ECLI:NL:RBROT:2023:259

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
10/043746-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiende uitlatingen op sociale media tijdens de coronacrisis

In deze strafzaak tegen de verdachte, die op zijn sociale media opruiende uitlatingen heeft gedaan, heeft de rechtbank op 20 januari 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft zes uitlatingen die de verdachte in 2020 en 2021 op zijn (vrij) toegankelijke social media accounts heeft geplaatst. Tijdens de zitting op 21 november 2022 is er uitgebreid stilgestaan bij de inhoud van deze uitlatingen, de context waarin ze zijn gedaan en de bedoeling daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en heeft één uitlating als opruiend bewezen verklaard, terwijl de verdachte van de overige vijf uitlatingen is vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de vrijheid van meningsuiting de strafbaarheid van de uitlating niet in de weg staat. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De zaak heeft plaatsgevonden in de context van de coronamaatregelen, waarbij de verdachte opriep tot deelname aan verboden demonstraties. De rechtbank heeft de uitlatingen beoordeeld op hun opruiende karakter en de context van de coronacrisis in acht genomen. De verdachte heeft betoogd dat zijn uitlatingen niet opruiend waren en dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de acties van anderen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk opruiende uitlatingen heeft gedaan, wat heeft geleid tot de veroordeling.

Uitspraak

RechtbankROTTERDAM
Team 1
Parketnummer: 10/043746-22
Datum uitspraak: 20 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres [adres]
Advocaat van de verdachte: mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Almere.
Officieren van justitie: mrs. W.D. van den Berg en S. Groen. [1]
Onderzoek op de zitting
Op 20 juni 2022 stond de zaak voor het eerst op de zitting en is regie gevoerd. Op de zitting van 30 september 2022 zijn door de rechtbank drie getuigen gehoord. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op de zitting van 21 november 2022 en 9 januari 2023.
Waar het in deze zaak om gaat
De zaak gaat over zes uitlatingen die opruiend zouden zijn en die de verdachte in 2020 en 2021 op zijn (vrij) toegankelijke social media accounts zou hebben geplaatst. Op de zitting van 21 november 2022 is uitgebreid stilgestaan bij de inhoud van die uitlatingen, de context waarin deze zijn gedaan en de bedoeling daarvan. Daarnaast stond de vraag centraal tot welke strafbare feiten de uitlatingen zouden hebben opgeroepen. Een ander onderwerp van debat was in hoeverre de vrijheid van meningsuiting van de verdachte bij een veroordeling zou worden ingeperkt. Verder is door de verdachte uitvoerig betoogd waarom hij vindt dat de officier van justitie de zaak niet had mogen vervolgen.
In dit vonnis zal de rechtbank deze onderwerpen bespreken en uitleggen hoe zij die heeft beoordeeld. De rechtbank vindt dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging, vindt één uitlating opruiend en daarom bewezen en spreekt de verdachte vrij van de overige vijf uitlatingen. De vrijheid van meningsuiting staat de strafbaarheid van de uitlating niet in de weg en de verdachte is ook strafbaar voor de uitlating. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar.
Inhoudsopgave
beschuldiging in de tenlastelegging
ontvankelijkheid van de officier van justitie
beslissingen over het bewijs
bewijsmiddelen
strafbaarheid van het feit
strafbaarheid van de verdachte
onderbouwing van de straf
beslissingen in het kort en ondertekening

1..Beschuldiging in de tenlastelegging

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 juni 2020 tot en met 16 november 2021 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in het openbaar, mondeling en/of middels geschrift en/of afbeelding, heeft opgeruid tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, door op de (algemeen toegankelijke) website www.twitter.nl en/of www.facebook.com onder andere de volgende video(’s) en/of tekst(en) te plaatsen:
uitlating 1, op 4 augustus 2021:
“Nee tegen de prikbussen. Zorg ook dat je alle medewerkers fotografeert. Voor later zullen we maar zeggen”, en/of
uitlating 2, op 16 november 2021:
“Weet iemand nog een adresje waar ik mijn boosterinfectie kan halen. Het is je plicht, nu vast staat dat de prikjes compleet mislukt zijn te zorgen voor zoveel mogelijk infecties. Bij het jongere segment (onder de 70) zonder gezondheidsklachten. Dat is naastenliefde”, en/of
uitlating 3, in of omstreeks de periode van 19 juni 2020 tot en met 21 juni 2020, nadat de waarnemend burgemeester van Den Haag (of plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio Haaglanden) een op 21 juni 2020 op het Malieveld te Den Haag geplande demonstratie had verboden:
“Samen terug naar normaal. Kom je ook op 21 juni 2020? Omarm de Vrijheid”, en/of
“Zoals je hebt gehoord heeft de burgemeester Remkes van Den Haag onze demonstratie van Liefde verboden. Vanzelfsprekend kunnen wij je niet tegenhouden om, zoals je dat van plan was, gewoon naar het Malieveld in Den Haag te komen! Als je komt, kom dan in liefde…”, en/of
uitlating 4, in of omstreeks de periode van 26 juni 2020 tot en met 28 juni 2020, nadat de waarnemend burgemeester van Den Haag (of plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio Haaglanden) een op 28 juni 2020 op het Malieveld te Den Haag geplande demonstratie had verboden: “De rechter heeft Viruswaanzin verboden om de demonstratie te organiseren. Wij, op persoonlijke titel, zijn zondag op het Malieveld. Ik nodig iedereen uit te komen. Het is ons recht om te demonstreren. Dit mogen wij doen. Daar kan niemand ons bij tegenhouden en we hebben heel veel organisaties achter ons”, en/of “Dit is ons land en het is afgelopen. Het is afgelopen met deze onzin. Wij gaan demonstreren zondag op het Malieveld. Niet namens Viruswaanzin, wel in de geest van Viruswaanzin, dus ik hoop dat jullie allemaal mee komen. In liefde en geduld. Natuurlijk non violent en non cooperation”, en/of
uitlating 5, op 10 september 2020: “Even een doe opdracht tussendoor. Er is toch weer een verzorgingstehuis op slot gegaan. Guldenakker on Goirle… tel [telefoonnummer] We hebben geconcludeerd dat dit nooit meer mocht, en toch proberen ze het weer. Meld alle scholen die onrechtmatige verordeningen doorvoeren en natuurlijk alle verzorgingstehuizen. Ziekenhuis cijfers zijn altijd welkom. Ook GGD cijfers en werkwijzen zijn meer dan welkom. Mensen die in test straten werken. We hebben folders voor jullie zodat je mensen op de hoogte kan brengen van de onzinnigheid van het testen”, en/of
uitlating 6, op 25 september 2021: “Razzia bij Moeke, Nijmegen. Personeel meegenomen voor verhoor. De nieuwe ‘wet’ staat dit echter niet toe. Bruls begaat een misdrijf in zijn rol als mini-dictatortje. Wederom ambtsmisdrijf. Morgen koffie drinken bij de ambtswoning”.

