ECLI:NL:RBROT:2023:2526

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
10-217455-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor medeplegen woningoverval met onherstelbaar vormverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval. De verdachte, geboren in 2002 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar voor het medeplegen van de woningoverval. De rechtbank constateerde dat er sprake was van onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek, omdat het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam (AOT) de verdachte niet onmiddellijk na zijn gewelddadige aanhouding had mogen vragen naar de toegangscodes van zijn telefoons. Dit vormverzuim had echter geen nadelige gevolgen voor de verdachte, aangezien het bewijs dat met de toegangscodes was verkregen ook zonder die codes had kunnen worden verkregen.

De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld en bedreiging, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte de woning van het slachtoffer binnendrong onder het voorwendsel een pakket te bezorgen. Tijdens de overval werd het slachtoffer bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en gedwongen om zijn pincode en toegangscodes af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte een essentiële rol hebben gespeeld in de uitvoering van de overval, waarbij geweld werd gebruikt om de overval te faciliteren.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het gebruik van een echt vuurwapen, maar heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing en diefstal. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer meegewogen in de strafmaat, en heeft besloten tot een gevangenisstraf van vier jaar, zonder bijkomende vrijheidsbeperkende maatregelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-217455-22
Datum uitspraak: 24 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R.A.J. Verploegh, advocaat in Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van de eendaadse samenloop van het medeplegen van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde, met partieel vrijspraak van de gebruikmaking van een echt vuurwapen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor de duur van drie jaren, inhoudende een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte01] en de aangever [slachtoffer01] alsmede een locatieverbod [adres02] , te vervangen door hechtenis voor de duur van één week per overtreding van de maatregel, en dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Ten aanzien van feit 5: vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2
Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
4.2.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte bij zijn aanhouding door de politie is gedwongen de inlogcodes van zijn telefoons te geven. Volgens de verdachte heeft een lid van het arrestatieteam van de politie gezegd: “Je gaat nu je codes geven of ik schiet”, terwijl een vuurwapen op de verdachte was gericht. De verklaring van de vader van de verdachte ondersteunt de door de verdachte gestelde gang van zaken. De politie was niet bevoegd op deze wijze de verdachte te dwingen tot afgifte van zijn inlogcodes. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat als zou worden uitgegaan van de juistheid van de door het arrestatieteam geschetste gang van zaken – waarbij de verdachte is gevraagd naar zijn inlogcodes, zonder dat een vuurwapen op hem gericht was – ook sprake is van onbevoegd handelen. De politie mocht niet gebruik maken van de aanhoudingssituatie om de codes van de verdachte te verkrijgen, omdat er op die manier een meer dan geringe mate van dwang op de verdachte ontstond om de codes af te geven.
Het bewijs dat met het gebruik van de inlogcodes is verkregen zou moeten worden uitgesloten.
4.2.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de verdachte geschetste gang van zaken bij zijn aanhouding niet aannemelijk is geworden. De betrokken leden van het arrestatieteam hebben op ambtsbelofte verklaard dat zij geen vuurwapen op de verdachte hebben gericht toen zij hem naar de inlogcodes vroegen. Het bij de aanhouding (overigens) toegepaste geweld was legitiem. Het vragen naar de inlogcodes is een opsporingshandeling waartoe de leden van het arrestatieteam ook bevoegd waren. Bovendien heeft de politie vastgesteld dat het bewijs dat met de inlogcodes is verkregen, ook zonder die codes had kunnen worden verkregen.
4.2.3
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 31 oktober 2022 om 05:00 uur zijn leden van het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam (AOT) van de Dienst Speciale Interventies de woning aan de [adres01] in Den Haag binnengegaan om de verdachte aan te houden. De verdachte bevond zich alleen in een slaapkamer. Bij de aanhouding is geweld gebruikt, dat bestond uit het richten van een vuurwapen op de verdachte. Ten tijde van de aanhouding zagen de leden van het AOT twee mobiele telefoons liggen. Zij hebben – in opdracht van de recherche van de eenheid Rotterdam – de verdachte onmiddellijk na zijn aanhouding gevraagd naar de toegangscodes van beide telefoons. De verdachte heeft hierop twee codes genoemd.
