ECLI:NL:RBROT:2023:2528

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
10-177366-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving, bedreiging en vernieling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 24 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 juli 2022 in Rotterdam en Barendrecht zijn ex-vriendin wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd, haar met de dood heeft bedreigd en schade heeft toegebracht aan haar auto. De verdachte, geboren in 1998 op de Nederlandse Antillen, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. M.R. de Kok. De officier van justitie, mr. M. Vollebregt, eiste een gevangenisstraf van 42 dagen, waarvan 24 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster had bedreigd en haar had gedwongen om te rijden, terwijl haar kinderen in de auto zaten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 42 dagen, waarvan 24 dagen voorwaardelijk. Daarnaast werd een schadevergoeding van €2.950,- aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit €450,- aan materiële schade en €2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook een contactverbod op voor de duur van 2 jaar, met uitzondering van contact via een professionele partij voor de omgang met het kind van de verdachte en de aangeefster. De rechtbank motiveerde de straf op basis van de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster, die door de gebeurtenissen gedwongen was te verhuizen en een traumabehandeling had ondergaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-177366-22
Datum uitspraak: 24 februari 2023
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] te [woonplaats01] (Curaçao),
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vollebregt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 24 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de inspanningsverplichting;
  • oplegging van een dadelijk uitvoerbare maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangeefster.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De verdachte is een jonge vader die zich radeloos voelde omdat hij geen contact mocht hebben met zijn kind, terwijl hij zich zorgen over haar maakte. Dat had hij met een ander kind uit een eerdere relatie ook al meegemaakt. De verdachte wilde met de aangeefster praten en had niet de intentie haar iets aan te doen. Nadat hij met een steen de ruit van het portier had ingetikt, is de verdachte in de auto van de aangeefster gaan zitten om met haar te praten. Uit de verklaring van de aangeefster bij de rechter-commissaris volgt dat zij ongeveer vijf minuten met de verdachte in de auto heeft gesproken voordat zij is gaan rijden. De aangeefster had ervoor kunnen kiezen uit de auto te stappen, zodat er geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte heeft de aangeefster niet bedreigd. Dit is ook niet te horen op de audio-opname van de meldkamer van de politie.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten.
Op 12 juli 2022 rond middernacht stond de verdachte naast de auto van de aangeefster toen zij die wilde parkeren in de buurt van haar woning in Rotterdam. Haar twee jonge kinderen zaten in de auto; de verdachte is de vader van één van hen. De verdachte wilde met de aangeefster praten. Zij wilde dat niet en hield de autodeuren op slot. Nadat de verdachte het handvat van de bijrijdersportier kapot had getrokken, heeft hij met een steen de ruit van de autodeur rechtsachter vernield, waarna hij die deur ontgrendelde en in de auto ging zitten. De aangeefster had inmiddels de politie aan de telefoon. De verdachte zei dat de aangeefster tegen de politie moest zeggen dat er niets aan de hand was en de verbinding moest verbreken, dat ze de auto niet mocht verlaten en dat zij moest gaan rijden. Dat heeft de aangeefster gedaan, nadat de verdachte tegen haar bleef schreeuwen. De aangeefster is op aanwijzingen van de verdachte naar een industrieterrein in Barendrecht gereden. Daarna zijn zij verder gereden. Toen de politie de aangeefster belde, heeft de verdachte opnieuw gezegd dat zij moest zeggen dat er niets aan de hand was en dat ze moest ophangen. De verdachte heeft de aangeefster met de dood bedreigd. De situatie is geëindigd toen de politie voor de auto van de aangeefster kwam rijden en een stopteken gaf.
Door zo te handelen, heeft de verdachte de aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Met de vernieling van het handvat en de autoruit heeft de verdachte aan de aangeefster laten blijken dat hij bereid was geweld te gebruiken om zijn zin te krijgen. De verdachte bevond zich in de directe nabijheid van de twee jonge kinderen van de aangeefster. Hij gaf haar instructies en bedreigde haar. In deze omstandigheden staat de theoretische mogelijkheid dat de aangeefster uit de auto had kunnen stappen, met achterlating van haar twee jonge kinderen, niet in de weg aan het oordeel dat de verdachte de aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.