2..Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt verdediging
De officier van justitie moet niet ontvankelijk worden verklaard in de vervolging. Daarvoor zijn twee redenen. Op de eerste plaats is de vervolging willekeurig dan wel strijdig met de algemene beginselen van een goede procesorde. De verdachte wordt vervolgd terwijl in soortgelijke zaken geen strafrechtelijk onderzoek is ingesteld of tot (verdere) vervolging is overgegaan. Ter onderbouwing zijn vier voorbeelden genoemd. Hugo de Jonge, de toenmalige minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport, heeft zich bedreigend uitgelaten tegen personen die niet gevaccineerd zijn. Besloten is om niet tot vervolging over te gaan. Het Openbaar Ministerie besloot ook om rapper Akwasi (Owusu Ansah) niet te vervolgen voor zijn opruiende ‘Zwarte piet-uitspraak’. Mark Rutte, de huidige minister-president, heeft gezegd dat juichende voetbalfans gewoon hun bek moeten houden. Het Openbaar Ministerie stelde geen strafrechtelijk onderzoek in. Ten slotte zou Burgemeester Bruls van Nijmegen hebben gezegd: “Schurken, lafbekken en de grootste schreeuwlelijk van Nederland”. Ook hier volgde geen strafrechtelijk onderzoek.
De tweede reden is het ontbreken van een eerlijk proces, zoals beschermd door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De vervolging en het proces zijn politiek gekleurd en worden politiek gestuurd. De verdachte ziet deze bemoeienis onder meer terug in de start van het onderzoek, de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden, zijn aanhouding, het door bij de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde social media verbod, het onderzoek op de zitting en volgt uit de stukken die op de zitting van 9 januari 2023 zijn overgelegd en besproken. Ook heeft de officier van justitie ontbrekende stukken niet overgelegd en bewijs gefabriceerd door de context van uitingen te verwijderen, wat in strijd is met een goede procesorde. Bovendien zijn op 23 maart 2022 door verschillende instanties beslissingen genomen die de verdachte raken, hetgeen wijst op een gecoördineerde actie tegen hem.
Beoordeling
Alles dat door de verdediging is aangevoerd is in de beoordeling betrokken. In het bijzonder wordt daarbij gewezen op de 122 dia’s uit de PowerPoint presentatie die de verdachte op de zitting van 21 november 2022 heeft overgelegd en deels heeft getoond. Ook is aandacht geweest voor het betoog van de verdachte op de zitting van 9 januari 2023 naar aanleiding van informatie die na de zitting van 21 november 2022 bekend is geworden, waaronder onder meer Woo-documenten. [2]
Algemene beginselen van een goede procesorde
De officier van justitie heeft de bevoegdheid om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Deze beslissing kan de rechter slechts in zeer beperkte mate inhoudelijk toetsen. Alleen in uitzonderlijke gevallen is plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde.
De bewoordingen van de aan de verdachte verweten uitlatingen verschillen sterk van de bewoordingen van de door de verdediging aangehaalde uitlatingen. Daarnaast zijn de situationele omstandigheden en de bredere context waarin de door de verdediging vergeleken uitlatingen zijn gedaan (wezenlijk) verschillend van de omstandigheden en context in deze zaak. Er is daarom geen sprake van zodanige gelijke gevallen dat de door de verdediging aangehaalde uitlatingen op één lijn met de aan de verdachte verweten uitlatingen moeten worden gesteld. Het verweer kan daarom al niet slagen. De vervolging is niet willekeurig of in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Het proces is 6 EVRM proof
Op 16 december 2021 is collectief aangifte gedaan tegen de verdachte van onder meer opruiing. Op 10 januari 2022 is een opsporingsonderzoek gestart waarbij bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) zijn ingezet. Het opsporingsonderzoek heeft uiteindelijk geleid tot de beslissing om de verdachte op 17 maart 2022 aan te houden. Nadat de rechter-commissaris de bewaring had bevolen en de raadkamer van de rechtbank de gevangenhouding, is de voorlopige hechtenis van de verdachte onder voorwaarden geschorst en kwam de verdachte op vrije voeten. Na - opnieuw - te zijn aangehouden vanwege een vermoeden dat de voorwaarden van de schorsing door de verdachte waren overtreden, zijn de voorwaarden door de raadkamer van de rechtbank geschrapt en is de verdachte weer in vrijheid gesteld. Op de zitting van 20 juni 2022 is de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Het opsporingsonderzoek, de ingezette BOB en de aanhouding zijn vastgelegd in processen-verbaal.
De rechtbank heeft bij toetsing (van de voorwaarden) van deze bevoegdheden geen onregelmatigheden of onrechtmatigheden vastgesteld. Ook het voorlopige hechtenistraject is verlopen binnen de daartoe gegeven wettelijke kaders. Verder is niet aannemelijk geworden dat sprake is van politieke sturing op de inzet van één of meer van deze bevoegdheden van de verschillende functionarissen. Dat er een groter plan was om de verdachte en/of de stichting Viruswaarheid monddood te maken, zoals de verdachte dat op de zittingen heeft verwoord, is evenmin voldoende voor het voetlicht gebracht. Ook volgt uit de op de zitting van 9 januari 2023 overgelegde en besproken stukken niet dat sprake is van zaak inhoudelijke bemoeienis of sturing vanuit de minister van Justitie en Veiligheid en/of de NCTV. Uit de betreffende stukken blijkt niet meer dan (communicatie over) informatieverstrekking aan de minister en/of de NCTV.
Na te zijn gedagvaard heeft de verdachte tijdens een regiezitting de gelegenheid gehad om onderzoekswensen in te dienen en hij heeft daarvan ook gebruik gemaakt. Drie van de gevraagde getuigen à décharge zijn door de rechtbank toegewezen en op de zitting van
30 september 2022 gehoord, waarbij de verdediging en nadrukkelijk ook de verdachte zelf gelegenheid heeft gehad om vragen te stellen. De verdediging beschikte daarbij over het volledige procesdossier. De verdachte heeft aangevoerd dat in het proces-verbaal bepaalde volgnummers ontbreken, maar een deel daarvan bevindt zich gewoon in het dossier [3] . Dat niet alle volgnummers in het dossier zijn terug te vinden is gebruikelijk, want niet alle van tevoren geplande volgnummers worden benut. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling van de officier van justitie dat alle relevante stukken zijn verstrekt. De verdachte kan niet vragen om stukken die er niet zijn. De overige gevraagde stukken zijn niet relevant voor deze strafzaak, omdat zij het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt niet raken. Het dossier was tijdens de inhoudelijke behandeling compleet. Op de inhoudelijke behandeling van 21 november 2022 is de verdachte ruimschoots in staat gesteld het woord te voeren over de verdenkingen en is hij daarover door onder meer de rechtbank bevraagd. Daarbij heeft de rechtbank ook nadrukkelijk aandacht besteed aan de context van de uitingen. De verdachte heeft in samenspraak en gezamenlijkheid met mr. Ruperti de verdediging uitgebreid gevoerd. De verdachte is ook op de zitting van 9 januari 2023 opnieuw in de gelegenheid gesteld zijn (aanvullende) standpunten over het ontvankelijkheidsvraagstuk uiteen te zetten.
De conclusie kan geen andere zijn dan dat ook het onderzoek op de zitting heeft voldaan aan alle wettelijke en verdragsrechtelijke eisen en dat daarbij de beginselen van een goede procesorde steeds op de voorgrond hebben gestaan.
Getuigenverzoeken
Het voorwaardelijk verzoek tot het horen van de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] , [naam getuige 3] , [naam getuige 4] , [naam getuige 5] , [naam getuige 6] , [naam getuige 7] , [naam getuige 8] , [naam getuige 9] , [naam getuige 10] en [naam getuige 11] wordt afgewezen. De rechtbank vindt het horen van deze getuigen niet noodzakelijk. Door de verdediging zijn onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht die een ‘begin van aannemelijkheid’ meebrengen dat zich in het voorbereidend onderzoek onrechtmatigheden hebben voorgedaan of dat de getuigen van belang zijn voor enige (andere) vraag van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De op de zitting van 9 januari 2023 overgelegde stukken brengen in deze beslissing geen verandering.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat een situatie van willekeurige vervolging of een situatie van politieke bemoeienis met of sturing van de vervolging niet aannemelijk is geworden. Het proces als geheel kan als eerlijk worden aangemerkt. De officier van justitie is ontvankelijk in haar vervolging.