De leden van het AOT hebben op ambtsbelofte verklaard dat geen wapen op de verdachte was gericht toen hem werd gevraagd naar de toegangscodes. De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze verklaring. De vader van de verdachte heeft op de zitting als getuige bevestigd dat hij de aanhouding van de verdachte niet heeft gezien, maar alleen heeft gehoord. Uit het feit dat hij heeft verklaard een “ijzer geluid en klikgeluid” te hebben gehoord, kan niet worden afgeleid dat de leden van het AOT een vuurwapen op de verdachte hadden gericht toen zij hem vroegen naar de toegangscodes van de telefoons. De enkele verklaring van de verdachte dat op dat moment wel een vuurwapen op hem gericht zou zijn, geeft onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring op ambtsbelofte van de leden van het AOT.
Niettemin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Het bij de aanhouding toegepaste geweld was op zichzelf legitiem. Ook het vragen naar de toegangscodes van telefoons is een toegestane opsporingshandeling. Maar door deze opsporingshandeling onmiddellijk na de gewelddadige aanhouding te verrichten, is het verbod op
détournement de pouvoirovertreden. De inzet van een AOT bij een aanhouding is erop gericht het gevaar voor de politie en derden te beperken door snel en verrassend op te treden, zoals ook volgt uit artikel 3 van de Circulaire Aanhoudings- en ondersteuningseenheden. De verdachte wordt hierbij doelbewust overrompeld en verrast. Het is toegestaan de verdachte in die toestand te brengen om het gevaar bij aanhouding voor de politie en derden te beperken. Naar het oordeel van de rechtbank is het echter niet toegestaan om de verdachte, terwijl hij zich nog in die overrompelde en verraste toestand bevond, te vragen naar toegangscodes van aangetroffen telefoons. De verdachte kan op dat moment niet in staat worden geacht te bepalen of hij vrijwillig medewerking wil verlenen aan een onderzoek van zijn telefoons door middel van verstrekking van de toegangscodes.
Alhoewel het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim evident zijn, volstaat de rechtbank met de constatering van het vormverzuim, omdat de verdachte door het vormverzuim geen nadeel heeft geleden. De politie heeft één van de telefoons onderzocht die bij de aanhouding van de verdachte in beslag is genomen. [1] De data van deze telefoon zijn vervolgens opnieuw veilig gesteld, zonder gebruikmaking van de door de verdachte verstrekte toegangscode. [2] De opnieuw veilig gestelde data kwamen overeen met de data die waren verkregen door wel gebruik te maken van de toegangscode van de telefoon. [3] Uit het dossier blijkt niet dat de politie de andere bij de verdachte in beslag genomen telefoon heeft onderzocht. Uit het voorgaande volgt dat de onderzoeksbevindingen niet anders waren geweest als de verdachte had geweigerd de toegangscodes van de aangetroffen telefoons te verstrekken. Dat betekent dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) niet is geschonden.
4.2.4
Conclusie
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek. Het AOT had de verdachte niet onmiddellijk na zijn gewelddadige aanhouding mogen vragen naar de toegangscodes van de aangetroffen telefoons. Omdat de verdachte hiervan geen nadeel heeft ondervonden, volstaat de rechtbank met de constatering van het vormverzuim. Het bewijs dat op de telefoon van de verdachte is aangetroffen, wordt niet uitgesloten.
4.3
Bewijswaardering
4.3.1
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs en heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij betrokken was bij de woningoverval. Hoewel de verdachte (ter zitting) heeft bekend dat hij met de bankpas van de aangever heeft geprobeerd te pinnen bij de geldautomaat aan de Jan Luykenlaan in Den Haag, was hij niet degene die in de woning van de aangever is geweest. Er zijn daarin geen sporen aangetroffen van hem. Op de ANPR-beelden en camerabeelden op de plaats delict blijkt niet dat hij in de Volkswagen Bora heeft gezeten en is hij niet te herkennen. De verdachte heeft zijn telefoon uitgeleend en later weer teruggekregen. Dit past goed bij het scenario dat degene die de diefstal heeft gepland en uitgevoerd de telefoon van een ander heeft gebruikt om zelf buiten beeld te blijven, om vervolgens aan de verdachte te vragen voor hem te pinnen met een gestolen bankpas, waarbij die ander de codes op de telefoon van de verdachte heeft meegegeven.
