ECLI:NL:RBROT:2023:2531

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
10/134029-22 / TUL VV: 10/019683-19 en 09/827210-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met zware pijpfitterstang

Op 27 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1982, die op 30 mei 2022 in Rotterdam een ruzie had met de aangever. Tijdens deze ruzie heeft de verdachte, onder invloed van drugs, de aangever met een zware pijpfitterstang tegen het hoofd geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever had, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De verdachte werd veroordeeld voor poging tot doodslag en kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, en een tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige stoornis had in het gebruik van drugs, wat zijn gedrag beïnvloedde. De tbs-maatregel werd dadelijk uitvoerbaar verklaard, zodat de behandeling direct na de detentie kan beginnen. De rechtbank wees ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen af, omdat de verdachte met de tbs-maatregel voldoende begeleiding en behandeling kan krijgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/134029-22
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/019683-19 en 09/827210-16
Datum uitspraak: 27 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1982,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
aldaar ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. J.J. van Santbrink, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L. de Jong, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel ter beschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden, zoals vermeld in het maatregelrapport van de reclassering van 12 januari 2023, waaronder een klinische behandeling met aansluitend ambulante behandeling, en te bepalen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) (hierna: maatregel langdurig toezicht);
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 10/019683-19 en 09/827210-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverwegingen
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag worden vrijgesproken, omdat opzet op de dood van de aangever, ook in voorwaardelijke zin, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ook dient hij te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde, nu geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de bewijsvraag uit van de volgende feiten en omstandigheden, die op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
In de nacht van 30 mei 2022 is ruzie ontstaan tussen de verdachte en de aangever in de woning van een kennis van hen in Rotterdam. Hierbij heeft de verdachte, onder invloed van drugs, de aangever eenmaal met een grote zware pijpfitterstang tegen het hoofd geslagen, aan de rechterzijde ter hoogte van zijn kaak.
(Voorwaardelijk) opzet op de dood
De aangever heeft verklaard dat de verdachte zijn hand met daarin de pijpfitterstang boven zijn hoofd hief en dat hij van boven naar beneden met die tang sloeg. Hierbij raakte de verdachte de aangever vol aan de rechterzijde van zijn hoofd. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de aangever met de pijpfitterstang op zijn rug wilde raken, maar dat de aangever zich op dat moment omdraaide waardoor hij zijn wang raakte.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte de aangever daadwerkelijk wilde doden. Dan ligt vervolgens de vraag voor of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Door iemand met een grote zware pijpfitterstang met kracht van boven naar beneden in de richting van de rug of de schouders te slaan waarbij het risico een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel als het hoofd hard te raken reëel is, wordt immers de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden. Uit deze gedraging leidt de rechtbank af dat de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Het handelen van de verdachte wordt qua uiterlijke verschijningsvorm ook geacht daarop gericht te zijn geweest. Slechts door geluk heeft de verdachte de aangever niet daadwerkelijk dodelijk verwond.
De rechtbank acht voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op de aangever [slachtoffer01] .
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 mei 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01]
opzettelijk van het leven te beroven,
met een (zware) pijpfitters-tang eenmaal op de zijkant van het hoofd,
van die [slachtoffer01] heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op een kennis van hem door zijn kennis, onder invloed van drugs, met een zware pijpfitterstang tegen het hoofd te slaan. Met zijn handelen heeft de verdachte het slachtoffer pijn en letsel bezorgd. Slechts door geluk is het slachtoffer niet dodelijk gewond geraakt en is het bij een poging tot doodslag gebleven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit, zij het al geruime tijd geleden.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de door psychiater [psychiater01] en psycholoog [psycholoog01] over de verdachte opgemaakte rapporten, respectievelijk gedateerd 20 oktober 2022 en 1 november 2022.
De bevindingen van de deskundigen komen grotendeels overeen. De rapporten houden – samengevat – het volgende in.
Ten tijde van het ten laste gelegde feit was bij de verdachte sprake van een (zeer) ernstige stoornis en pathologische afhankelijkheid van het gebruik van cocaïne, amfetamine en GHB, mede in stand gehouden door de beneden gemiddelde intelligentie en daaraan gerelateerde beperkte copingvaardigheden van de verdachte. Dit heeft invloed gehad op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit. Ook tijdens het bewezenverklaarde feit was de verdachte onder invloed van drugs. Het is algemeen bekend dat het gebruik van middelen zoals cocaïne, amfetamine en GHB kan leiden tot impulsief en gewelddadig gedrag en dat dit de frustratietolerantie doet afnemen. De verdachte is dusdanig ernstig afhankelijk van deze middelen, dat hij niet in staat kan worden geacht om in vrijheid de keuze te maken om af te zien van het middelengebruik. Daarom is het advies om de verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen.
Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt ingeschat als hoog. De kans dat de verdachte opnieuw tot ernstig delictgedrag zal overgaan, als behandeling niet voldoende lang en intensief zal zijn en hij terugvalt in middelengebruik, is groot. Ten einde het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken, is het derhalve van groot belang dat de verdachte een klinische en (aansluitend) ambulante behandeling ondergaat, waarbinnen primair aandacht besteed wordt aan een blijvend behoud van abstinentie van middelen. Daarnaast dient bij de behandeling ingezet te worden op psycho-educatie (ziektebesef) en het adequaat leren omgaan met en beheersen van negatieve gedachten en gevoelens en grensoverschrijdende en agressieve impulsen.
De verdachte heeft zich in de loop der jaren vaak niet aan gemaakte afspraken en voorwaarden gehouden. Ondanks de inzet van diverse modaliteiten – waaronder meerdere voorwaardelijke veroordelingen en twee ISD-maatregelen – heeft er nog geen blijvende gedragsverandering plaatsgevonden. De verdachte heeft een beperkt zelfreflecterend vermogen en is niet intrinsiek gemotiveerd voor een behandeling. Geconcludeerd wordt derhalve dat een behandeltraject als voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel dan wel een ISD-traject onvoldoende intensieve en langdurige behandeling en begeleiding biedt en daarmee niet voldoende verlaging van het recidiverisico bewerkstelligt.
De geadviseerde behandeling is slechts haalbaar wanneer deze plaatsvindt binnen een gedwongen en stevig kader. De tbs-maatregel met voorwaarden biedt voldoende kader voor behandeling van de verdachte en voldoende beveiliging van de maatschappij. Binnen dit dwingende en stevige kader kan de verdachte een intensieve en langer durende behandeling in een forensische setting worden geboden, waarbij aandacht kan worden besteed aan de verslavingsproblematiek en de recidive- en gevarenrisico’s die daaruit voort kunnen komen. De dreiging van een omzetting in de tbs-maatregel met dwangverpleging zou voor de verdachte een krachtige extrinsieke motivatie kunnen zijn om zich dit keer wel aan de behandelafspraken en -voorwaarden te houden. Er wordt bij de verdachte een indicatie gezien voor intensief begeleid dan wel beschermd wonen na deze behandeling.
GGZ Antes, afdeling reclassering, heeft een maatregelrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 januari 2023. Dit rapport houdt - samengevat - het volgende in.
De reclassering adviseert oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden. De verdachte heeft zich bereid verklaard zijn medewerking aan de geadviseerde voorwaarden te verlenen. De reclassering adviseert als voorwaarden onder meer: een opname in een Forensische Verslavingskliniek (FVK) of soortgelijke zorginstelling, (aansluitend) een ambulante behandeling door Fivoor of soortgelijke zorgverlener, meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum, verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod, een contactverbod met het slachtoffer en meewerken aan schuldhulpverlening. De reclassering voorziet een langdurig traject, waarin een terugval in middelengebruik niet valt uit te sluiten. Daarbij wordt geadviseerd de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
[naam01] , reclasseringswerker bij GGZ Antes, is op de zitting als deskundige gehoord en heeft het rapport nader toegelicht. De reclassering heeft reeds een indicatie voor de verdachte aangevraagd. De aanmelding van de verdachte bij de FVK Basalt is geaccepteerd. Op korte termijn is er een plaatsingsmogelijkheid voor de verdachte. Het advies tot oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden wordt gehandhaafd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Hieruit volgt dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond in verband waarmee de rechtbank hem in verminderde mate toerekeningsvatbaar acht.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat voor het feit zoals door de verdachte gepleegd in beginsel een gevangenisstraf van forse duur dient te worden opgelegd.