3..Beslissingen over het bewijs

Inleiding
In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het bewijs en zal worden beoordeeld welke uitlatingen wel en welke niet opruiend zijn. Voordat de rechtbank daaraan toekomt volgt eerst de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging. Daarna zal een kort juridisch bewijskader over opruiing worden geschetst dat is gebaseerd op de wet, de literatuur en de (vaste) jurisprudentie. Vervolgens zal de context van de coronacrisis worden ingekleurd als de achtergrond waartegen de uitlatingen van de verdachte bewijsrechtelijk moeten worden bezien. Nadat het opzet van de verdachte op de uitlatingen is besproken volgt de concrete beoordeling van de zes uitlatingen. Aan het slot van dit hoofdstuk zijn de bewezenverklaring en de bewijsmotivering opgenomen. Voor de overzichtelijkheid zijn de bewijsmiddelen in het volgende hoofdstuk op een rijtje gezet.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het feit bewezen kan worden. Zij vindt dat de verdachte, samen met anderen, de zes uitlatingen in het openbaar heeft gedaan en dat zij stuk voor stuk oproepen tot strafbare feiten en dus opruiend zijn.
Standpunt verdediging
De verdediging vindt dat de verdachte moet worden vrijgesproken en heeft daarvoor een aantal bewijsverweren gevoerd. Deze zullen - voor zover van belang - bij de bewijsbeoordeling van de rechtbank worden besproken.
Juridisch kader opruiing
De delictsomschrijving van opruiing luidt - voor zover van belang -: ‘hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruit.’ De bestanddelen ‘openbaar’ en ‘mondeling, bij geschrift, en afbeelding’ als zodanig staan in deze zaak niet ter discussie en behoeven daarom ook geen verdere juridische duiding. Opruiing kan volgens de delictsomschrijving gericht zijn op a) een strafbaar feit of b) tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. In het debat op de zitting is de b-variant niet aan de orde geweest, kennelijk omdat de tekst van tenlastelegging daartoe geen aanleiding gaf. Deze variant zal daarom in deze bespreking ook verder buiten beschouwing blijven.
Al uit de plaatsing van het delict in titel V van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht (Sr) met als opschrift: ‘misdrijven tegen de openbare orde’ volgt dat het delict opruiing zich richt tegen de openbare orde. De bescherming van de openbare orde is ook het belang van de strafbaarstelling. Dit moet bij de uitleg van de (overige) bestanddelen van de delictsomschrijving steeds onder ogen worden gezien.
De betekenis van het kernbestanddeel ‘opruien’ is volgens de Van Dale ‘aanzetten, ophitsen of opstoken’. In juridische zin laat zich dat hier het beste vertalen in ‘het oproepen en daarmee aansporen of aanzetten tot een strafbaar feit.’ Dat aansporen kan rechtstreeks, maar ook een indirecte aansporing tot enig strafbaar feit kan worden aangemerkt als opruiing. Het opruiende karakter van een uitlating is ook afhankelijk van de strekking ervan. Die strekking kan onder andere worden afgeleid uit de samenhang tussen de uitingen en de context waarin deze worden gedaan. [4]
Opruiing is een abstract gevaarzettingsdelict. Het strafbare feit waartoe wordt opgeroepen kan een misdrijf of overtreding zijn en hoeft zich niet daadwerkelijk voor te hebben gedaan. Het gevaar dat een en ander zal kunnen plaatsvinden is al voldoende. Zelfs als het gevaar dat de gedragingen waartoe wordt opgeroepen niet in beeld is gekomen kan sprake zijn van opruiing. De personen die de oproep horen hoeven bovendien niet te weten dat in de oproep een strafbaar feit besloten ligt. Datzelfde geldt voor de persoon die de oproep doet. Ook hoeft het concrete delict waartoe wordt opgeroepen niet te worden benoemd. De oproep tot het strafbare feit kan in algemene termen worden geuit, waarvan het in het maatschappelijk verkeer duidelijk is dat daarmee een strafbare gedraging wordt bedoeld.
Het opzet strekt zich uit over alle bestanddelen van de delictsomschrijving. Alle gradaties van opzet zijn daarbij mogelijk, inclusief het voorwaardelijk opzet. Van dat laatste is sprake als degene die oproept willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de oproep anderen zou kunnen bewegen een strafbaar feit te plegen. Zoals hiervoor al uiteengezet hoeft de opruier geen wetenschap te hebben van de strafbare lading van zijn oproep. Daaruit volgt dat ook het opzet niet heel specifiek op (de bestanddelen van) het strafbare feit waartoe wordt opgeroepen gericht hoeft te zijn. Er moet sprake zijn van een algemeen opzet op het strafbare feit, waarbij niet elk bestanddeel van het feit waartoe wordt opgeroepen, door het opzet bestreken behoeft te worden. Pas als degene die oproept- verontschuldigbaar - geen idee heeft dat hij tot een strafbaar feit oproept zal het opzet ontbreken.
Coronacrisiscontext
Bij de bewijsbeslissingen wordt in ogenschouw genomen dat Nederland en zijn inwoners ten tijde van de ten laste gelegde feiten in crisis verkeerden. Ter illustratie volgt hieronder een korte schets van de coronacrisiscontext [5] van de jaren 2020-2021. [6] Enerzijds is deze context breder dan hier kan worden weergegeven. Anderzijds is bij bewijsvoering alleen die context relevant die gelet op de pleegdatum onderbouwing kan bieden aan bewijsbeslissingen.
In januari 2020 is de uitbraak van een nieuw coronavirus in de Chinese stad Wuhan nieuws in Nederland en de uitbraak dreigt ook steeds dichterbij te komen met besmettingen in Italië. De eerste coronapersconferentie vindt in februari plaats en aangekondigd wordt dat zo nodig maatregelen worden getroffen om verspreiding van het virus tegen te gaan. Kort daarna, op 27 februari, is de eerste coronabesmetting in Nederland. Op 11 maart is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie sprake van een pandemie, waarna op 12 maart de eerste coronamaatregelen gaan gelden. Op 23 maart is Nederland zelfs in een ‘intelligente lockdown’. De Nederlandse samenleving staat op z’n kop. Het is een onrustige periode, waarin in de maatschappij ook onvrede heerst. Het coronabeleid wordt op de (sociale) media ter discussie gesteld. Ook in real life wordt onvrede geuit door bijvoorbeeld deel te nemen aan een georganiseerde of spontane demonstratie.
In juni 2020 worden bepaalde coronamaatregelen losgelaten, zo worden de horeca en de cultuursector - met beperkingen - geopend. Tegelijkertijd gaan er nieuwe coronamaatregelen gelden, zo wordt het dragen van een niet-medisch mondkapje in het openbaar vervoer verplicht. In de zomer van 2020 leven wij met elkaar in een ‘anderhalve meter samenleving’. In het najaar en de winter van 2020 is er een tweede golf en gaat Nederland wéér in een lockdown, eerst gedeeltelijk en rond de feestdagen in december geheel.
In verband met de oplopende besmettingen (er wordt gesproken over een derde golf) wordt eind januari 2021 een avondklok ingevoerd. De avondklok stuit op veel weerstand vanuit de samenleving en mondt in verschillende Nederlandse steden uit in rellen. In de lente van 2021 nemen de besmettingen af en de samenleving gaat voorzichtig weer open. In de herfst van 2021 laait het virus weer op. De avondlockdown wordt ingesteld. Dit leidt tot een grimmige sfeer in de Nederlandse steden. In december 2021 zijn er grote zorgen om de nieuwe variant van het coronavirus; Omikron. In de decembermaand gaat Nederland weer op slot. Omikron blijkt later een relatief mild ziekteverloop te hebben. Op dit moment leven wij met elkaar en met het virus zonder dat onze vrijheden worden beperkt.
Dit overzicht laat zien dat Nederland een ongekende periode doormaakte. In een relatief korte periode van zo’n twee jaar zijn in Nederland veel beperkende indringende maatregelen getroffen, waarbij steeds een balans moest worden gezocht tussen verschillende belangen. De verplichting van de overheid om de gezondheid van burgers te beschermen conflicteerde meer dan eens met de gevolgen van de getroffen maatregelen, namelijk de beperking van grondrechten. In deze zaak springen de verboden demonstraties in het oog die op gespannen voet staan met de vrijheid van vergadering en vrijheid van betoging en daarmee samenhangend de vrijheid van meningsuiting, zoals is vastgelegd in de grondwet en in diverse mensenrechtenverdragen.
Uitlatingen en opzet
De verdachte heeft in de periode van 19 juni 2020 tot en met 16 november 2021 op zes verschillende momenten uitlatingen gedaan op het internet. Hij deed dat in filmpjes en/of in tekstberichten. Voordat de uitlatingen door/voor de verdachte op Twitter of Facebook openbaar werden gemaakt werden deze besproken in een juridische kerngroep bestaande uit zo’n 10 juristen. De kerngroep kwam in ieder geval één keer per week digitaal samen. De verdachte gaf leiding aan de kerngroep en was altijd aanwezig bij de bijeenkomsten.