4.3.2
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Tussen 29 april 2022 omstreeks 22:30 uur en 30 april 2022 omstreeks 01:26 uur vond een woningoverval plaats in de woning van de aangever [slachtoffer01] , gelegen [adres02] te Rotterdam, waarbij twee overvallers betrokken waren. Uit de camerabeelden rond de directe omgeving van de plaats delict bleek dat de twee overvallers met een Volkswagen Bora waren aangekomen. De bijrijder liep in een roodgele jas en met een pakket van het merk Boss richting de woning van de aangever en werd gevolgd door een andere man met een haarknotje.
De aangever zag omstreeks 22:30 uur een man in een DHL-jas voor de deur staan die tegen hem zei dat hij een Hugo Boss-pakket had voor nummer 213. De aangever nam dit pakket via het keukenraam aan en zag dat deze man direct door het keukenraam naar binnen klom. De aangever werd door die man bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en moest hem vertellen waar zijn huissleutel lag. De man (hierna overvaller 1) liet overvaller 2 (man met haarknotje) binnen via de voordeur. De aangever werd versleept naar de woonkamer, werd geboeid en moest onder dwang met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn hoofd zijn pincode van zijn bankrekening, de ontgrendelcode van zijn mobiele telefoon en ontgrendelcode van zijn internetbankierenapp geven. De overvaller 2 verliet met de bankpas en de telefoon van de aangever de woning. De overvaller 1 bleef bij de aangever achter. De beide overvallers hadden vervolgens meerdere keren onderling telefonisch contact met elkaar. Na enige tijd keerde de overvaller 2 terug in de woning. De beide overvallers doorzochten de bovenkamers van de woning en verlieten daarna de woning met diverse goederen. Achteraf is gebleken dat tijdens de woningoverval twee geldbedragen, € 4.000,- en € 800,-, zijn overgeboekt van de spaarrekening naar de betaalrekening van de aangever. Ook is via internetbankieren een limiet verhoging gedaan op de bankrekening van de aangever. De rechtbank gaat er gelet op de feitelijke gang van zaken vanuit dat het de bedoeling van de overvallers was om deze bedragen te verkrijgen door vervolgens te pinnen dan wel over te maken naar een andere bankrekening. Er is uiteindelijk in de nacht van de overval ook een pinpoging gedaan met de bankpas van de aangever, maar het is toen niet gelukt om geld op te nemen.
De rechtbank komt op grond van het navolgende tot de conclusie dat de verdachte en de medeverdachte degenen zijn geweest die de overval hebben gepleegd. De telefoon van de verdachte was ten tijde van de overval voortdurend in de buurt van de plaats van het delict. Op de telefoon van de verdachte werd een foto aangetroffen van de telefoon van de aangever met daarop een overzicht van de bankrekeningen van de aangever én een notitie met daarin de inlogcode van de internetbankierenapp van de aangever. Met de telefoon van de verdachte zijn via Whatsapp de pincode van de bankpas, de toegangscode van de telefoon en de inlogcode van de internetbankierenapp van de aangever verstuurd naar de telefoon van de medeverdachte. De foto, notitie en Whatsapp-berichten zijn aangemaakt of verstuurd in de periode dat de overval plaatsvond. De telefoon van de verdachte én de telefoon van de medeverdachte hebben ook de route gevolgd van de Volkswagen Bora die in de buurt van de plaats delict is gezien en op naam stond van de medeverdachte. De verdachte heeft daarnaast bekend dat hij in de nacht na de overval rond 02:22 uur met de bankpas van de aangever heeft geprobeerd te pinnen in Den Haag. Diezelfde nacht, om 04:58 uur, heeft de verdachte aan zijn vriendin geappt: “Kheb overval gedaan”.
