ECLI:NL:RBROT:2023:2543

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/10/653584 / KG ZA 23-167
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluitend gebruik van huurwoning na beëindiging van een affectieve relatie met minderjarige kinderen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, zijn partijen, een vrouw en een man, betrokken bij een geschil over het gebruik van een huurwoning na de beëindiging van hun relatie. De vrouw heeft de zorg en het eenhoofdig gezag over hun drie minderjarige kinderen. De man heeft de kinderen erkend, maar de vrouw heeft de woning gehuurd op basis van een overeenkomst die op naam van beide partijen staat. Na de breuk van hun relatie eind 2022 heeft de vrouw de man verzocht om afstand te doen van het huurrecht, maar de man heeft hier niet op gereageerd. De vrouw heeft vervolgens een bodemprocedure aangespannen om de man te dwingen de woning te verlaten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2023 is gebleken dat er een onhoudbare thuissituatie is ontstaan, wat de noodzaak voor een spoedvoorziening onderstreept. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van de kinderen is dat zij in de woning blijven wonen, en dat de vrouw, gezien haar zorg voor de kinderen en het feit dat zij het eenhoofdig gezag heeft, de meest gerede partij is om in de woning te blijven. De man heeft weliswaar een verzoek tot gezamenlijk gezag ingediend, maar dit is nog niet door de rechter beoordeeld.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de man de woning moet verlaten en ontruimen, en dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning toekomt. De vorderingen van de man in reconventie zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. Th. Veling op 24 maart 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653584 / KG ZA 23-167
Vonnis in kort geding van 24 maart 2023
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Spijkenisse,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.J. Sparreboom te Spijkenisse,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Spijkenisse,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T. Erdal te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 maart 2023, met producties 1 t/m 5;
  • de conclusie van antwoord tevens vorderingen in reconventie, met producties 1 t/m 3;
  • de producties 6 t/m 12 van de vrouw;
  • de mondelinge behandeling op 23 maart 2023;
  • de pleitaantekeningen van de vrouw.
1.2.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat er vonnis wordt gewezen.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben gedurende 15 jaar een affectieve relatie met elkaar gehad. Eind 2022 is die relatie verbroken.
2.2.
Partijen hebben thans drie minderjarige kinderen. De man heeft de kinderen erkend. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over de kinderen.
2.3.
Partijen wonen met de kinderen in de woning gelegen aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: de woning) op basis van een huurovereenkomst die op naam staat van beide partijen.
2.4.
Bij brief van 8 december 2022 heeft de vrouw de man verzocht om afstand te doen van het huurrecht op de woning. De man heeft daar geen medewerking aan verleend.
2.5.
Bij dagvaarding van 23 december 2022 heeft de vrouw een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter te Rotterdam, waarin zij vordert te bepalen dat de man niet langer de huur van de woning zal voortzetten en dat de vrouw huurder van de woning is en de man te veroordelen om de woning te ontruimen. De man heeft in reconventie een spiegelbeeldige vordering ingesteld.
2.6.
Op 29 december 2022 heeft de man een verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank tot verkrijging van het gezamenlijk gezag over de kinderen.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de vrouw, vanaf zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis, met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan de [adres01] te [plaats01] en de zich daar bevindende inboedel, met bevel aan de man om de woning te verlaten en verder niet meer te betreden, behoudens met voorafgaande toestemming van de vrouw;
II. de man te veroordelen om voornoemde woning, uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis, te ontruimen met al het zijne en de woning met afgifte van de sleutels ter vrije en algemene beschikking van de vrouw te stellen;
III. kosten rechtens.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de minderjarigen voorlopig toe te vertrouwen aan de man, dan wel een voorlopige omgangsregeling vast te leggen in de vorm van co-ouderschap, dan wel birdnesting, waarbij partijen om en om in de echtelijke woning zullen verblijven en de zorg van de minderjarigen voor de duur van het verblijf op zich zullen nemen;
II. de vrouw te veroordelen om, binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis, de echtelijke woning te verlaten en deze niet meer te betreden en te bepalen dat de man, totdat een onhenoepelijke uitspraak van de bodemrechter omtrent het huurrecht van de echtelijke woning zal zijn gedaan, bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot de bewoning en het gebruik van de echtelijke huurwoning met de daarbij behorende zaken, waarbij de vrouw veroordeeld dient te worden tot afgifte van de sleutels.
4.2.