Uit deze vaststellingen wordt afgeleid dat de inhoud van de uitlatingen door de verdachte goed is overdacht en de woordelijke inhoud bewust is gekozen. De verdachte wist dat de in de kerngroep besproken uitlatingen openbaar zouden worden gemaakt op het internet en de bespreking in de kerngroep had die openbaarmaking ook als nadrukkelijk doel. Anders gezegd: de verdachte heeft de uitlatingen in de gekozen vorm willens en wetens en daarmee opzettelijk op het internet geplaatst en openbaar gemaakt. Deze opzet werpt zijn schaduw vooruit over het opzet op de strafbare feiten. In hoeverre die opzet daarop ook was gericht zal hieronder - waar nodig - per uitlating nader worden besproken.
Uitlating 1
“Nee tegen de prikbussen. Zorg ook dat je alle medewerkers fotografeert. Voor later zullen we maar zeggen”
Dit is een tweet van de verdachte van 4 augustus 2021 in reactie op een tweet over een demonstratie bij een zogenoemde prikbus (mobiele vaccinatielocatie) in Katwijk aan Zee. Deze uitlating heeft een oproep in zich, namelijk het fotograferen van alle medewerkers van prikbussen. De woordelijke inhoud van de oproep is niet opruiend, heeft niet dat karakter en verwijst niet naar een strafbaar feit. Ook kan niet worden gezegd dat in het maatschappelijk verkeer duidelijk is dat hier wordt opgeroepen tot een strafbare gedraging.
Gebleken is wel dat gevolg is gegeven aan de oproep en dat medewerkers van de GGD zijn benaderd, gefotografeerd en gefilmd. Dit is door diverse medewerkers van de GGD als irritant, onprettig en frustrerend ervaren. Een begrijpelijk gevoel als je als GGD-medewerker simpelweg aan het werk bent in een lastige situatie. Als het fotograferen en filmen dan ook nog van dichtbij gebeurt, de achtergrond van de fotografen - die tegen de coronavaccinaties zijn - wordt betrokken en de coronacrisiscontext onder ogen wordt gezien zijn die emoties goed invoelbaar. Uit het dossier blijkt echter niet dat GGD-medewerkers zich bedreigd hebben gevoeld.
De toevoeging aan de oproep ‘Voor later zullen we maar zeggen’ maakt de oproep op zijn minst genomen schimmig en ongrijpbaar, waarmee ook de intentie van de oproep een vervelende kleuring krijgt. Na op de zitting daarover te zijn bevraagd legde de verdachte het verband tussen deze toevoeging en zogenaamde ‘latere rechtszaken, die nog zullen gaan komen’. Dit bevestigt de vervelende intentie van de oproep. Vervelende intenties en niet direct strafbaar handelen van enkelen achteraf kan echter niet tot de conclusie leiden dat in de uitlating een oproep tot strafbaar gedrag besloten lag.
Met uitlating 1 is niet dus niet opgeroepen tot een strafbaar feit en kan daarom niet als opruiing worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Uitlating 2
“Weet iemand nog een adresje waar ik mijn boosterinfectie kan halen. Het is je plicht, nu vast staat dat de prikjes compleet mislukt zijn te zorgen voor zoveel mogelijk infecties. Bij het jongere segment (onder de 70) zonder gezondheidsklachten. Dat is naastenliefde”
Dit is een tweet die is geplaatst op 16 november 2021. Vooropgesteld wordt dat in de tenlastelegging een deel van deze uitlating, zoals die door de verdachte openbaar is gemaakt, ontbreekt. Dat betreft de tekst ‘QUOTE:’ voorafgaand aan de uitlating. Ook staat in de originele tweet een aanhalingsteken achter het woord ‘halen’ die in de tenlastelegging ontbreekt. In de tweet is dus in de eerste zin iemand anders aan het woord en niet de verdachte. De verdachte heeft op de zitting - met dit in het achterhoofd - de uitlating zo uitgelegd dat hij in het vervolg van de tweet aan derden alleen de suggestie heeft gedaan om zichzelf met het coronavirus te infecteren. De plicht tot infecteren die dan in de uitlating terugkomt roept volgens de verdachte dus niet op tot infecteren van anderen. Deze uitleg van de uitlating is niet onaannemelijk tegen de achtergrond van de letterlijke tekst in het twitterbericht. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd kan deze uitlating daarom niet worden gezien als oproep tot (bedreiging met) zware mishandeling van anderen. Evenmin kan de uitlating worden gelezen als oproep tot het overtreden van de algemene coronaregels. Die overtredingen zijn zodanig ver verwijderd van de inhoud van de oproep dat het opzet van de verdachte op dergelijke overtredingen niet kan worden vastgesteld.
Met uitlating 2 is dus ook niet opgeroepen tot een strafbaar feit en kan daarom niet als opruiing worden bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
Uitlatingen 3 a en b
De verdachte heeft met en namens stichting Viruswaarheid.nl (voorheen Viruswaanzin) op 21 en 28 juni 2020 een demonstratie georganiseerd op het Malieveld in Den Haag en deze aangemeld bij de gemeente Den Haag. In beide gevallen heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden de demonstratie verboden, bij besluiten van 19 en 26 juni 2020. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft de verboden bekrachtigd, bij uitspraken van 19 en 27 juni 2020.
Uitlating 3a
“Samen terug naar normaal. Kom je ook op 21 juni 2020? Omarm de Vrijheid”
Ook deze uitlating heeft een oproep in zich, namelijk om op 21 juni 2020 ‘ergens’ te komen. De woordelijke inhoud van de oproep is niet opruiend, heeft niet dat karakter en verwijst niet naar een strafbaar feit. Ook kan niet worden gezegd dat in het maatschappelijk verkeer duidelijk is dat hier wordt opgeroepen tot een strafbare gedraging.
Het bericht is op verschillende dagen voorafgaand aan 21 juni 2020 op Twitter geplaatst, steeds om 15:00 uur. Het is daarom aannemelijk dat het herhaalde bericht geautomatiseerd is geplaatst. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het bericht is bedacht en besproken in de kerngroep, nog voordat op 19 juni 2020 bekend werd dat de demonstratie van 21 juni 2020 was verboden. Dat heeft niet alleen de verdachte op de zitting naar voren gebracht, maar ook de getuige [naam getuige 12] waar hij zegt: “de berichten die zagen op de mogelijk komende demonstraties werden één à twee dagen van te voren klaargezet.” De uitlating betreft dus een oproep voor de demonstratie voorafgaand aan het verbod en niet zozeer voor de verboden demonstratie van 21 juni 2020.
Het enige verwijt dat de verdachte bij die stand van zaken nog zou kunnen worden gemaakt is dat de automatische plaatsing geannuleerd had moeten worden op het moment dat de demonstratie was verboden. Dit om misverstanden bij de achterban over de status van de demonstratie te voorkomen. Deze nalatigheid kan het opzet van de uitlating niet zodanig van kleur doen verschieten dat daardoor in retroperspectief door de verdachte is opgeroepen tot een strafbaar feit. Opruiing kan namelijk slechts door een (actief) handelen worden verwezenlijkt.
Met uitlating 3a is daarom evenmin opgeroepen tot een strafbaar feit en kan daarom niet als opruiing worden bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
Uitlating 3b
“Zoals je hebt gehoord heeft de burgemeester Remkes van Den Haag onze demonstratie van Liefde verboden. Vanzelfsprekend kunnen wij je niet tegenhouden om, zoals je dat van plan was, gewoon naar het Malieveld in Den Haag te komen! Als je komt, kom dan in liefde…”
Deze tekst is door de verdachte op Facebook geplaatst op 19 juni 2020 om 10:20 uur en opnieuw gepost om 20:58 uur. In deze uitlating is bij eerste lezing niet direct een rechtstreekse oproep tot een strafbaar feit te lezen. Als scherper wordt gekeken naar de letterlijke inhoud van de uitlating - zoals deze op de tenlastelegging is terechtgekomen - vallen wel een aantal woorden op. De verdachte spreekt over ‘vanzelfsprekend’, ‘niet tegenhouden’, ‘zoals je van plan was’ en ‘gewoon’. Die woorden geven richting aan de uitlating. De verdachte lijkt met deze woorden goed te keuren en aan te sporen om vast te houden aan het oorspronkelijke plan: op zondag 21 juni 2020 demonstreren op het Malieveld in Den Haag. Dit terwijl op dat moment - en daarover spreekt de uitlating ook - de demonstratie door de autoriteiten zeer kort daarvoor was verboden. De indirecte toon en woordkeus lijkt daarmee niet te kunnen verhullen dat in de uitlating een oproep met een opruiend karakter ligt besloten. Hiermee lijkt een voldoende fundament voor een bewezenverklaring gegeven.
In een bewijsverweer van de verdachte ligt echter een contra-indicatie voor bewezenverklaring besloten. De verdachte heeft aangevoerd dat de uitlating zoals die is verwoord in de tenlastelegging niet de volledige op Facebook geplaatste tekst betreft. Dat klopt, de weggelaten tekst luidt als volgt:
“Het is duidelijk dat onze bestuurders in nood zijn en heel hard hulp nodig hebben. Wij moeten ze helpen om terug te keren naar de democratie. Daarom organiseren wij een wake. Wij roepen een ieder op om zondag as. naar het plaatselijke stadhuis te gaan en daar een roos of een andere bloem neer te leggen. Liefde en Geduld mensen…. Liefde en Geduld…”
Dit tweede deel van de uitlating dat onderdeel uitmaakt van de gehele uitlating zoals deze op Facebook is gepost spreekt over ‘het organiseren van een wake’ en roept daarnaast op tot het ‘leggen van een roos bij het plaatselijke stadhuis’. Daarmee is goed mogelijk dat de uitlating als geheel geen uitnodiging is tot deelname aan de verboden demonstratie van