Deze onderzoeksbevindingen zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten en zeer belastend voor de verdachte. De verdachte heeft geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven voor die bevindingen. De verdachte heeft slechts verklaard dat hij die dag op verzoek van een bekende voor € 50,- zijn mobiele telefoon, een iPhone met allerlei persoonlijke gegevens daarin, heeft uitgeleend en dat hij een Nokia-telefoontoestel hiervoor terugkreeg. De verdachte heeft zijn verklaring niet gestaafd met concrete, verifieerbare informatie, bijvoorbeeld aan wie en wanneer precies hij zijn telefoon heeft uitgeleend en weer heeft teruggekregen. Deze verklaring is bovendien niet aannemelijk, temeer nu er in de telefoon van de verdachte chats met zijn moeder en zijn vriendin staan die zijn gevoerd in de uren rond de overval.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de verdachte één van de overvallers is geweest.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat sprake is van medeplegen, waarbij zowel de verdachte als de medeverdachte een inwisselbare, essentiële, intellectuele en materiële rol vervuld hebben bij de voorbereiding en uitvoering van de woningoverval waarin het bewezenverklaarde (bedreiging met) geweld als onderdeel van het gezamenlijk plan inbegrepen was. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het ten laste gelegde gebruikmaken van een vuurwapen omdat niet bewezen kan worden dat tijdens de overval gebruik is gemaakt van een echt vuurwapen.
4.3.3
Conclusie
Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt gelet op het voorgaande verworpen.
4.4
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2022 te Rotterdam in een woning gelegen [adres02] tezamen en in vereniging met een ander,
- meerdere jassen en
- meerdere schoenen en
- een bankpas (ABN AMRO) en
- meerdere telefoons (iPhone 8 en/of 5s) en
- meerdere horloges en- meerdere zaklampen en
- meerdere pakjes sigaretten en
- batterijen,
die aan [slachtoffer01] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming en een vals kostuum
,welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- gekleed in een DHL-jas naar die woning
te gaan en- te doen voorkomen een pakket voor die [slachtoffer01] af te komen leveren en
-op het moment dat die [slachtoffer01] dat pakket via het raam had aangenomen via het
openstaande raam de woning van die [slachtoffer01] in te klimmen en
- ( vervolgens) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer01] te richten, gericht te houden en/of te tonen en
- die [slachtoffer01] te dwingen op de grond te gaan liggen en voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01] te zetten/drukken en tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'niet omdraaien, niet schreeuwen, niet praten, blijf naar de grond kijken' en
- die [slachtoffer01] bij zijn kleding vast te pakken en/of door de woonkamer en/of de gang
te slepen en
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, mededader, toegang tot voornoemde woning te
verlenen en
- de handen van die [slachtoffer01] vast te binden en/of te tapen en- die [slachtoffer01] wederom door de woonkamer te slepen en- een bankpas van die [slachtoffer01] af te pakken/afhandig te
maken en
- die [slachtoffer01] door de woonkamer te slepen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01] te drukken en/of gedrukt te houden en
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen dat hij, [slachtoffer01] , een schoenendoos met daarin contant
geld zou moet hebben en tegen die [slachtoffer01] te zeggen (nadat die [slachtoffer01] dat bezit
ontkende): 'als ik het toch vind dan krijg je een kogel door je kop', ;
2.
hij, op of omstreeks 29 april 2022, te Rotterdam in een woning gelegen aan de [adres02]
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van
- bij de bankpas en telefoon behorende pin- en/of inlogcodes
en
- een bij een bankierenapp behorende inlogcode
die aan [slachtoffer01] toebehoorden en
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door
middel van inklimming en een vals kostuum, door
- gekleed in een DHL-jas naar die woning
te gaan en
- te doen voorkomen een pakket voor die [slachtoffer01] af te komen leveren en
- op het moment dat die [slachtoffer01] dat pakket via het raam had aangenomen via het
openstaande raam de woning van die [slachtoffer01] in te klimmen en
- ( vervolgens) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer01] te richten, gericht te houden en/of te tonen en
- die [slachtoffer01] te dwingen op de grond te gaan liggen en voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01] te zetten/drukken en tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'niet omdraaien, niet schreeuwen, niet praten, blijf naar de grond kijken' en
- die [slachtoffer01] bij zijn kleding vast te pakken en/of door de woonkamer en/of de gang
te slepen en
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, mededader, toegang tot voornoemde woning te
verlenen en
- de handen van die [slachtoffer01] vast te binden en/of te tapen en
- die [slachtoffer01] wederom door de woonkamer te slepen en
-
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01] te drukken en/of gedrukt te houden en
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen dat hij, [slachtoffer01] , een schoenendoos met daarin contant
geld zou moet hebben en tegen die [slachtoffer01] te zeggen (nadat die [slachtoffer01] dat bezit
ontkende): 'als ik het toch vind dan krijg je een kogel door je kop';
3.
