ECLI:NL:RBROT:2023:2530

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
10/282283-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vuurwapenbezit met gevangenisstraf

Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en een patroonmagazijn. De verdachte, geboren in 1997 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. J.P.R. Broers. De officier van justitie, mr. L. de Jong, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in zijn woning, en dat hij hierover beschikkingsmacht had. Op 30 maart 2022 werd in de woning van de verdachte een Glock-pistool met 14 kogelpatronen aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en sprak hem vrij van andere beschuldigingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 7 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vuurwapenbezit. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van vuurwapenbezit en de noodzaak van een strenge aanpak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/282283-22
Datum uitspraak: 13 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1997,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L. de Jong, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverwegingen
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van het ten laste gelegde worden vrijgesproken. Het pistool, de munitie en de patroonhouder zijn niet van de verdachte en hij wist ook niet dat deze spullen in zijn huurwoning lagen. Hij heeft het wapen nooit gezien of vastgehouden. Er zijn meerdere mensen in de woning aanwezig geweest van wie deze spullen kunnen zijn. De verdachte verbleef zelf niet meer in de woning en had nagenoeg al zijn eigendommen reeds elders onder gebracht. De verdachte had daarmee ook geen beschikkingsmacht over het wapen. Het DNA dat is aangetroffen op het delen van het wapen en op de koffer, betreft een mengprofiel. Er is bovendien ook DNA van andere personen aangetroffen. Ten slotte kan niet worden uitgesloten dat sprake is geweest van indirecte overdracht van DNA van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de bewijsvraag uit van de volgende feiten en omstandigheden, die op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op 30 maart 2022 zijn in de door de verdachte gehuurde woning een vuurwapen, munitie en een patroonmagazijn aangetroffen. Het vuurwapen van het merk Glock met daarin 14 kogelpatronen lag in een zwart tasje op een statafel in één van de kamers en het patroonmagazijn voor een pistool van het merk CZ, zijnde een essentieel onderdeel van een vuurwapen, in een openstaande koffer in de gang. Vanwege een defect aan de vuurregelaar was het vuurwapen van het merk Glock niet volautomatisch maar semi-automatisch.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Om tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het vuurwapen, de munitie en het patroonmagazijn te komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze spullen in zijn woning en dat hij hierover ook de beschikkingsmacht had. Er hoeft niet bewezen te worden dat verdachte ook de eigenaar van deze spullen was.
Het is vaste rechtspraak dat de bewoner van een woning bekend wordt verondersteld met de aanwezigheid van de in zijn woning aanwezige goederen, behoudens contra-indicaties.
De voorwerpen zijn aangetroffen in een woning waarvan vast staat dat de verdachte huurder en bewoner was. Van enige contra-indicatie is niet gebleken. Daarmee kan de verdachte worden verondersteld bekend te zijn geweest met de in zijn woning aanwezige goederen. Als huurder en bewoner van de woning had hij daarover ook beschikkingsmacht. Dit alles wordt versterkt door het feit dat het tasje met het vuurwapen met munitie duidelijk zichtbaar op een statafel lag en niet was verstopt, in bijvoorbeeld een verborgen ruimte. Dit geldt zeker voor de openstaande koffer in de gang met daarin de duidelijk zichtbare patroonhouder. Bovendien is het DNA van de verdachte aangetroffen op zowel de ruwe delen en de trekker van de Glock, alsook op de sluiting en het handvat van de openstaande koffer met daarin het patroonmagazijn. Op basis daarvan concludeert de rechtbank dat verdachte op enig moment de koffer heeft aangeraakt en het wapen ter hand heeft genomen. De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het pistool met munitie en de patroonhouder in zijn woning en dat hij hierover ook de beschikkingsmacht had.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie en een patroonmagazijn van een vuurwapen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 maart 2022 te Rotterdam,
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock 17 Gen 4 kaliber 9 mm en
- een onderdeel van een vuurwapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet van het merk/type Cz/P10 kaliber 9 mm en
- munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie II onder 1º te weten munitie die uitsluitend geschikt is voor vuurwapens van Categorie III te weten 14 kogelpatronen, kaliber 9 mm luger, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
waarvan eenmaal in eendaadse samenloop met
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in zijn huurwoning een geladen pistool met 14 kogelpatronen en een koffer met daarin een patroonmagazijn voorhanden gehad. Met zijn handelen heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. Vuurwapens worden steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige misdrijven, waardoor het gevoel van onveiligheid binnen de samenleving toeneemt. Het bezit van vuurwapens met munitie levert een buitengewoon groot openbare ordeprobleem op en leidt, zo leert de ervaring, vaak tot het gebruik daarvan. In Nederland sterven bijna dagelijks mensen aan vuurwapengeweld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
25 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vuurwapenbezit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning is het uitgangspunt een gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank acht echter meerdere omstandigheden strafverzwarend. Zo had de verdachte niet alleen een pistool, maar tevens bijbehorende munitie en ook nog een patroonmagazijn (geschikt voor een ander wapen) voorhanden.
In strafverzwarende zin betrekt de rechtbank voorts de eerdere veroordeling voor vuurwapenbezit. Ten slotte betrekt de rechtbank in strafverzwarende zin bij de op te leggen straf dat de verdachte heeft getracht onder de verdenking uit te komen door een kwetsbare minderjarige jongen in ruil voor een beloning bij de politie te laten verklaren dat het aangetroffen vuurwapen van hem (de minderjarige jongen) was. Alles afwegende komt de rechtbank tot een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank acht de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en E.H. de Bruijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op 13 februari 2023.
De voorzitter, oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 maart 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock 17 Gen 4 kaliber 9 mm en/of
- een onderdeel van een vuurwapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet van het merk/type Cz/P10 kaliber 9 mm en/of
- munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie II onder 1º te weten munitie die uitsluitend geschikt is voor vuurwapens van Categorie III te weten 14 kogelpatronen, kaliber 9 mm luger,
voorhanden heeft gehad.