ECLI:NL:RBROT:2023:2548

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10-165231-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor mishandeling en vernieling

Op 10 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 2 juli 2022 te Gorinchem [slachtoffer01] heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan. Tevens heeft de verdachte op dezelfde dag opzettelijk en wederrechtelijk een politiebus beschadigd. Een dag later, op 3 juli 2022, heeft de verdachte [slachtoffer02] in het been gebeten terwijl hij in een politiecellencomplex was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 137 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychische stoornis en een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een locatieverbod voor Gorinchem, met uitzondering van familiebezoek. De vorderingen van de benadeelde partijen, Politie Nederland en [benadeelde partij01], zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-165231-22
Datum uitspraak: 10 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.B.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 137 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 1, 2 en 3
4.1.1.
Standpunt van de verdediging
Het onder 1 ten laste gelegde kan niet worden bewezen en de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte verklaart [slachtoffer01] te hebben aangeraakt, maar geen pijn te hebben gedaan. De verklaring van [slachtoffer01] wordt weersproken door getuige [getuige01] ; volgens [slachtoffer01] zou de verdachte met gebalde vuist hebben geslagen, terwijl [getuige01] verklaart dat de verdachte zijn vlakke hand gebruikte. De verklaring van [getuige01] komt dus veel meer in de buurt van de verklaring van de verdachte en zet de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer01] op losse schroeven.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het onder 3 ten laste gelegde kan eveneens niet worden bewezen en ook daarvoor dient vrijspraak te volgen. De verdachte ontkent slachtoffer [slachtoffer02] te hebben gebeten.
4.1.2.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1: mishandeling van [slachtoffer01]
Op 2 juli 2022 omstreeks 21.15 uur was de verdachte bij eetgelegenheid [eetgelegenheid01] in [plaats01]. Aldaar ontstond onenigheid tussen de verdachte en [slachtoffer01] . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer01] daarbij ‘een platte hand’ in het gezicht gegeven heeft. [slachtoffer01] heeft verklaard dat de verdachte een krachtige zwaaiende beweging in zijn richting maakte en dat hij voelde dat de verdachte hem raakte op zijn linkerslaap. [slachtoffer01] voelde een heftige pijnscheut en werd duizelig. Op grond van de verklaringen van de verdachte en [slachtoffer01] stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer01] op dat moment in het gezicht heeft geslagen. Dat de verdachte met zijn platte hand alleen zou hebben geduwd, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer01] heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan.
Feit 2: vernieling van de politiebus
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 3: mishandeling van [slachtoffer02]
Na de aanhouding naar aanleiding van de verdenking van mishandeling van [slachtoffer01] , is de verdachte overgebracht naar het politiebureau aan de Overkampweg te Dordrecht. Aldaar was [slachtoffer02] werkzaam als arrestantenverzorger. Een dag na zijn aanhouding, op 3 juli 2022, omstreeks 16.00 uur, scheurde de verdachte in zijn cel zijn scheurpak open en smeerde hij zichzelf in met zijn ontlasting. Hij deed het scheurpak om zijn nek en weigerde dit terug te geven. [slachtoffer02] is met drie collega’s de cel van de verdachte binnengegaan om het scheurpak te verwijderen. Omdat de verdachte niet meewerkte, hebben de verbalisanten de verdachte gefixeerd.
Bij dit fixeren heeft [slachtoffer02] gevoeld en gezien dat de verdachte hem meerdere keren beet. Verbalisant [verbalisant01] heeft verklaard dat hij de verdachte bijtbewegingen zag maken richting het been van [slachtoffer02] . Van de verwonding is een FARR-verklaring opgemaakt waaruit blijkt dat de huid was geperforeerd. De verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer02] met zijn hand in zijn been zou hebben geknepen maar niet zou hebben gebeten, volgt de rechtbank dan ook niet. Dit geldt temeer nu de verdachte op dat moment op zijn buik lag en door vier politieagenten in bedwang werd gehouden, waarbij zowel zijn armen als zijn benen werden vastgehouden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer02] heeft mishandeld door hem in het been te bijten.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 2 juli 2022 te Gorinchem
[slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] tegen het gezicht te slaan ;
2.
hij op 2 juli 2022 te Gorinchem
opzettelijk en wederrechtelijk (een schuifdeur en sierlijsten en deurrubbers van) een Mercedes-Benz (type Vito Tourer met kenteken [kenteken01] ), die aan Politie Nederland, toebehoorde,
heeft beschadigd;
3.
hij op 3 juli 2022 te Dordrecht
[slachtoffer02] heeft mishandeld
door die [slachtoffer02] meermalen in het been te bijten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1.
mishandeling;
feit 2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3.