hij op 30 april 2022 te Den Haag en/of Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om geldbedragen, die aan [slachtoffer01] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel door
- een bankpas en pincode op naam van die [slachtoffer01] tot welk gebruik hij, verdachte, en zijn mededader, onbevoegd en/of niet gerechtigd waren, te gebruiken en
- inlog-, pin- en/of toegangscodes behorend bij een app/programma voor online bankieren toebehorend aan die [slachtoffer01] , tot welk gebruik hij, verdachte, en zijn mededader, onbevoegd en/of niet gerechtigd waren, te gebruiken en geldbedragen van de spaarrekening van die [slachtoffer01] over te boeken naar de betaalrekening van die [slachtoffer01] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 29 april 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander , opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer01] te richten, gericht te houden en/of te tonen en
- die [slachtoffer01] te dwingen op de grond te gaan liggen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01] te zetten/drukken en tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'niet omdraaien, niet schreeuwen, niet praten, blijf naar de grond kijken' en
- de handen van die [slachtoffer01] vast te binden en/of te tapen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan ook worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van het onder 1 tot en met 4:
de eendaadse samenloop van:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen;
en
afpersing, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door een vals kostuum en inklimming en het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door een valse sleutel;
en
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn mededader een brute woningoverval gepleegd. De verdachte verkreeg op een geraffineerde wijze, vermomd als DHL-bezorger van een postpakket voor het slachtoffer, via het geopende keukenraam toegang tot de woning van het slachtoffer en bedreigde het slachtoffer direct met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het slachtoffer moest van de verdachte op de grond liggen, werd door hem over de grond gesleept naar de woonkamer, werd vastgebonden met tape en werd geboeid op een bank gelegd met zijn gezicht naar de muur. Het slachtoffer moest onder bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn hoofd door de verdachte zijn pincode van zijn bankrekening en de ontgrendelcodes van zijn mobiele telefoon en internetbankieren vertellen. Terwijl de medeverdachte met een bankpas en de telefoon van de aangever het huis verliet, bleef de verdachte in het huis van het slachtoffer en bleef hem bedreigen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De woningoverval heeft bijna drie uren geduurd en vond deels plaats in de nachtelijke uren. Uiteindelijk zijn er jassen schoenen, horloges, zaklampen, sigaretten en batterijen van het slachtoffer door de verdachte en zijn mededader meegenomen. Tot slot heeft de verdachte nog geprobeerd om geld met de bankpas van het slachtoffer te pinnen.
Door deze intimiderende en gewelddadige handelswijze tijdens de overval in de woning, de plek bij uitstek waar men zich veilig moet kunnen voelen, is een ernstige inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer en is zijn bewegingsvrijheid op een grove wijze geschonden. Daarnaast heeft de verdachte geen respect getoond voor het vermogen en het eigendomsrecht van het slachtoffer.
Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat de overval langdurige psychische schade heeft aangericht. De overval is nog dagelijks op hem van invloed. Hij heeft zich ziek moeten melden bij zijn werk en het heeft lang geduurd voordat hij weer zijn werkzaamheden volledig kon hervatten. Het gevoel van veiligheid is bij het slachtoffer dermate ernstig aangetast dat hij psychologische hulp heeft moeten inschakelen. De psycholoog heeft een posttraumatische stressstoornis gediagnosticeerd. Hoewel het slachtoffer EMDR-therapie heeft gevolgd, zal het slachtoffer, blijkens de namens hem op de terechtzitting afgelegde verklaring, waarschijnlijk wederom EMDR-therapie moeten volgen.
Daarnaast behoort een woningoverval tot de categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaken.
De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij met zijn handelen kennelijk enkel heeft gedacht aan eigen financieel voordeel zonder rekening te houden met de bovengenoemde gevolgen.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad werkt dus niet strafverhogend.
7.4
Strafmodaliteit
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bij een overval in een woning.