De rechtbank betrekt hierbij evenwel de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en het gegeven dat de verdachte behandeling nodig heeft. Ook weegt de rechtbank de toedracht voorafgaand aan het bewezenverklaarde mee en de rol die het slachtoffer daarbij heeft gespeeld. De rechtbank acht het van belang dat de behandeling van de verdachte binnen afzienbare termijn kan aanvangen. De verdachte zit inmiddels ruim negen maanden in voorarrest.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan veertien maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
MaatregelBij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne, amfetamine en GHB, in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. Daarnaast is het door de verdachte begane feit een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr. Gelet op de bewezenverklaring en de aard en de kwalificatie daarvan betreft het feit tevens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is daarom voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat de stoornis van de verdachte en het daaruit voortkomende recidiverisico van zodanige aard zijn dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Ter onderbouwing van dit oordeel wijst de rechtbank op hetgeen de deskundigen in hun rapporten naar voren hebben gebracht omtrent de stoornis van de verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico, indien de stoornis onbehandeld blijft. De verdachte heeft zich op de zitting bereid verklaard tot naleving van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen aan de tbs-maatregel de voorwaarden verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank zal met toepassing van artikel 38 lid 6 Sr de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden gelasten, zodat na ommekomst van de detentie van de verdachte direct met de noodzakelijk geachte behandeling kan worden aangevangen en de reclassering direct kan starten met het uitoefenen van het toezicht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de maatregel langdurig toezicht aan de verdachte op te leggen, nu noch uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat langdurig toezicht op de verdachte noodzakelijk is. De rechtbank acht oplegging van deze maatregel daarom niet passend en geboden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging 10/019683-19 en 09/827210-16

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
10/019683-19
Bij vonnis van 25 januari 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstallen veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek, waarvan een gedeelte groot 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 8 februari 2019 en eindigt op 1 juli 2023.
09/827210-16
Bij vonnis van 16 augustus 2016 van de meervoudige kamer van rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van meermalen schuldheling, diefstal en opzetheling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan een gedeelte groot 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 31 augustus 2016 en is geëindigd op 11 juli 2022.
8.2.
Standpunt officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie, in verband met haar strafeis, gevorderd beide vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van beide vonnissen en voor het einde van beide proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van beide proeftijden geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. De rechtbank acht dat evenwel niet opportuun, omdat zij onder meer gelast dat de verdachte met oplegging van voorwaarden ter beschikking wordt gesteld en zij een vlotte start van de behandeling na de opgelegde gevangenisstraf van belang acht. Daarom zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde strafdelen met de parketnummers 10/019683-19 en 09/827210-16, conform de eis van de officier van justitie, worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 37a, 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
14 (veertien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
  • de terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • de terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • de terbeschikkinggestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de terbeschikkinggestelde vast te stellen;
  • de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken;
  • de terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • de terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
  • de terbeschikkinggestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • de terbeschikkinggestelde laat zich opnemen in een FVK of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, gedurende 1 jaar na heden, of zoveel korter als de reclassering of zorginstelling dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • de terbeschikkinggestelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan het klinisch traject. De behandeling duurt zolang de reclassering of zorgverlener dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling als de reclassering dat nodig vindt, nadat dit door de rechter is bevolen. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per kalenderjaar;
  • de terbeschikkinggestelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de terbeschikkinggestelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
  • de terbeschikkinggestelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
  • de terbeschikkinggestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de heer [slachtoffer01] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft aan GGZ Antes opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de
dadelijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 25 januari 2019 van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 10/019683-19 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 augustus 2016 van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag met parketnummer 09/827210-16 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en E.H. de Bruijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op 27 februari 2023.
De voorzitter, oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een (zware) pijpfitters-tang of waterpomptang/bahco, in elk geval met een hard
voorwerp meermaal althans eenmaal op en/of tegen de zijkant van het hoofd,
althans het hoofd van die [slachtoffer01] heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te Rotterdam
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) wond in de wang of het gezicht en/of
een gebroken voet, heeft toegebracht door met een (zware) pijpfitters-tang of
waterpomptang/bahco, in elk geval met een hard voorwerp meermaal althans
eenmaal op en/of tegen de zijkant van het hoofd en/of het gezicht, althans het
hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer01] te slaan en/of die pijpfitters-tang of
waterpomptang/bahco op één van de voeten van die [slachtoffer01] te gooien;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een (zware) pijpfitters-tang of waterpomptang/bahco, in elk geval met een hard
voorwerp meermaal althans eenmaal op en/of tegen de zijkant van het hoofd en/of
het gezicht, althans het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer01] heeft geslagen en/of
die pijpfitters-tang of waterpomptang/bahco op één van de voeten van die [slachtoffer01]
heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.