21 juni 2020. De eerdere interpretatie lijkt een gevolg van een de geïsoleerde lezing van de uitlating.
Het tweede deel van het bericht - een wake als alternatief voor het toch laten doorgaan van de demonstratie - vindt bevestiging in het bericht dat op 21 juni 2020 op het Facebook-profiel van Viruswaarheid is geplaatst. De tekst van dit bericht luidt als volgt:
“Ontzettend bedankt voor jullie steun en vertrouwen de afgelopen tijd! Helaas verloopt het allemaal anders dan verwacht, maar voor alles is een reden! We hopen op een prachtige bloemenzee morgen, zodat we een mooi signaal vanuit liefde verspreiden. Nogmaals we roepen jullie NIET op om te komen demonstreren op het Malieveld. We vragen jullie alleen een bloem neer te leggen bij het stadhuis waar je bent, en dan weer weg te gaan. Echter kunnen we jullie nergens voor tegenhouden. Vrije wil is de basis! Lieve mensen, behoud die liefde, dat geduld en vooral het vertrouwen! We blijven strijden voor de vrijheid!”
Bij die stand van zaken ontbreekt het de rechtbank aan de overtuiging dat sprake is van een opruiende oproep.
Met uitlating 3b is dus evenmin opgeroepen tot een strafbaar feit en kan daarom niet als opruiing worden bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
Uitlating 4
“De rechter heeft Viruswaanzin verboden om de demonstratie te organiseren. Wij, op persoonlijke titel, zijn zondag op het Malieveld. Ik nodig iedereen uit te komen. Het is ons recht om te demonstreren. Dit mogen wij doen. Daar kan niemand ons bij tegenhouden en we hebben heel veel organisaties achter ons”, en/of “Dit is ons land en het is afgelopen. Het is afgelopen met deze onzin. Wij gaan demonstreren zondag op het Malieveld. Niet namens Viruswaanzin, wel in de geest van Viruswaanzin, dus ik hoop dat jullie allemaal mee komen. In liefde en geduld. Natuurlijk non violent en non cooperation”
Deze tekst heeft de verdachte uitgesproken in een livestream op Facebook op 26 juni 2020.
De uitlating bevat een duidelijke en directe oproep om op 28 juni 2020 te gaan demonsteren op het Malieveld. De woorden in de uitlating ‘niemand kan ons tegenhouden’, ‘het is afgelopen’ en ‘het is afgelopen met deze onzin’ laten onmiskenbaar het doel zien van de oproep. De verdachte wenst zich niet neer te leggen bij het verbod, vindt het verbod maar onzin en het moet daarmee afgelopen zijn. Met deze bewoordingen roept hij op tot een demonstratie op het Malieveld op 28 juni 2020. De woordkeuze in de uitlating, de toonzetting en de coronacrisiscontext onderschrijven dit opruiende karakter. De verdachte roept daarmee op tot een verboden demonstratie zoals bedoeld in artikel 11 lid 1 sub a Wet openbare manifestaties (Wom).
Direct voor, na en om de tenlastegelegde uitlating zegt de verdachte in hetzelfde bericht:
“Ongelooflijk maar waar, ik had niet voor mogelijk gehouden dat de dictatuur zich zo erg liet kennen. We kunnen nu spreken van het ophouden van de democratische rechtsstaat.” (…) “We gaan naar Den Haag. Ik kan je zeggen we gaan naar Den Haag.” (…) “Het is niet tegen te houden. Bouw in Verzet die komt waarschijnlijk met 500 trekkers dus maak je geen zorgen. We openen de snelwegen als dat moet.”(…) “Wat heel goed afgelopen keer heeft gewerkt is dat iedereen alert was en heel veel heeft opgenomen daardoor is het niet gelukt om ons te framen of weg te zetten. Dit gaan we weer doen. We zullen ook een hele duidelijke instructie geven over hoe het nog beter kan. En dit kunnen we niet laten gebeuren mensen. Gister einde van de rechtsstaat vandaag weer de politiek die onze rechten afneemt. Hoe duidelijk moet het worden? Hoe duidelijk moet het worden? Natuurlijk hebben we weer een spoed kort geding aangetekend, maar daar hebben we niet heel veel vertrouwen in en er ook niet op wachten.” (…) “Tot snel mensen we gaan er een feestje van maken zondag op het Malieveld.”
Uit deze bewoordingen, die context geven aan de oproep, blijkt overduidelijk dat het de verdachte menens was. Daarbij springt in het bijzonder één opmerking van de verdachte treffend in het oog. ‘Het is niet tegen te houden. Bouw in Verzet die komt waarschijnlijk met 500 trekkers dus maak je geen zorgen. We openen de snelwegen als dat moet.’ Hieruit blijkt dat niets en niemand de verdachte kan tegenhouden om in grote getale naar het Malieveld in Den Haag te komen om te demonstreren en een verbod al helemaal niet. Dit onderstreept het opruiende karakter van de oproep nadrukkelijk. Het spreekt vanzelf dat de coronacrisiscontext maakt dat de oproep is gericht aan inwoners van een land in crisis wat een en ander nog klemmender maakt.
Het opzet van de verdachte is in generieke zin dus gericht geweest op het deelnemen aan een verboden demonstratie. Daarbij mag bovenal niet uit het oog worden verloren dat de verboden demonstratie van 21 juni 2020 die, zoals algemeen bekend is, volledig uit hand was gelopen vijf dagen voor deze oproep plaatshad.
De rechtbank heeft zich vervolgens afgevraagd of de oproep van de verdachte valt onder de bescherming die artikel 11 EVRM, de vrijheid van vergadering en vereniging, biedt. Uit vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt immers dat iemand niet kan worden gestraft voor deelname aan een,
niet-kennisgegeven, demonstratie als die persoon zich onberispelijk gedraagt tijdens die demonstratie. [7] De vraag die zich dan opdringt is of de verdachte, als opruier van een
verbodendemonstratie deze bescherming ook verdient. Daarover wordt het volgende opgemerkt.
De verdachte roept - gelet op de hierboven opgenomen overwegingen en tussenconclusies - op tot gedrag dat op zijn minst het dagelijks leven en de activiteiten die door anderen rechtmatig worden uitgevoerd opzettelijk ernstig verstoort. [8] De bedoeling van de verdachte is dus allesbehalve uitsluitend vreedzaam en geweldloos demonstreren, zodat de bescherming door artikel 11 EVRM gelet op de uitleg van het EHRM daarvan hierop al afstuit.
Los daarvan is van belang dat ook als de uitlating expliciet zou hebben opgeroepen tot louter vreedzame gedragingen, daarmee nog niet is gezegd dat van opruiing geen sprake is. Voor opruiing is immers niet van belang, zoals hierboven al is opgemerkt, of het strafbare feit waartoe wordt opgeroepen zich wel of niet verwezenlijkt. Dat de persoon die wordt opgeruid mogelijk door bescherming van artikel 11 van het EVRM niet kan worden gestraft, omdat hij zich netjes gedraagt tijdens de deelname aan een demonstratie, kan daarom zeker niet onder alle omstandigheden één op één worden doorgetrokken naar de opruier. Bovendien is het ook nog maar de vraag of de jurisprudentie van het EHRM op dit punt over
niet-kennisgegevendemonstraties op dezelfde wijze geldt voor
verbodendemonstraties.
Kort en goed is het opzet van de verdachte dus gericht geweest op het deelnemen aan een verboden demonstratie, wat als overtreding is strafbaar gesteld in de Wom.
Het verweer van de verdachte dat hij na de oproep heeft geprobeerd via sociale media mensen te ontraden om op 28 juni 2020 naar Den Haag te komen en dat daarom van opruiing geen sprake is, slaagt niet. Een latere oproep kan in bewijsrechtelijke zin niet afdoen aan de eerdere opruiing, omdat deze met het doen van de oproep al is voltooid. Dit nog daargelaten dat een latere oproep de ontvangers van de eerdere oproep niet hoeft te bereiken.
Met uitlating 4 is dus opgeroepen tot een strafbaar feit en daarom wordt opruiing ten aanzien van deze uitlating wettig en overtuigend bewezen.
Uitlating 5
“Even een doe opdracht tussendoor. Er is toch weer een verzorgingstehuis op slot gegaan. Guldenakker on Goirle… tel [telefoonnummer] We hebben geconcludeerd dat dit nooit meer mocht, en toch proberen ze het weer. Meld alle scholen die onrechtmatige verordeningen doorvoeren en natuurlijk alle verzorgingstehuizen. Ziekenhuis cijfers zijn altijd welkom. Ook GGD cijfers en werkwijzen zijn meer dan welkom. Mensen die in test straten werken. We hebben folders voor jullie zodat je mensen op de hoogte kan brengen van de onzinnigheid van het testen”
Dit bericht heeft de verdachte op 10 september 2020 op Facebook geplaatst. De uitlating heeft in de kern als inhoud een oproep om het verzorgingshuis in Goirle te bellen. Dat volgt onmiskenbaar uit de tekst ‘Even een doe opdracht tussendoor’. Een letterlijke oproep aan de lezer om iets te doen. Dat is meer dan - zoals door de verdachte is gesteld - een enkele suggestie. Het plaatsen van een telefoonnummer van een met naam genoemd verzorgingshuis bevestigt die oproep en geeft deze duidelijk richting. Het daadwerkelijk vermelden van een telefoonnummer werkt drempelverlagend bij de lezer van de oproep. Het is daarmee kennelijk de bedoeling dat de lezers van de oproep gaan bellen met het verzorgingshuis. Die kennelijke bedoeling wordt kracht bij gezet door de teksten die voor en na het telefoonnummer zijn geplaatst. Daarin wordt achtergrond aan de oproep gegeven. Aan de voorkant staat: ‘Er is toch weer een verzorgingstehuis op slot gegaan.’ Aan de achterkant staat: ‘We hebben geconcludeerd dat dit nooit meer mocht, en toch proberen ze het weer.’ Het doel van de opdracht is om het verzorgingshuis aan te spreken op het sluiten van de deuren.