Het geweld en de bedreiging daarmee bestond onder meer uit het boeien van het slachtoffer met de armen op de rug, het meermalen met hem slepen over de grond en het bedreigen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen zijn hoofd waardoor een bult op het voorhoofd van het slachtoffer is ontstaan. Zonder afbreuk te doen aan de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, moet dit worden aangemerkt als ‘licht geweld en bedreiging’. Er zijn daarnaast strafvermeerderende factoren zoals het geestelijk letsel, het medeplegen, de professionele werkwijze en de lange duur en het tijdstip van de overval (bijna drie uur en in de nachtelijke uren). De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de verdachte op de terechtzitting geen enkel blijk heeft gegeven van enig inzicht in het strafwaardige van zijn gedrag of daar verantwoordelijkheid voor neemt.
Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van inwisselbare en essentiële rollen van de verdachten, acht de rechtbank – anders dan de officier van justitie heeft gevorderd – oplegging van dezelfde straf voor de verdachten passend.
De verdachte heeft een blanco strafblad en woont in Den Haag. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het de rechtbank niet gebleken of dat een contact- of locatieverbod nodig is ter voorkoming van strafbare feiten of ter beveiliging van de maatschappij. Het door de officier van justitie gevorderde contactverbod met de medeverdachte en het slachtoffer en het locatieverbod [adres02] te Rotterdam voldoet daarom niet aan de wettelijke vereisten als bedoeld in artikel 38v Sr en zullen dan ook niet worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

Uit het dossier blijkt dat in een slaapkamer van de woning aan de [adres03] in Den Haag 11.046 gram hasjiesj in een tas is aangetroffen. In de berging van die woning zijn ponypacks, gripzakjes en een sealapparaat aangetroffen. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat een onbekend gebleven persoon opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
De verdovende middelen en hiervoor genoemde voorwerpen zijn in beslag genomen. Gelet op artikel 13a van de Opiumwet zullen de verdovende middelen (goednummer [beslagnummer01] ) aan het verkeer worden onttrokken. De ponypacks, gripzakjes en het sealapparaat (goednummers [beslagnummer02] , [beslagnummer03] en [beslagnummer04] ) zijn voorwerpen die tot het begaan van het feit zijn bestemd. Ook deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De tas (goednummer [beslagnummer05] ) is een voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan en waarvan niet kan worden vastgesteld aan wie deze toebehoort. De tas zal daarom worden verbeurdverklaard.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[slachtoffer01]ter zake van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde strafbare feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.359,67 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en verzoekt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige vordering, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft ook gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en, indien volledig verhaal voor de hoofdsom niet mogelijk blijkt, de toepassing van gijzeling voor maximaal 66 dagen.
9.2
Standpunt verdediging
De vordering wordt primair betwist omdat de verdachte stelt dat hij het feit, waaruit rechtstreekse schade zou zijn ontstaan, niet heeft gepleegd. Subsidiair is aangevoerd dat de deurbellen met camera en sensorlamp niet te kwalificeren zijn als rechtstreekse schade, de schoenen niet door de benadeelde zijn aangeschaft en de motivering van het bedrag aan immateriële schade onvoldoende gemotiveerd is wat betreft de aard en ernst van het letsel en de aard, omvang en de duur van de gevolgen.
9.3
Beoordeling
Met de onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Uit het schade-onderbouwingsformulier blijkt dat het gevoel van veiligheid bij het slachtoffer wezenlijk is aangetast en dat hij zich in zijn woning ook onveilig voelt. Het aanbrengen van een deurbel met camera en een sensorlamp bij de voor- en achterdeur van zijn woning draagt positief bij aan zijn gevoel van veiligheid. Het ontstane gevoel van onveiligheid bij de benadeelde partij is het rechtstreekse gevolg van de door de verdachte gepleegde overval. De kosten van deze beveiligingsmaatregelen kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade omdat deze kosten redelijkerwijs verband houden met de nadelige gevolgen van de overval en gericht zijn op het verminderen van gevoelens van onveiligheid als gevolg hierdoor.