De vrouw voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat thans sprake is van een onhoudbare thuissituatie en een noodvoorziening noodzakelijk is. Het spoedeisend belang, zowel in conventie als in reconventie, is daarmee gegeven.
5.2.
Om een einde te maken aan de onhoudbare thuissituatie, zeker in het licht van het incident tussen partijen op 23 december 2022 (waarbij partijen elkaar over en weer beschuldigen van mishandeling, terwijl de kinderen op dat moment in de woning aanwezig waren), is het noodzakelijk dat één van partijen de woning verlaat. De vordering van de man in reconventie onder I. tot het vastleggen van een voorlopige omgangsregeling (co-ouderschap dan wel birdnesting) wordt afgewezen. Een dergelijke regeling vergt open communicatie en de bereidheid om afspraken te maken en na te komen. Dat is, gezien de huidige verstandhouding en het gebrek aan vertrouwen tussen partijen, op dit moment niet realistisch.
5.3.
De voorzieningenrechter zal beoordelen welke partij, met uitsluiting van de ander, mag blijven wonen in de woning. Omdat dit een kort geding is, is dit een voorlopige beoordeling. De kantonrechter zal in de bodemprocedure uiteindelijk beslissen over de vraag welke partij de huurovereenkomst ten aanzien van de woning mag voortzetten. Bij de beoordeling in dit kort geding komt het aan op een belangenafweging. Nu er minderjarige kinderen in het spel zijn, komt aan het belang van de kinderen in deze groot gewicht toe.
5.4.
De vrouw meent dat zij, nu zij de zorg voor en het gezag over de kinderen heeft en geen opties heeft voor alternatieve woonruimte, de meest gerede partij is om tezamen met de kinderen in de woning te blijven.
5.5.
Aan de andere kant voert de man aan dat niet de vrouw maar hij de hoofdverzorger is van de kinderen en dat hij, naar verwachting, binnenkort naast de vrouw het gezamenlijk gezag krijgt over de kinderen. Het is daarom in het belang van de kinderen dat zij worden toevertrouwd aan de zorg van de man. Gelet daarop en het feit dat de man niet in staat is om op korte termijn alternatieve woonruimte te vinden, dient het uitsluitend gebruik van de woning volgens de man aan hem te worden toegewezen.
5.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat het in het belang van de kinderen is dat zij in de woning blijven wonen. Op grond van artikel 1:12 lid 1 BW volgt de minderjarige de woonplaats van degene die het gezag over hem uitoefent. Dat betekent dat de kinderen, nu de vrouw het eenhoofdig gezag heeft over hen, bij de vrouw dienen te verblijven. De man heeft weliswaar een verzoek tot het instellen van gezamenlijk gezag ingediend, maar in die procedure is nog geen uitspraak gedaan en de voorzieningenrechter kan daar niet op vooruit lopen. Bovendien is het verweer van de man dat hij de hoofdverzorger is van de kinderen, door de vrouw concreet weersproken en door de man niet onderbouwd, terwijl de vrouw van haar kant stukken heeft overgelegd waaruit genoegzaam blijkt dat zij in ieder geval een groot aandeel heeft in de verzorging van de kinderen en de woonlasten.
Dit alles maakt dat het belang van de vrouw (en de kinderen) bij het uitsluitend gebruik van de woning in deze zwaarder weegt dan het belang van de man.
5.7.
Het voorgaande betekent dat de man de woning moet verlaten en ontruimen. De vordering van de vrouw is in zoverre toewijsbaar. De vordering om “te bepalen” dat aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning toekomt, is in kort geding niet toewijsbaar. De reconventionele vorderingen onder I. (dat de kinderen voorlopig aan de man worden toevertrouwd) en II. worden afgewezen.
5.8.
De situatie waarin één van partijen niet meer in de woning verblijft, biedt partijen wellicht de ruimte om met behulp van een derde, zoals de kantonrechter in de bodemprocedure of een mediator, tot afspraken te komen over een omgangsregeling en de zorg voor de kinderen.
5.9.
Nu partijen voorheen een relatie hebben gehad, worden de proceskosten – in conventie en reconventie – tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
6.1.
beveelt de man, uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, de woning aan de [adres01] te [plaats01] te verlaten en verder niet meer te betreden, behoudens met voorafgaande toestemming van de vrouw;
6.2.
veroordeelt de man om de woning, uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, te ontruimen met al het zijne en de woning met afgifte van de sleutels ter vrije en algemene beschikking van de vrouw te stellen;
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen af;
6.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.
2091 / 1980