoor heeft toegewezen, zullen zij niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Dit deel van de vordering kunnen zij alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal bepalen dat de te betalen schadebedragen elk vermeerderd worden met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de feiten jegens de betreffende benadeelde partij zijn gepleegd.
De verdachte zal in de proceskosten van ieder van de benadeelde partijen worden veroordeeld. Die kosten worden tot op heden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet aan de benadeelde partij [slachtoffer02] een schadevergoeding van € 550,65 betalen, aan de benadeelde partij [slachtoffer04] € 200,- en aan de benadeelde partij [slachtoffer05] € 400,-. In totaal gaat het dus om € 1.150,65. Deze bedragen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 266, 267, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde
niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: de schroevendraaiers met omschrijving [beslagnummer01] en [beslagnummer02] ;
benadeelde partij [slachtoffer02]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer02] te betalen een bedrag van
€ 550,65 (zegge: vijfhonderdvijftig euro en vijfenzestig cent),bestaande uit € 50,65 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer02] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer02] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken .
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer02] te betalen
€ 550,65 (hoofdsom, zegge: vijfhonderdvijftig euro en vijfenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 550,65 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
11 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer02] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer03]
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer03] niet-ontvankelijk in haar vorderding; bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [slachtoffer01]
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in haar vorderding; bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [slachtoffer04]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer04] te betalen een bedrag van
€ 200,- (zegge: tweehonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer04] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer04] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken .
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer04] te betalen
€ 200,- (hoofdsom, zegge: tweehonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer04] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer05]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer05] te betalen een bedrag van
€ 400,- (zegge: vierhonderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer05] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer05] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken .
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer05] te betalen
€ 400,- (hoofdsom, zegge: vierhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 400,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer05] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en E.C. Harting rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, oudste rechter engriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 27 december 2021 te Dordrecht,
één of meerdere (buitengewoon) opsporingsambtenaren, te weten
- [slachtoffer02] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht en/of
- [slachtoffer04] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente Dordrecht,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening,
heeft mishandeld door telkens één of meerdere malen en met kracht
- voornoemde [slachtoffer02] en/of [slachtoffer04] één of meerdere keren in het gezicht
en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen
en/of
- een kopstoot tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, van
voornoemde [slachtoffer02] te geven;
2
hij, op of omstreeks 27 december 2021 te Dordrecht,
één of meerdere (buitengewoon) opsporingsambtenaren, te weten
- [slachtoffer02] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht en/of
- [slachtoffer04] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente Dordrecht
en/of
- [slachtoffer01] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht en/of
- [slachtoffer03] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun
bediening,
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door telkens één of meerdere malen
- met zijn hand(en) een pistool en/of schietbeweging te maken en/of te richten naar
het hoofd van voornoemde [slachtoffer02] en/of
- voornoemde [slachtoffer02] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer01] en/of [slachtoffer03]
dreigend de woorden toe te voegen:
"ik zou je moeten neersteken" en/of “moet ik je steken?" en/of "ik ga je steken"
en/of
"moet ik jullie schieten?" en/of "ik zou jullie volk moet neersteken en afknallen”
en/of
"ik maak je kanker dood" en/of "ik maak je kapot" en/of
"“ik steek je neer, ik geef je klappen en sla je dood”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3
hij, op of omstreeks 27 december 2021 te Dordrecht,
opzettelijk
één of meerdere (buitengewoon) opsporingsambtenaren, te weten
- [slachtoffer02] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht en/of
- [slachtoffer04] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente Dordrecht
en/of
- [slachtoffer01] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente Dordrecht en/of
- [slachtoffer03] , handhaver in dienst van afdeling Handhaving gemeente
Dordrecht,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun
bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, in het openbaar,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen:
- " kankerhoer" en/of "vieze hoer" en/of "hou je bek vieze kankerslet" en/of
- " kankerhomo" en/of "kankerjunkies" en/of
- " lelijkerd",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4
hij, op of omstreeks 6 oktober 2021 te Dordrecht,
[slachtoffer06] heeft mishandeld door die [slachtoffer06] met kracht op/in/tegen het
gezicht en/of hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen;
5
hij, op of omstreeks 24 november 2021 te Dordrecht,
[slachtoffer05] heeft mishandeld door telkens één of meerdere malen en met kracht
- voornoemde [slachtoffer05] in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te krabben en/of
- voornoemde [slachtoffer05] tegen het (boven)been, althans het lichaam, te schoppen;
6
hij op of omstreeks 20 juli 2022 te 's-Gravenhage,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan medewerker met personeelsnummer [nummer01] , althans een Zorg Behandel
Inrichtingswerker van PI Haaglanden Scheveningen
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die Zorg Behandel Inrichtingswerker tegen de grond heeft geduwd en/of geslagen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal met zijn hand(en)/vuist(en)tegen het hoofd en/of het gezicht van die Zorg Behandel Inrichtingswerker heeft geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of de borst en/of de benen/been, althans het lichaam van die Zorg Behandel lnrichtingswerker heeft getrapt, terwijl die Zorg Behandel Inrichtingswerker op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2022 te 's-Gravenhage,
medewerker met personeelsnummer [nummer01] , althans een Zorg Behandel
Inrichtingswerker van PI Haaglanden Scheveningen heeft mishandeld door die Zorg
Behandel Inrichtingswerker meermalen, althans eenmaal:
- tegen de grond te duwen en/of
- ( vervolgens) met zijn hand(en)/vuist(en)tegen het hoofd en/of het gezicht te
slaan/stompen en/of
- tegen het hoofd en/of de borst en/of de benen/been, althans het lichaam te
trappen, terwijl die Zorg Behandel Inrichtingswerker op de grond ligt;