De weggenomen schoenen behoorden in eigendom toe aan de benadeelde partij en hebben in het economisch verkeer een dagwaarde. Door het onderhavige zaaksverlies is het vermogen van de benadeelde partij met de dagwaarde van de schoenen afgenomen, waardoor de benadeelde partij vermogensschade geleden heeft die voor vergoeding in aanmerking komt. Het doet niet ter zake of de benadeelde partij deze schoenen zelf heeft aangeschaft of als cadeau heeft gekregen.
Nu de overige materiële kosten niet worden betwist en de vergoeding daarvan de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, worden deze toegewezen.
Voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis als gevolg van de woningoverval. Dat betekent dat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Ook heeft de benadeelde (enig) lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank zal de vergoeding voor de bovengenoemde immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.500,-, en dit deel van de vordering van de benadeelde partij toewijzen. Het restant van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat dit gedeelte op dit moment onvoldoende is onderbouwd en nader onderzoek zou vergen naar de gegrondheid van dit deel van de vordering. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de bewezenverklaarde strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij zal betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 april 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.859,67, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de al genoemde artikelen en de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 47, 55, 63, 282, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen 1 tot en met 3 en 5 op voornoemde lijst;
- verklaard verbeurd het voorwerp onder 4 op voornoemde lijst;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer01], ter zake van de bewezen klaarde feiten onder 1, 2 en 4, tot een bedrag van
€ 4.859,67 (zegge: vier duizend achthonderdnegenenvijftig euro en zevenenzestig eurocent), bestaande uit
€ 1.359,67 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte, die met zijn mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is ˗ met dien verstande dat indien en voor zover de één aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre is bevrijd ˗ om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
30 april 2022tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer01]te betalen
€ 4.859,67(hoofdsom,
zegge: vierduizend achthonderdnegenenvijftig euro en zevenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
30 april 2022tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 4.859,67niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
58 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter, en mrs. F.A. Hut en R.J.P. Ferwerda, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 april 2022 te Rotterdam (in een woning gelegen aan [adres02]
)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere jassen en/of
- een of meerdere schoenen en/of
- een bankpas (ABN AMRO) en/of
- een of meerdere telefoons (iPhone 8 en/of 5s) en/of
- een of meerdere bij die bankpas en/of telefoons behorende pin- en/of inlogcodes
en/of
- een of meerdere bij een bankierenapp behorende inlogcodes en/of
- een of meerdere horloges en/of
- een of meerdere zaklampen en/of
- een of meerdere pakjes sigaretten en/of
- batterijen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van inklimming en/of een vals kostuum
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- gekleed in een DHL-jas en/of voorzien van (een) (vuur)wapen(s) naar die woning
te gaan en/of
- te doen voorkomen een pakket voor die [slachtoffer01] af te komen leveren en/of
- ( op het moment dat die [slachtoffer01] dat pakket via het raam had aangenomen) via het
openstaande raam de woning van die [slachtoffer01] in te klimmen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer01] te
richten, gericht te houden en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer01] te dwingen op de grond te gaan liggen en/of voornoemd vuurwapen,
althans daarop gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01] te zetten/drukken
en/of tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'niet omdraaien, niet schreeuwen, niet praten, blijf
naar de grond kijken', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer01] bij zijn kleding vast te pakken en/of door de woonkamer en/of de gang
te slepen en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, mededader, toegang tot voornoemde woning te
verlenen en/of
- de handen van die [slachtoffer01] vast te binden en/of te tapen en/of
- die [slachtoffer01] wederom door de woonkamer te slepen en/of
- een bankpas en/of bijbehorende pincode van die [slachtoffer01] af te pakken/afhandig te
maken en/of
(terwijl zijn, verdachtes, mededader met voornoemde bankpas en pincode is gaan
pinnen),
- die [slachtoffer01] door de woonkamer te slepen en/of
- een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01]
te drukken en/of gedrukt te houden en/of
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen dat hij, [slachtoffer01] , een schoenendoos met daarin contant