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op een openbare plek en zonder enige aanleiding iemand in het gezicht geslagen. Nadat hij hiervoor door de politie was aangehouden, heeft de verdachte de binnenkant van de politiebus beschadigd door tegen de ramen en de schuifdeur aan te schoppen. De deur van de politiebus is hierdoor ontzet en tijdelijk niet inzetbaar geweest. De verdachte was zo agressief dat de politieagenten ter assistentie een tweede eenheid moesten inschakelen. Nadat de verdachte de volgende dag in het cellencomplex op het politiebureau te horen kreeg dat hij nog niet werd vrijgelaten, heeft hij zich wederom ernstig misdragen. Hij heeft zichzelf ingesmeerd met ontlasting en terwijl werd geprobeerd hem onder controle te krijgen, heeft hij een van de arrestantenverzorgers in het been gebeten. Naast zichtbaar letsel heeft dit bij het slachtoffer een groot gevoel van onveiligheid en bezorgdheid opgeleverd, niet in de laatste plaats over het risico op een mogelijke besmetting met bijvoorbeeld hepatitis B. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen zeer kwalijk. Politieagenten, waaronder ook arrrestantenverzorgers, doen hun werk in het algemeen belang. Zij moeten hun werk kunnen uitvoeren zonder met dergelijk gewelddadig gedrag te worden geconfronteerd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog [naam01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd, 8 maart 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een psychische stoornis in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is sprake van een verstandelijke handicap in de vorm van zwakbegaafdheid (grenzend aan de licht verstandelijke beperking). Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte werden hierdoor beïnvloed. De voornoemde stoornissen zorgen dat de verdachte moeite heeft om zijn (agressieve) impulsen te reguleren en vanuit wantrouwen of achterdocht is hij snel geprikkeld. Het is voor de verdachte moeilijk om de gevolgen van zijn gedrag te overzien. Hij neigt naar eerst doen en dan pas denken. De verdachte heeft weliswaar zicht gehad op het wederrechtelijke van zijn handelen, maar door de gediagnosticeerde stoornis en beperkingen was hij in (sterk) verminderde mate in staat om zijn wil in vrijheid te bepalen. De verdachte is niet goed in staat om zijn leven zelfstandig vorm, inhoud en structuur te geven en hij is daarin afhankelijk van anderen. Het aantal beschermende factoren is gering. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog.
De psycholoog adviseert om de verdachte de ten laste gelegde feiten in (sterk) verminderde mate toe te rekenen. Daarnaast adviseert de psycholoog om de verdachte een agressieregulatietraining te laten volgen en is het van belang dat hij sociaalmaatschappelijke stabiliteit ontwikkelt ten aanzien van wonen, dagbesteding en een sociaal netwerk. De benodigde interventies daarvoor kunnen het best worden gerealiseerd binnen een verplicht reclasseringscontact, omdat de reclassering dit reeds in gang heeft gezet.
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 februari 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft buiten de basisschool en bijzonder onderwijs om weinig scholing gehad. Gelet op de kwetsbare persoonlijkheidsstructuur van de verdachte met daarbij zijn beperkte oplossingsstrategieën en leerbaarheid in ogenschouw nemend, schat de reclassering het
gevaar en recidiverisico als hoog in. Aanwezige risicofactoren zijn denkpatronen, houding, financiën en emoties en relaties met vrienden. Beschermende factoren zijn familie, huisvesting en begeleiding van Humanitas Homerun. De reclassering acht het van belang dat tijdens een forensische ambulante behandeling bij Fivoor verder aandacht wordt geschonken aan het delictgedrag van de verdachte. Hij heeft tot aan de datum van het rapport meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden betreffende de meldplicht, ambulante begeleiding van Humanitas Homerun en aan het psychologisch onderzoek. De verdachte toonde daarin voldoende responsiviteit en is daarin alleen extrinsiek gemotiveerd, omdat hij geen ISD opgelegd wenst te krijgen. De reclassering vindt het van belang, dat bij een schuldigverklaring de verdachte door middel van een nieuw toezicht met diverse voorwaarden wordt ingekaderd. Een locatieverbod voor Gorinchem is door de reclassering geïndiceerd, omdat de verdachte zijn criminele netwerk zich in Gorinchem begeeft. Wel vindt de reclassering het van belang dat er daarbij een uitzondering gemaakt wordt voor het adres van zijn ouders en broers en zussen. Dit zodat hij zijn positieve netwerk als familie kan blijven bezoeken.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Na een voorlopige hechtenis van 107 dagen is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst. De rechtbank vindt niet dat de verdachte nu opnieuw moet worden gedetineerd, vooral omdat het van belang is dat de verdachte zo snel mogelijk met zichzelf aan de slag kan gaan, zoals door de psycholoog en de reclassering wordt geadviseerd.
