ECLI:NL:RBROT:2023:2557

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
AWB-23_1311
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van APK-erkenning van verzoeker wegens onrechtmatige afmeldingen van voertuigen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn APK-erkenning voor voertuigen tot en met 3500 kg heeft verloren, afgewezen. De intrekking van de erkenning was gebaseerd op een besluit van de RDW van 17 januari 2023, waarin werd gesteld dat op 10 januari 2023 vier voertuigen op het pasnummer van keurmeester [naam] waren afgemeld, terwijl deze keurmeester op dat moment niet aanwezig was. Verzoeker betwistte de intrekking en voerde aan dat het onzorgvuldige handelen van de keurmeester niet aan hem kon worden toegerekend. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker als erkenninghouder verantwoordelijk is voor de handelingen van zijn personeel en dat de intrekking van de erkenning gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van een overtreding van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK, en dat de intrekking van de erkenning in overeenstemming was met het beleid van de RDW. De voorzieningenrechter verwierp het verzoek om een voorlopige voorziening, waardoor de intrekking van de erkenning van kracht blijft totdat er op het bezwaar is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1311

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 maart 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] h.o.d.n. [handelsnaam], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. R.T. Poort),
en

De algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW)

(gemachtigden: mr. J. Choufoer- van der Wel en mr. E. Aktas).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een besluit van verweerder van 17 januari 2023 (bestreden besluit). Met het bestreden besluit heeft verweerder de APK-erkenning van verzoeker voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg voor onbepaalde tijd ingetrokken met een wachttijd van zes maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op (in dit geval) zijn bezwaarschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
4. Verweerder heeft het spoedeisend belang betwist. Verzoeker heeft aangevoerd dat het voortbestaan van zijn bedrijf op het spel staat. Hij kan zijn APK-erkenning ten minste een half jaar niet gebruiken en verwerft daarmee het merendeel van zijn inkomsten. De voorzieningenrechter heeft geen reden om te twijfelen aan de stelling van verzoeker dat hij het merendeel van zijn inkomsten verwerft met zijn APK-erkenning. Daarom neemt de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aan. Dat betekent dat de zaak inhoudelijk wordt beoordeeld.
Standpunt verweerder
5. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat op 10 januari 2023 vier voertuigen op de keuringsinstantie van verzoeker zijn afgemeld op het pasnummer van keurmeester [naam] ([naam]), terwijl deze keurmeester op dat moment op een andere locatie in een zogenoemde horing zat met een toezichthouder van verweerder.
Dit betekent dat door personeel van verzoeker gebruik is gemaakt van de pincode van [naam]. Op grond van het toezichtbeleid van verweerder is verzoeker hiervoor verantwoordelijk. Dat verzoeker op genoemde dag niet aanwezig was in de keuringsplaats, doet daar niet aan af. Daarbij heeft [naam] verklaard dat hij de betreffende voertuigen ook niet heeft gekeurd.
Gelet op de omstandigheid dat er regelmatig grote aantallen voertuigen binnen 1- - 2 minuten worden afgemeld binnen de keuringsinstantie van verzoeker, terwijl dit gezien de omvang en indeling van de keuringsinstantie praktisch onmogelijk is, acht verweerder aannemelijk dat er binnen de keuringsinstantie voertuigen worden afgemeld door keurmeesters die deze voertuigen niet (zelf) hebben gekeurd en dat de voertuigen niet in de keuringsplaats aanwezig zijn. Daarbij wijst verweerder erop dat veel van de afgemelde voertuigen uit andere delen van het land komen, zoals uit Eindhoven, Beek, Heerenveen, Oude Pekela, Haren, Veendam en Hoogezand. Uit de grote aantallen gelijktijdige afmeldingen door meerdere keurmeesters leidt verweerder tevens af dat verzoeker zijn steekproefsysteem probeert te dwarsbomen of te bemoeilijken. De gedragingen van verzoeker merkt verweerder dan ook aan als grove ondermijning van het toezicht.