De oproep heeft gewerkt. Het verzorgingshuis is namelijk door bellers ‘lastig gevallen’. De oproep gaat daarmee over een morele grens en heeft iets lelijks. De strafrechtelijke grens van opruiing wordt met de oproep echter niet gepasseerd. De woordelijke inhoud van de oproep is niet opruiend, heeft niet dat karakter en roept ook niet op tot een strafbaar feit. Zelfs niet wanneer daarbij de coronacrisiscontext wordt betrokken. Evenmin kan worden gezegd dat in het maatschappelijk verkeer duidelijk is dat hier wordt opgeroepen tot een strafbare gedraging. Daarvoor is het strafbare feit waartoe zou worden opgeroepen te onduidelijk gebleven.
Met uitlating 5 is dus ook niet opgeroepen tot een strafbaar feit en kan daarom niet als opruiing worden bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
Uitlating 6
“Razzia bij Moeke, Nijmegen. Personeel meegenomen voor verhoor. De nieuwe ‘wet’ staat dit echter niet toe. Bruls begaat een misdrijf in zijn rol als mini-dictatortje. Wederom ambtsmisdrijf. Morgen koffie drinken bij de ambtswoning”.
Op 25 september 2021 plaatste de verdachte dit bericht op Twitter. Deze uitlating bevat een oproep om te demonstreren bij de ambtswoning. Dat volgt duidelijk uit de tekst: ‘Morgen koffie drinken bij de ambtswoning’. Door zowel de verdachte als de getuigen [naam getuige 13] en [naam getuige 14] is deze lezing bevestigd. Het is ook overigens algemeen bekend dat in de coronacrisiscontext ‘koffiedrinken’ synoniem stond voor demonstreren. Dat demonstreren geen strafbaar feit is behoeft geen betoog. De verdachte heeft met deze uitlating dan ook niet rechtstreeks aangezet tot een strafbaar feit. Ook kan niet worden gezegd dat in het maatschappelijk verkeer duidelijk is dat hier wordt opgeroepen tot een strafbare gedraging. Dat met de uitlating wordt opgeroepen tot bedreiging en dwang zoals de officier van justitie heeft gesteld, valt al helemaal niet in te zien.
Met uitlating 6 is dus niet ook niet opgeroepen tot een strafbaar feit en kan daarom niet als opruiing worden bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
Medeplegen
De rechtbank vindt dat de verdachte voor de bewezenverklaarde uitlating zelfstandig strafrechtelijk verantwoordelijk is. Van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen is bij deze uitgebreide Facebook post geen sprake. Van het medeplegen wordt de verdachte daarom vrijgesproken.
Bewijsconclusie en bewezenverklaring
De uitlating van 26 juni 2020 die ziet op het oproepen tot demonsteren is opruiend, de andere vijf uitlatingen zijn niet opruiend. De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het feit heeft begaan op de volgende manier:
hij op 26 juni 2021 in Nederland in het openbaar, mondeling heeft opgeruid tot enig strafbaar feit door op www.Facebook.com de volgende video te plaatsen:
uitlating 4, op 26 juni 2020:
“Wij, op persoonlijke titel, zijn zondag op het Malieveld. Ik nodig iedereen uit te komen. Het is ons recht om te demonstreren. Dit mogen wij doen. Daar kan niemand ons bij tegenhouden en we hebben heel veel organisaties achter ons.”, en “Dit is ons land en het is afgelopen. Het is afgelopen met deze onzin. Wij gaan demonstreren zondag op het Malieveld. Niet namens Viruswaanzin, wel in de geest van Viruswaanzin, dus ik hoop dat jullie allemaal mee komen. In liefde en geduld. Natuurlijk non violent en non cooperation.”
Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van het voorgaande en op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zijn in het volgende hoofdstuk uitgewerkt.
Getuigenverzoeken
Op de zitting van 21 november 2022 is de tenlastelegging uitgebreid met medeplegen. De verdediging heeft naar aanleiding van deze uitbreiding en in het kader van een effectief te voeren verdediging in voorwaardelijke zin verzocht om de veronderstelde medeplegers als getuigen te horen. De rechtbank vindt medeplegen niet bewezen, zodat de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van deze voorwaardelijke getuigenverzoeken.
4.Bewijsmiddelen [9]
1.
De verklaring van de getuige [naam getuige 13] op de zitting van 30 september 2022
De juridische kerngroep van Viruswaarheid bestaat uit zo’n 10 vrijwillige juristen. In de juridische kerngroep worden voorgenomen uitlatingen door [naam verdachte] / Viruswaarheid besproken. De juridische kerngroep komt in ieder geval één keer per week digitaal samen. [naam verdachte] geeft leiding aan de juridische kerngroep en is altijd aanwezig bij de bijeenkomsten.
2)
De verklaring van de verdachte op de zitting van 21 november 2022
Ik word bijgestaan door een juridische kerngroep. Ik heb met de juridische kerngroep alle uitlatingen (juridisch) bezien.
3)
Demonstratieverbod [10]
Viruswaarheid, t.a.v. M. Krispijn, gedateerd 26 juni 2020.
U hebt kennisgeving gedaan van een demonstratie op 28 juli 2020. U wilt van 13.00 tot 17.00 uur met 50.000 personen op het Malieveld demonstreren.
Hierbij besluit ik, op grond van artikel 39 Wet veiligheidsregio's en artikel 5 van de Wom, uw demonstratie van 28 juni a.s. te verbieden. Ik verzoek u uw achterban over mijn besluit te informeren en aan te geven dat deze demonstratie aangekondigde demonstratie niet is toegestaan.
De plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio Haaglanden, J.W. Remkes.
4)
Eigen waarneming van de rechtbank op de zitting van 21 november 2022
Op 26 juni 2020 heeft de verdachte met een livestream op Facebook de hierna opgenomen tekst uitgesproken. “Hoi beste mensen, sommigen van jullie hebben het nieuws misschien al gehoord. Ongelofelijk maar waar, ik had niet voor mogelijk gehouden dat de dictatuur zich zo erg liet kennen. We kunnen nu spreken van het ophouden van de democratische rechtsstaat. Gister hebben we gewraakt, omdat we niet het vertrouwen hadden in de rechter om een onafhankelijk oordeel te kunnen vellen. Vandaag hebben we te horen gekregen dat de aanmelding voor de demonstratie zoals we die vorige week hebben gedaan hebben we die deze week weer gedaan. We gaan naar Den Haag. Ik kan je zeggen we gaan ook naar Den Haag. Wat we niet begrijpen is dat de argumenten dat er een festival zou zijn dat het hoofdargument was om te verbieden. We hebben er deze keer geen festival van gemaakt. We hebben intensief contact met de politie gehouden, Staatsbosbeheer stond er achter en toch heeft de gemeente het weer verboden. Voor mij is er geen twijfel over dat dit een politieke zaak is. De rechter heeft viruswaanzin verboden om de demonstratie te organiseren. Wij, op persoonlijke titel, zijn zondag op het Malieveld. Ik nodig iedereen uit te komen. Het is ons recht om te demonstreren, dit mogen wij doen daar kan niemand ons bij tegenhouden en we hebben heel veel organisaties achter ons. Het is niet tegen te houden. Bouw in Verzet die komt waarschijnlijk met 500 trekkers dus maak je geen zorgen. We openen de snelwegen als dat moet. Dit is ons land en het is afgelopen. Het is afgelopen met deze onzin, wij gaan demonstreren; zondag op het Malieveld. Niet namens Viruswaanzin wel in de geest van Viruswaanzin dus ik hoop dat jullie allemaal mee komen. In liefde en geduld, natuurlijk non violent non cooperation. Wat heel goed afgelopen keer heeft gewerkt is dat iedereen alert was en heel veel heeft opgenomen daardoor is het niet gelukt om ons te framen of weg te zetten. Dit gaan we weer doen. We zullen ook een hele duidelijke instructie geven over hoe het nog beter kan. En dit kunnen we niet laten gebeuren mensen. Gister einde van de rechtsstaat vandaag weer de politiek die onze rechten afneemt. Hoe duidelijk moet het worden? Hoe duidelijk moet het worden? Natuurlijk hebben we weer een spoed kort geding aangetekend, maar daar hebben we niet heel veel vertrouwen in en we gaan er ook niet op wachten. Het zou fijn zijn als de rechter ons daarin gelijk geeft zodat Viruswaanzin toch nog de demonstratie kan organiseren maar wij zijn zondag als privaat persoon als burger op het Malieveld omdat het ons Malieveld is. Oké, later meer. Ik snap dat het iets minder prettig voelt gister voelde eigenlijk als een overwinning, vandaag is weer een tegenslag maar dit zal zo door blijven gaan. We hebben nog heel veel te doen. Tot snel mensen we gaan er een feestje van maken zondag op het Malieveld.”
Dit bewijsmiddel is te raadplegen via de hyperlink: [11] https://www.youtube.com/watch?v=Hg-r8lw6Idg
(geraadpleegd op 20 januari 2023).
5)
De verklaring van de verdachte op de zitting van 21 november 2022
Ik ben feitelijk verantwoordelijk voor de gehele tekst die ik op de livestream middels Facebook heb uitgesproken op 19 juni 2020.
6)
De verklaring van de getuige [naam getuige 13] op de zitting van 30 september 2022
De door [naam verdachte] uitgesproken tekst van 26 juni 2020 is voorgelegd aan de kerngroep.