geld zou moet hebben en/of tegen die [slachtoffer01] te zeggen (nadat die [slachtoffer01] dat bezit
ontkende): 'als ik het toch vind dan krijg je een kogel door je kop', althans woorden
van gelijke aard of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 29 april 2022, te Rotterdam (in een woning gelegen aan [adres02]
) tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer01] heeft gedwongen tot afgifte van
- een of meerdere jassen en/of
- een of meerdere schoenen en/of
- een bankpas (ABN AMRO) en/of
- een of meerdere telefoons (iPhone 8 en/of 5s) en/of
- een of meerdere bij die bankpas en/of telefoons behorende pin- en/of inlogcodes
en/of
- een of meer bij een bankierenapp behorende inlogcodes en/of
- een of meerdere horloges en/of
- een of meerdere zaklampen en/of
- een of meerdere pakjes sigaretten en/of
- batterijen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] toebehoorde en/of
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van inklimming en/of een vals kostuum, door
- gekleed in een DHL-jas en/of voorzien van (een) (vuur)wapen(s) naar die woning
te gaan en/of
- te doen voorkomen een pakket voor die [slachtoffer01] af te komen leveren en/of
- ( op het moment dat die [slachtoffer01] dat pakket via het raam had aangenomen) via het
openstaande raam de woning van die [slachtoffer01] in te klimmen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer01] te
richten, gericht te houden en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer01] te dwingen op de grond te gaan liggen en/of voornoemd vuurwapen,
althans daarop gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01] te zetten/drukken
en/of tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'niet omdraaien, niet schreeuwen, niet praten, blijf
naar de grond kijken', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer01] bij zijn kleding vast te pakken en/of door de woonkamer en/of de gang
te slepen en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, mededader, toegang tot voornoemde woning te
verlenen en/of
- de handen van die [slachtoffer01] vast te binden en/of te tapen en/of
- die [slachtoffer01] wederom door de woonkamer te slepen en/of
- een bankpas en/of bijbehorende pincode van die [slachtoffer01] af te pakken/afhandig te
maken en/of
(terwijl zijn, verdachtes, mededader met voornoemde bankpas en pincode is gaan
pinnen),
- die [slachtoffer01] door de woonkamer te slepen en/of
- een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01]
te drukken en/of gedrukt te houden en/of
- tegen die [slachtoffer01] te zeggen dat hij, [slachtoffer01] , een schoenendoos met daarin contant
geld zou moet hebben en/of tegen die [slachtoffer01] te zeggen (nadat die [slachtoffer01] dat bezit
ontkende): 'als ik het toch vind dan krijg je een kogel door je kop', althans woorden
van gelijke aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 30 april 2022 te Den Haag en/of Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik
te brengen door middel van een valse sleutel
door
- ( een) bankpas en/of pincode op naam van die [slachtoffer01] tot welk gebruik hij,
verdachte, en/of zijn mededader, onbevoegd en/of niet gerechtigd was/waren, te
gebruiken/aan te bieden bij opname(s) van een of meerdere geldbedragen en/of
- inlog-, pin- en/of toegangscodes behorend bij een app/programma voor online
bankieren toebehorend aan die [slachtoffer01] , tot welk gebruik hij, verdachte, en/of zijn
mededader, onbevoegd en/of niet gerechtigd was/waren, te gebruiken en/of
(zodoende) een of meer geldbedragen van de spaarrekening van die [slachtoffer01] over te
boeken naar de betaalrekening van die [slachtoffer01] , teneinde die geldbedragen
(vervolgens) over te boeken naar een derde betaalrekening;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 29 april 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[slachtoffer01]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- een vuurwapen, althans daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer01] te richten,
gericht te houden en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer01] te dwingen op de grond te gaan liggen en/of voornoemd vuurwapen,
althans daarop gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01] te zetten/drukken
en/of tegen die [slachtoffer01] te zeggen: 'niet omdraaien, niet schreeuwen, niet praten, blijf
naar de grond kijken', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de handen van die [slachtoffer01] vast te binden en/of te tapen en/of
- terwijl zijn, verdachtes, mededader, met de van [slachtoffer01] afhandig gemaakte bankpas
en/of bijbehorende pincode is gaan pinnen, een vuurwapen, althans daarop
gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer01] te drukken en/of gedrukt te
houden;
5.
hij op of omstreeks 31 oktober 2022 te Den Haag, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 11.046 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een
middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen nummer [proces-verbaalnummer01] .
2.Proces-verbaal van bevindingen nummer [proces-verbaalnummer02] .
3.Proces-verbaal van bevindingen nummer [proces-verbaalnummer03] .