Verweerder concludeert dat de omstandigheid dat de keurmeester de voertuigen niet zelf heeft gekeurd, dat de keurmeester ten tijde van de afmeldingen niet aanwezig was in de keuringsplaats en dat de pincode toegankelijk is gesteld aan derden, een overtreding oplevert van artikel 26, tweede lid, en artikel 30 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK (de Regeling). Dat verzoeker door middel van zijn afmeldpatroon verweerders steekproefsysteem probeert te bemoeilijken of te dwarsbomen, merkt verweerder aan als grove ondermijning van het toezicht en een overtreding categorie IV.
Standpunt verzoeker
6. Verzoeker voert aan dat [naam] de voertuigen niet zelf heeft afgemeld, maar dat hij de voertuigen wel zelf heeft gekeurd en dat kennelijk gebruik is gemaakt van [naam] pincode. Verzoeker verwijst daartoe naar een door [naam] op 19 januari 2023 afgelegde schriftelijke (aanvullende) verklaring. Dat [naam] als keurmeester kennelijk onvoldoende zorgvuldig is omgesprongen met zijn pincode kan verzoeker als erkenninghouder niet worden toegerekend. De normadressaat van artikel 26, tweede lid, van de Regeling is de keurmeester. Verzoeker voert verder aan dat verweerders verwijzing naar artikel 41 van de Regeling niet op gaat omdat hij niet de keurmeester in kwestie is geweest en niet zijn pincode als keurmeester ter beschikking heeft gesteld aan anderen als bedoeld in het tweede lid van artikel 26 van de Regeling. Er is dus ook geen sprake van overtreding van het derde lid van artikel 18 van de Regeling nu hij zijn code niet heeft gedeeld. Sterker nog: er is ook helemaal geen sprake van overtreding van enig voorschrift als genoemd in hoofdstuk vier van de Regeling, nu dat hoofdstuk zich nu juist richt tot de erkenninghouder en niet de keurmeester. Naar de mening van verzoeker is er dus voor verweerder geen bevoegdheid op grond waarvan de intrekking van de erkenning kan plaatsvinden. Dat verweerder in de bijlage bij de Toezichtbeleidsbrief in paragraaf 3.1 in algemene
bewoordingen noemt dat het handelen van personeel voor rekening en risico van de
erkenninghouder komt, doet daar niet aan af. Ook bij het goed instrueren van personeel is het mogelijk dat personeelsleden een eigen (foute) afweging maken, alle goede instructies ten spijt.
Voorts voert verzoeker aan dat het beweerdelijk later afmelden geen sanctiewaardig gedrag kan zijn. De Regeling noemt in het zesde lid als enige relevante aanvullende eis dat er niet meer dan vier voertuigen per zestig minuten mogen worden afgemeld. Verweerder heeft dus redelijkerwijs niet kunnen concluderen dat er sprake is van een overtreding van artikel 30 van de Regeling.
Verzoeker merkt ten slotte op dat verweerders opmerking, dat aannemelijk is dat keurmeesters (op grote schaal of reguliere basis) voertuigen afmelden die zij niet of niet zelf hebben gekeurd volkomen speculatief is en dat dit niet kan worden geconcludeerd op grond van de stukken die aan het besluit ten grondslag zijn gelegd.
Wet- en regelgeving en beleid
7. Op grond van artikel 87, tweede lid, onder f van de Wegenverkeerswet 1994 kan verweerder een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend handelt in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
Ingevolge artikel 21, tweede lid van de Regeling wordt ten behoeve van het afmelden van een voertuig als bedoeld in artikel 30 van de Regeling door middel van datacommunicatie, aan de keurmeester een pincode verstrekt. Deze pincode is strikt persoonlijk.
In artikel 26, tweede lid, van de Regeling is bepaald dat de keurmeester er zorg voor draagt dat de aan hem ten behoeve van datacommunicatie verstrekte pincode niet toegankelijk is voor anderen.
In artikel 30, eerste lid, van de Regeling staat dat na afloop van elke keuring het bepaalde in het tweede lid tot en met het vijfde lid in acht wordt genomen alvorens het keuringsrapport af te geven aan de aanvrager. Lid 2 tot en met lid 5 zien op de afmelding na iedere keuring.
In artikel 30, zesde lid, van de Regeling is bepaald: door een keurmeester worden niet meer dan vier voertuigen per zestig minuten afgemeld.