De verdediging heeft verzocht om bij het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk deel van de op te leggen straf af te zien van het locatieverbod voor Gorinchem. De familie van de verdachte woont daar en de verdachte moet in Gorinchem kunnen zijn in verband met werk en administratieve handelingen, zoals bij het stadhuis.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten tot het innemen van medicijnen als onderdeel van de ambulante behandeling. Ten aanzien van het locatieverbod voor Gorinchem bepaalt de rechtbank dat dit noodzakelijk is met uitzondering van die momenten dat de reclassering toestemming geeft hiervan af te wijken, bijvoorbeeld in het kader van familiebezoek. Op deze wijze kan de reclassering een vinger aan de pols houden bij de beweegredenen en frequentie van de verdachte om in Gorinchem te verblijven.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, ambulante behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, het contactverbod, het locatieverbod en de medewerking aan dagbesteding en schuldhulpverlening, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd:
 Politie Nederland, eenheid Rotterdam, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 170,18 aan materiële schade.
 [benadeelde partij01] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. Hij vordert een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de Politie Nederland, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij01] vordert de officier van justitie toewijzing tot een bedrag van € 243,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering van [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging voert aan dat de vordering van de Politie Nederland moet worden afgewezen. Het is onduidelijk of de schade daadwerkelijk door de Politie Nederland is geleden of dat deze is vergoed door de verzekeraar. Deze verzekeraar heeft zich niet gevoegd in de procedure.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij01] refereert de verdediging zich aan het verzoek van de officier van justitie om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren voor zover deze de € 243,00 te boven gaat. Voor het resterende deel van de vordering verzoekt de verdediging primair om deze niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair verzoekt de verdediging om de vordering te matigen gelet op het standpunt dat de verdachte [benadeelde partij01] niet heeft gebeten maar heeft geknepen.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij Politie Nederland
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht, welke schade blijkens haar eigen verklaring niet vergoed wordt door de verzekering, en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 juli 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [benadeelde partij01]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 243,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien dat gedeelte van de vordering is gegrond op een feit wat geen onderdeel van bewezenverklaring uitmaakt, namelijk het besmeurd raken met uitwerpselen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 juli 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij Politie Nederland een schadevergoeding betalen van € 170,18 met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] moet de verdachte een schadevergoeding betalen van € 243,00 met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
In beide gevallen wordt tevens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 137 (honderdzevenendertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 30 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid, beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met slachtoffer [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats02], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde bevindt zich niet in Gorinchem, behalve in de gevallen en op de momenten dat de reclassering hiervoor toestemming verleent;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald, onbetaald werk of scholing;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Politie Nederland, te betalen een bedrag van
€ 170,18 (zegge: éénhonderdzeventig euro en achttien cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Politie Nederland te betalen
€ 170,18(hoofdsom,
zegge: éénhonderdzeventig euro en achttien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 170,18niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
3 (drie) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 243,00 (zegge: tweehonderd drieënveertig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 243,00(hoofdsom,
zegge: tweehonderd drieënveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 243,00niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 (vier) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F. Wegman, voorzitter,
en mrs. A.M. Zwaneveld en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 maart 2023.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Gorinchem
[slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
(met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen,
althans te duwen;
2.
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Gorinchem
opzettelijk en wederrechtelijk (een schuifdeur en/of sierlijsten en/of deurrubbers van) een Mercedes-Benz (type Vito Tourer met kenteken [kenteken01] ), althans een voertuig, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan Politie Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Dordrecht
[slachtoffer02] heeft mishandeld
door die [slachtoffer02] meermalen, althans eenmaal, in het been, althans het lichaam, te bijten.