Dat de verdachte de aangeefster met de dood heeft bedreigd, blijkt uit de aangifte, de verklaring van de aangeefster bij de rechter-commissaris en het proces-verbaal van bevindingen waarin de verbalisant heeft gerelateerd dat de aangeefster, direct nadat zij uit de auto was gestapt en naar de verbalisant liep, heeft gezegd dat zij door de verdachte met de dood is bedreigd. De verklaringen van aangeefster hierover wijken slechts af op onderschikte punten en zijn voldoende consistent om als bewijs te gebruiken. Dat de aangeefster werd bedreigd, blijkt bovendien uit het telefoongesprek dat zij tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving met de meldkamer van de politie voerde.
De bewijsverweren worden dan ook verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 12 juli 2022 te Rotterdam en te Barendrecht
opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- onverhoeds naast de auto van die [slachtoffer01] te verschijnen en
- met een steen de achterruit van die auto in te gooien (terwijl de kinderen van die [slachtoffer01] zich ook in die auto bevonden) en vervolgens- via die vernielde achterruit de passagiersdeur van die auto te openen en vervolgens
- plaats te nemen op de passagiersstoel van die auto en
- op luide toon de woorden toevoegen dat zij, [slachtoffer01] , moest blijven rijden en dat zij pas mocht stoppen als hij, verdachte, dat zei;
2
hij op 12 juli 2022 te Rotterdam en/of te Barendrecht,
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen dat hij haar dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op 12 juli 2022 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk de achterruit en het portier van een personenauto, die aan [slachtoffer01] toebehoorde heeft vernield en beschadigd.
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;

2.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zijn ex-vriendin opgewacht bij haar woning. Toen zij haar auto, met daarin haar twee jonge kinderen, wilde parkeren, stond de verdachte ineens naast de auto. Toen zij aangaf geen contact te willen, heeft hij eerst geprobeerd de deur van de auto te openen door heel hard aan een handvat te trekken waardoor dit afbrak. Daarna heeft de verdachte met een steen de ruit van een autodeur ingegooid. Eén van de aanwezige kinderen van de aangeefster zat op de achterbank toen de ruit brak en moest hierdoor huilen. Vervolgens is de verdachte de auto binnengedrongen en heeft hij de aangeefster gedwongen te gaan rijden en haar met de dood bedreigd. Hierdoor heeft hij de aangeefster heel bang gemaakt. Zij maakte zich ook zorgen om haar twee jonge kinderen. Aangeefster was bang dat de verdachte haar jongste dochter, waar de verdachte de vader van is, zou meenemen. Ze heeft er alles aan gedaan om de verdachte rustig te houden en kon hierdoor geen aandacht geven aan de kinderen die net als zij in een stressvolle situatie zaten.
Uit de slachtofferverklaring van de aangeefster blijkt dat de gebeurtenis grote gevolgen heeft gehad voor haar leven. Zij is noodgedwongen verhuisd naar een geheime opvanglocatie buiten Rotterdam, waar zij haar opleiding niet kon vervolgen. Ze heeft last van nachtmerries, raakt snel overprikkeld en heeft een traumabehandeling ondergaan. Aangeefster zit nog steeds in de vrouwenopvang omdat er nog geen andere woonruimte beschikbaar is. De verdachte heeft op een gewelddadige en volstrekt ongepaste manier voorrang gegeven aan zijn eigen behoefte aan contact met de aangeefster en hun kind. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 oktober 2022. Dit rapport houdt zakelijk weergegeven het volgende in.
De verdachte spreekt zelf over een klein incident dat niet te groot gemaakt moet worden. Wij zien de partnerrelatie en het psychosociaal functioneren als directe criminogene factoren. Doordat de verdachte het tenlastegelegde deels ontkent, hij niet eerder in Nederland wegens misdrijven met justitie in aanraking gekomen is en wij geen zicht hebben op eventuele justitiecontacten uit de tijd dat hij nog op Curaçao woonde, en omdat de verdachte de Nederlandse taal niet machtig is waardoor wij niet een volledig beeld hebben verkregen van hem, kunnen wij geen gedegen inschatting maken van de kans op herhaling. Wij sluiten een herhaling van de feiten echter niet uit en achten interventies nodig. Positief is dat de verdachte wel wil meewerken aan bijzondere voorwaarden en openstaat voor hulpverlening. Hij heeft in Nederland een beperkt netwerk en is weinig zelfredzaam.