In artikel 31, vijfde lid, aanhef en onder a van de Regeling is bepaald dat aan een steekproef alle medewerking wordt verleend en de ter zake door verweerder gegeven aanwijzingen in acht worden genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat bij uitsluiting de keurmeester die het voertuig aan een keuring heeft onderworpen, aanwezig is vanaf het moment dat de mededeling bedoeld in het eerste lid, is gedaan en zelf feitelijk assistentie verleent bij het uitvoeren van de steekproef.
In artikel 41 van de Regeling is opgenomen dat indien de in artikelen 25 tot en met 32 neergelegde verplichtingen of voorschriften niet worden nageleefd, terstond wordt begonnen met de procedure voor intrekking van de erkenning.
Bij het toezicht op keuringen en het opleggen van sancties hanteert verweerder beleidsregels die zijn neergelegd in de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW 2021, welke aan elke erkenninghouder en keurmeester bekend is gemaakt. Volgens paragraaf 4.5 heeft verweerder mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën, te weten I tot en met IV, waarbij categorie 1 de lichtere overtredingen en categorie IV de zwaarst mogelijk overtreding bevat. De hoogte van de sanctie wordt in beginsel bepaald door de categorie waarin een overtreding wordt ingedeeld.
In de Toezichtbeleidbrief artikel 3.1.5 is opgenomen dat de erkenninghouder APK zijn personeel in ieder geval over de volgende zaken moet instrueren:
de pincode van de keurmeester is persoonlijk;
de Apk-keuring moet door een bevoegd keurmeester worden gedaan;
de keurmeester is degene die de Apk-keuring afmeldt;
zowel de APK-goedkeur als de APK-afkeur moet worden afgemeld;
er mag niet worden gesleuteld in quarantainetijd;
de aanwijzingen van de RDW-medewerker moeten worden opgevolgd;
het voertuig, de keurmeester en het keuringsrapport moeten aanwezig zijn tijdens een
steekproefcontrole;
bij een mobiele erkenning moet ook de mobiele keuringseenheid aanwezig zijn.
In het algemene deel van de Toezichtsbeleidbrief is in artikel 3.1.5 het volgende opgenomen:
‘Voor een goed gebruik van uw erkenning is het van groot belang dat u uw personeel voldoende instrueert.
Hoe u dit invult is uw eigen verantwoordelijkheid. De gevolgen van het niet (voldoende) instrueren van uw personeel komen voor uw rekening en risico. Naast de gevolgen van het niet (voldoende) instrueren van uw personeel, komen ook fouten gemaakt door uw personeel voor uw rekening en risico”.
Oordeel voorzieningenrechter
8. Tussen partijen is niet in geschil dat op 10 januari 2023 vier voertuigen op het pasnummer van keurmeester [naam] zijn afgemeld bij de keuringsinstantie van verzoeker, terwijl [naam] niet op de keuringsinstantie aanwezig was. Uit het op 13 januari 2023 door verzoeker en [naam] ondertekende verslag van de horing blijkt dat [naam] tijdens de horing heeft verklaard “Ik ben dit nadien gaan onderzoeken en toen kwam ik erachter dat mijn wachtwoord daar was opgeslagen. Ik ben heel erg boos geworden ik heb gevraagd hoe dit kon. Niemand kon mij vertellen wie dit heeft gedaan. Ik heb daarna direct mijn pincode gewijzigd.” Verzoeker heeft tijdens de horing verklaard: “Ja, hij heeft ze wel gekeurd in de ochtend. Hij heeft toen alle voertuigen met deze kentekens volledig gekeurd en beoordeeld.”. [naam] heeft daarop verklaard: “Nee, ik heb die voertuigen niet gekeurd.” Toen een medewerker van verweerder daarop vroeg wanneer [naam] de voertuigen heeft gekeurd verklaarde [naam]: “Zoals ik al zei, die heb ik niet gekeurd.” Toen de medewerker van verweerder vroeg van wie deze voertuigen waren, heeft [naam] verklaard: “Dat weet ik niet. Ik weet er niets van.” Gelet op deze duidelijke en gedetailleerde verklaringen van [naam] hecht de voorzieningenrechter geen waarde aan de, pas nadat het bestreden besluit was genomen, door [naam] gegeven aanvullende verklaring dat er een misverstand is geweest bij de horing, dat hij zelf de auto’s niet heeft afgemeld, maar wel heeft gekeurd.