5..Strafbaarheid van het feit

Kwalificatie
Het bewezen feit is een in de wet verboden gedraging en levert op:
in het openbaar, mondeling tot enig strafbaar feit opruien.
Vrijheid van meningsuiting
Is een veroordeling van de verdachte ter zake van opruiing in strijd met zijn recht op vrije meningsuiting, zoals beschermd door artikel 10 EVRM? Als het antwoord op deze vraag ‘ja’ luidt, staat dit de strafbaarheid van het feit in de weg.
De vrijheid van meningsuiting is niet onbegrensd en kan - mits is voldaan aan strikte voorwaarden - worden beperkt. De beperking van de vrijheid van meningsuiting moet bij wet zijn voorzien, een geoorloofd doel dienen en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Bij dit laatste vereiste kunnen drie beoordelingsfactoren worden onderscheiden. Er moet sprake zijn van een dringende maatschappelijke behoefte. De beperking moet daarnaast in verhouding staan tot het beoogde legitieme doel en de beperkingsgronden moeten afdoende zijn.
Vooropgesteld wordt dat de bewezenverklaarde uitlating in de kern niet meer en niet minder behelzen dan een oproep tot deelname aan verboden demonstraties. Het oproepen op zichzelf levert geen enkele inhoudelijke bijdrage aan welk maatschappelijk debat dan ook. De inbreuk raakt dan ook nauwelijks aan de vrijheid van meningsuiting. Dit brengt met zich mee dat een beperking al snel in verhouding staat tot het beoogde legitieme doel.
Mede daarom is de rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de hierboven uiteengezette voorwaarden, zodat een veroordeling een gerechtvaardigde inbreuk is op de vrijheid van meningsuiting. Daartoe stelt de rechtbank allereerst vast dat de inbreuk is voorzien bij formele wet. Opruiing is namelijk strafbaar gesteld in artikel 131 Sr. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de inbreuk strekt ter verwezenlijking van een legitiem doel, namelijk het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten. De inbreuk is ook noodzakelijk in onze democratische samenleving. De maatschappij was, zeker in de periode zoals beschreven in de coronacrisiscontext gebaat bij bescherming van de openbare orde en ook mede gelet op de volksgezondheid was er noodzaak tot beperking.
De veroordeling is dus niet in strijd met de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 EVRM.
Conclusie
Het feit is strafbaar.