7.3.3.
Informatie ter terechtzitting
Recentelijk is de verdachte terug naar Curaçao gekeerd. Mocht de verdachte daar woonachtig blijven, dan is het volgens de officier van justitie mogelijk om het reclasseringstoezicht en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden over te dragen naar de betreffende instanties op Curaçao.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat het mogelijk is dat het reclasseringstoezicht en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden kunnen worden overgedragen naar de betreffende instanties op Curaçao.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt daarnaast aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met de aangeefster en haar kinderen, met uitzondering van contact door tussenkomst van een professionele (tussen)partij voor zover het de omgang met het kind van de verdachte en de aangeefster betreft.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de voorwaarden voor het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de hiervoor bedoelde bijzondere voorwaarden niet voldaan. Op basis van het reclasseringsrapport, het strafblad van de verdachte en zijn verhuizing naar Curaçao kan niet vastgesteld worden dat het herhalingsgevaar zo groot is dat er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Wel dient er gelet op het eerdere gedrag van de verdachte zoals blijkt uit het dossier ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster. De rechtbank zal daarom bevelen dat de hiervoor bedoelde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 450,- aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de materiële schade. Wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging betoogd dat het traumatisch karakter onvoldoende is gebleken en de hoogte van de gevraagde vergoeding onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair is betoogd dat die vergoeding moet worden gematigd tot € 500,-.
8.2.
Beoordeling
De materiële schade is niet betwist en de daarvoor gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen.
Gelet op de aard en ernst van de normschending, waarbij de verdachte de benadeelde partij van haar vrijheid heeft beroofd, haar met de dood heeft bedreigd en daarbij een autoruit heeft vernield en een autoportier beschadigd, liggen de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand, dat de rechtbank aanneemt dat zij in haar persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding van de immateriële schade houdt de rechtbank rekening met de ingrijpende gevolgen die de gebeurtenis heeft gehad voor de benadeelde partij: zij is noodgedwongen verhuisd en gestopt met haar opleiding. Ook heeft zij een traumabehandeling moeten ondergaan. De rechtbank stelt de hoogte van de vergoeding voor de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vast op € 2.500,-.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 juli 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.950,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 57, 282, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 24 (vierentwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling en begeleiding stellen van Humane Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en het begeleidingstraject;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden
en bepaalt dat, indien de verdachte bestendig verblijft op Curaçao, de genoemde reclasseringsinstelling het toezicht op de naleving van de voorwaarden kan overdragen aan een reclasseringsinstelling op Curaçao, indien en voor zover die voorwaarden daar uitvoerbaar zijn door een zorgverlener;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking voor de duur van 2 (twee) jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 1999, en haar kinderen, behalve door tussenkomst van een professionele (tussen)partij en uitsluitend voor zover het de omgang met [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum03] 2021, betreft;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 2.950,- (zegge: tweeduizend negenhonderdvijftig euro), bestaande uit € 450,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 2.950,-(hoofdsom,
zegge: tweeduizend negenhonderdvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.950,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
39 (negenendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Rotterdam en/of te Barendrecht, althans in Nederland
opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- onverhoeds naast de auto van die [slachtoffer01] te verschijnen en/of
- met een steen de achterruit van die auto in te gooien (terwijl de kinderen van die [slachtoffer01] zich ook in die auto bevonden) en/of vervolgens- via die vernielde achterruit de passagiersdeur van die auto te openen en/of
vervolgens
- plaats te nemen op de passagiersstoel van die auto en/of
- op luide toon de woorden toevoegen dat zij, [slachtoffer01] , moest blijven rijden en dat zij pas mocht stoppen als hij, verdachte, dat zei en/of hierbij zijn, verdachtes hand in een tas te houden;
2
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Rotterdam en/of te Barendrecht, althans in Nederland,
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen dat hij haar dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk de achterruit en/of het portier van een personenauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.