De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat [naam] niet de keurmeester van de afgemelde voertuigen is geweest en dat zijn pincode dus in zijn afwezigheid door anderen is gebruikt. Het standpunt van verzoeker dat het onzorgvuldige handelen van [naam] hem niet kan worden toegerekend, volgt de voorzieningenrechter niet. Gelet op het bepaalde in artikel 41 van de Regeling, is verzoeker als erkenninghouder verantwoordelijk voor de onder en in zijn erkenning uitgevoerde werkzaamheden. Dit betekent dat verweerder zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat het handelen dan wel nalaten van [naam] voor rekening en risico komt van verzoeker. Dit rechtvaardigt de conclusie dat verzoeker heeft gehandeld in strijd met artikel 26, tweede lid en artikel 30 van de Regeling.
9. Uit de bijlagen bij het verweerschrift volgt dat stukken dat er in de periode van
3 tot en met 17 januari 2023 gedurende een aantal dagen buitensporig veel voertuigen zijn afgemeld binnen korte tijd. Zo worden er op 9 januari 2023 tussen 10.00 uur en 17.00 uur 123 voertuigen afgemeld. Daarbij worden op verschillende tijdstippen die dag grote aantallen voertuigen tegelijk afgemeld:
om 12:03 uur 16 voertuigen,
om 13:05 uur 9 voertuigen,
om 13:06 uur 10 voertuigen,
om 14:19 uur 12 voertuigen,
om 14:20 uur 7 voertuigen,
om 15:20 uur 7 voertuigen,
om 15:21 uur 19 voertuigen en
om 16:57 19 voertuigen.
Op 10 januari 2023 worden 100 voertuigen afgemeld, op 11 januari 2023 65 voertuigen, op 12 januari 2023 41 voertuigen en op 13 januari 2023 66 voertuigen. Ook op die dagen worden meerdere keren tientallen voertuigen binnen enkele minuten afgemeld. Op grond van artikel 30, zesde lid, van de Regeling, mogen per keurmeester maximaal vier voertuigen per 60 minuten worden afgemeld. Volgens verweerder heeft verzoeker maar 1 goedgekeurde brug. Verzoeker stelt over drie bruggen te beschikken. Zelfs als van dat laatste wordt uitgegaan en er dus drie keurmeesters tegelijk kunnen keuren, wordt het aantal van 4 voertuigen per keurmeester per uur in de hiervoor genoemde periode regelmatig overschreden. Daarmee wordt binnen de erkenning van verzoeker in strijd met artikel 26, tweede lid, van de Regeling gehandeld. Die overtreding bemoeilijkt het toezicht door middel van steekproeven van verweerder. Als ervan uit wordt gegaan dat de drie bruggen op een dag acht uur lang zonder onderbrekingen worden gebruikt, kunnen er op een dag maximaal 96 voertuigen worden afgemeld (dat betekent dat elke keuring 15 minuten zou duren, wat in het algemeen te kort zal zijn). Verzoeker zit daar in de hiervoor genoemde periode op twee dagen ruim boven. Verder blijkt uit de door verweerder als productie 14 overgelegde lijst dat een groot aantal voertuigen uit andere delen van het land afkomstig is, onder meer uit Eindhoven, Beek, Heerenveen, Oude Pekela, Haren, Veendam en Hoogezand . Dat die voertuigen honderden kilometers zouden hebben gereden voor een APK keuring bij verzoeker, acht de voorzieningenrechter volstrekt ongeloofwaardig. Met verweerder acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat die voertuigen nooit in de inrichting van verzoeker zijn geweest en zonder keuring voor de APK zijn afgemeld.
10. Gelet op wat onder 9 is overwogen stelt verweerder zich, mede gelet op wat onder 8 is overwogen, terecht op het standpunt dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan een categorie IV overtreding. Verweerder handelt met de intrekking in overeenstemming met zijn beleid. Verzoeker heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld die maken dat verweerder van zijn beleid had moeten afwijken.
11. De voorzieningenrechter verwacht dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven. Voor het treffen van de gevraagde voorziening bestaat daarom geen grond.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de intrekking van de erkenning in elk geval van kracht blijft totdat er op het bezwaar is beslist. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.