6..Strafbaarheid van de verdachte

Standpunt verdediging
De verdachte heeft in al zijn uitlatingen geweldloosheid en het onthouden van het plegen van strafbare feiten expliciet verwoord en benadrukt, door steeds woorden te gebruiken als ‘met liefde en geduld’ en ‘non-cooperation en non-violence’. Hij heeft daarmee redelijkerwijs alles gedaan wat van hem kon worden gevergd (de ‘maximaal te vergen zorg betracht’) ter voorkoming van strafbare feiten. Het kan niet zo zijn dat de verdachte verantwoordelijk wordt gesteld voor alle mensen en groeperingen die zich strafbaar gedragen en/of de grenzen van het toelaatbare overschrijden. Daarom kan de verdachte zich succesvol beroepen op de strafuitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld (AVAS) en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling
De verdediging lijkt te miskennen dat de verdachte terecht staat voor opruiing en niet voor het (laten) plegen van geweld of wanordelijkheden. De oproep tot het deelnemen aan een verboden demonstratie is op zichzelf al opruiend, los van de vraag of deze demonstratie vredig verloopt of dat deze uit de hand loopt. De verdachte heeft in de periode rondom
26 juni 2020 níet geprobeerd te voorkomen dat de verboden demonstratie doorgang zou hebben, integendeel. Het beroep op AVAS kan daarom niet slagen.
Conclusie
De verdachte is strafbaar.

7..Onderbouwing van de straf

Vooraf
Voor de opruiende uitlating tot deelname aan een verboden demonstratie wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Eis officier van justitie
De officier van justitie heeft een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, met een proeftijd van twee jaar. Deze eis is gebaseerd op een bewezenverklaring van alle uitlatingen.
Ernst van het feit
De verdachte wordt in de kern verweten dat hij heeft opgeroepen tot deelname aan een verboden demonstratie. Het recht om te demonstreren is een zeer belangrijk grondrecht, dat beschermd wordt door onze grondwet en Europese verdragen. Slechts in uitzonderlijke gevallen, als andere belangen zwaarder wegen, mag een demonstratie worden beperkt of verboden. Juist als een demonstratie erop gericht is om te protesteren tegen overheidsbeleid, mag diezelfde overheid haar bevoegdheden niet zomaar inzetten om dat protest de kop in te drukken. Dat geldt des temeer wanneer de overheid haar burgers ingrijpende en vrijheidsbeperkende maatregelen oplegt, zoals in de coronacrisis is gebeurd. In een dergelijke situatie is de wens om te demonstreren extra aanwezig en is het belang van het kunnen uitoefenen van dat grondrecht ook klemmender. De rechtbank betrekt bij de strafoplegging dat dit een motivatie is geweest voor het handelen van de verdachte. Ook is van belang dat deelnemen aan een verboden demonstratie als overtreding in ons wetboek is opgenomen en niet als misdrijf. De verdachte heeft dus opgeruid tot het plegen van overtredingen.
Aan de andere kant geldt dat de verdachte met deze oproep heeft laten zien dat hij lak heeft aan de (lokale) autoriteiten. Grotendeels terzijde kan hierbij nog worden opgemerkt dat het verbod achteraf na rechterlijke toetsing (zowel in voorlopige voorziening als in de bodemprocedure) in stand is gebleven en dus terecht is geweest. Dergelijk ondermijnend handelen kan leiden tot gedrag dat een gevaar oplevert voor het maatschappelijk leven. De ernst daarvan wordt versterkt door de coronacrisiscontext, nu juist de samenkomst van veel mensen bij elkaar een gevaar voor de volksgezondheid zou kunnen opleveren. De verdachte heeft bovendien de in de samenleving heersende onrust met zijn handelen gevoed door zich opruiend uit te laten in de wetenschap dat hij een groot bereik had. De verdachte heeft te kennen gegeven dat hij heel welbewust heeft gehandeld. De verdachte wist heel goed wat hij deed en wie gehoor zouden geven aan zijn oproep. De verdachte wist daarnaast ook heus wel dat het niet ondenkbaar was dat, als men gehoor zou geven aan zijn oproep, het uit de hand zou kunnen lopen. De verdachte was er bijvoorbeeld van op de hoogte dat ook ‘Bouw in Verzet’ in grote getale, namelijk met 500 trekkers, naar de demonstratie van 28 juni 2020 zou komen.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft geen strafblad en heeft zijn leven op orde.
Passende straf
De hierboven uiteengezette omstandigheden rechtvaardigen dat aan de verdachte een straf zal worden opgelegd. Het is niet gepast en ook niet nodig dat het strafdoel vergelding nu nog hard doorklinkt in de straf. De verdachte heeft namelijk al leed ondervonden van deze strafzaak en door de gevolgen daarvan. De voornaamste strafdoelen die de rechtbank beoogt te bereiken met de straf zijn tweeledig. Allereerst wil de rechtbank met de straf voorkomen dat de verdachte zich nogmaals opruiend zal uitlaten en brengt dit tot uitdrukking door de straf voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast dient het voor iedereen duidelijk te zijn dat het ondermijnen van de lokale autoriteiten en het negeren van de door hen genomen besluiten niet wordt getolereerd.
Conclusie
Aan de verdachte wordt een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van twee jaar.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 131 Sr.

8..Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals dit in hoofdstuk 3 is omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder de andere uitlatingen is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het in hoofdstuk 5 vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
twee (2) jaar;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
mrs. M.V. Scheffers en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 20 januari 2023.

Voetnoten

1.Hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de officier van justitie’.
2.Documenten die op grond van de Wet open overheid zijn verkregen.
3.PL1700-2022005823, volgnummers 4, 23, 24, 25.
4.Vgl. HR 24 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:447, NJ 2020/240 m.nt. N. Keijzer.
5.De coronacrisiscontext vindt zijn basis in feiten van algemene bekendheid zoals is bedoeld in artikel 339 lid 2 Sv.
6.Bron: de coronavirus tijdlijn zoals geplaatst op website van de rijksoverheid, te raadplegen via de hyperlink: Coronavirus tijdlijn | Rijksoverheid.nl (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-tijdlijn, geraadpleegd op 20 januari 2023).
7.EHRM 7 februari 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0207JUD005781809, EHRC 2017/88, m.nt. B. Roorda (Lashmankin e.a./Rusland), EHRM 15 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD003755305 (Kudrevičius e.a. /Lithouwen) en Vgl. EHRM (Grote Kamer) 24 maart 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0324JUD002345802, appl.nr. 23458/02 (Giuliani en Gaggio/Italië).
8.EHRM (Grote Kamer) 15 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD003755305, appl.nr. 37553/05 (Kudrevičius e.a./Litouwen).
9.De onder 3 en 7 gebruikte bewijsmiddelen zijn kort voor de zitting per e-mail aan de rechtbank en verdediging verstrekt en maken deel uit van het strafdossier. Deze bewijsmiddelen zijn niet voorzien van (pagina)nummering.
10.Het besluit van de veiligheidsregio Haaglanden, gedateerd 26 juni 2020.
11.De rechtbank ziet aanleiding om, vooruitlopend op het nieuwe Wetboek van Strafvordering, het authentieke beeldmateriaal als aanvulling op de eigen waarneming in dit hoofdstuk op te nemen, omdat dit het dichtst bij de oorsprong ligt. De rechtbank vindt het gehele beeld- en geluidsfragment het meest recht doen aan de inzichtelijkheid van haar beoordeling. Het (concept) toekomstige Wetboek van Strafvordering voorziet, in artikel 4.3.8, eerste lid, onder e in deze mogelijkheid.