ECLI:NL:RBROT:2023:2509

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/10/651754 / JE RK 23-192
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinsstructuur

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 15 maart 2023, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) verzocht om een verdere verlenging van zes maanden. De ouders van de kinderen, die beiden het ouderlijk gezag uitoefenen, zijn betrokken bij een complexe situatie waarin zij niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren over de zorgregeling voor hun kinderen. De moeder steunt het verzoek van de GI, terwijl de vader zich verzet tegen de verlenging en pleit voor een kortere termijn van drie maanden.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de kinderen sinds de vorige zitting in december 2022 een week bij de vader hebben doorgebracht, maar dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de zorgregeling. De GI heeft aangegeven dat er hulpverlening voor de kinderen moet worden ingezet, maar dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig afspraken te maken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen nog steeds ernstig bedreigd wordt door de aanhoudende strijd tussen de ouders, wat leidt tot symptomen van een loyaliteitsconflict.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ouders, zonder ondersteuning van de GI, onvoldoende in staat zijn om de situatie ten goede te keren. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met als doel duidelijke afspraken te maken over de zorgregeling en hulpverlening voor de kinderen op te starten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/651754 / JE RK 23-192
Datum uitspraak: 9 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond ,

gevestigd te Rotterdam , hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2013te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2014 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. V. Vos, te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. ter Haar-Bas, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 9 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 26 januari 2023;
- het verweerschrift met bijlagen van de GI van 6 maart 2023, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 9 maart 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam persoon] .

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 december 2022 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 15 maart 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Sinds de vorige zitting in december 2022 is de zorgregeling verder uitgebreid. De kinderen zijn voor het eerst een hele week bij de vader geweest. Er zijn afspraken gemaakt over een gelijke verdeling van de vakanties. Over de zomervakantie bestaat nog geen overeenstemming.
De GI vindt de door de vader voorgestelde co-ouderschapsregeling niet haalbaar vanwege de strijd tussen de ouders. Bij beide ouders is sprake van een positief opvoedklimaat, maar de ouders komen niet alle afspraken over de communicatie na en houden elkaar niet op de hoogte van belangrijke zaken. De GI is van mening dat het doel van de ondertoezichtstelling is om met elkaar duidelijke afspraken te maken over de zorgregeling en om hulpverlening voor de kinderen in te zetten. De hulpverlening voor de kinderen, te weten Amigo ’s, kan pas na de zomervakantie starten. De GI heeft andere trajecten gevonden waar de kinderen in de tussentijd aan kunnen deelnemen. Het heeft lang geduurd voordat de vader hiervoor zijn toestemming gaf. De kinderen kunnen in april starten met KIES -training.

De standpunten

De moeder is het eens met het verzoek. De moeder wil ook dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over de zorgregeling, maar zij vraagt zich af of de vader daarmee kan instemmen. De vader wil een co-ouderschapsregeling, maar de moeder is van mening dat dat niet haalbaar is. Daarnaast maakt de moeder zich zorgen over de kinderen. Er moet meer aandacht zijn voor de identiteitsontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] , omdat de vader hem [naam] blijft noemen en dit verwarrend is voor hem en [voornaam minderjarige 1] . Het is prettig dat de kinderen kunnen starten met KIES -training. De moeder vindt het zorgelijk dat de vader met de kinderen zonder overleg naar de huisarts gaat en zich diskwalificerend uitlaat over de moeder. De moeder is bang dat een ondertoezichtstelling van zes maanden niet voldoende is om de problematiek op te lossen.
De vader voert verweer tegen het verzoek van de GI. De vader is primair van mening dat het verzoek moet worden afgewezen en subsidiair dat de ondertoezichtstelling voor ten hoogste drie maanden moet worden verlengd. De ondertoezichtstelling duurt al een paar jaar, maar er zijn te weinig vorderingen gemaakt. De vader heeft onvoldoende vertrouwen in de GI. De vader is het niet eens met de uitbreiding van de zorgregeling, zoals die is voorgesteld door de GI. De vader wil een co-ouderschapsregeling. Daarover loopt een procedure bij het Hof. De vader is in staat om op een normale manier samen met de moeder afspraken te maken over de kinderen. De vader heeft overal zijn medewerking aan verleend. Het geven van toestemming voor de hulpverlening voor de kinderen was aan zijn aandacht ontsnapt. Ook houdt hij zich aan de informatieplicht. De vader is van mening dat de bemoeienis van de GI juist zorgt voor meer druk op het gezinsleven van de vader en de verstandhouding tussen de ouders. De GI geeft met haar uitlatingen de moeder de indruk dat ze beschermd moet worden tegen de vader, waardoor de ouders verdeeld blijven over de kinderen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderen staan sinds 2019 onder toezicht. De vader wenst dat de ondertoezichtstelling niet meer wordt verlengd. Op dit moment is de situatie voor de kinderen daar echter nog niet goed genoeg voor. De kinderrechter stelt vast dat zij nog onverminderd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Sinds de vorige zitting in december 2022 is de situatie niet wezenlijk veranderd. De aanhoudende strijd tussen de ouders belast de kinderen. De kinderen vertonen symptomen van een loyaliteitsconflict. De ouders zijn nog onvoldoende in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en afspraken te maken in het belang van de kinderen. De ouders hebben zorgen over de opvoedsituatie bij de andere ouder. Volgens Enver zijn de afzonderlijke opvoedsituaties bij de ouders goed genoeg en hebben de kinderen met beide ouders warm contact.
Wel constateert de kinderrechter dat beide ouders hebben laten zien dat zij in staat zijn om in het belang van de kinderen positieve stappen te zetten. Het lukt alleen niet goed om dat vast te houden. Dat is echter wel noodzakelijk om voor de kinderen uiteindelijk een goede basis te creëren en ook om voor de ouders zelf duidelijkheid en rust te scheppen. De ouders hebben allebei het gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en de kinderen zijn nog jong. Dit betekent dat de ouders nog jaren met elkaar zullen moeten overleggen en goede afspraken moeten maken over belangrijke zaken rondom de kinderen. De kinderrechter verzoekt de ouders de komende tijd na te denken over op welke wijze zij, in het belang van de kinderen, hun communicatie gaan verbeteren en daarnaar te (blijven) handelen.
Gelet op het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat de ouders in de huidige situatie zonder ondersteuning en betrokkenheid van de jeugdbeschermer onvoldoende in staat zijn om zelfstandig met elkaar afspraken te maken in het belang van de kinderen en de situatie ten goede te keren. De komende periode dienen onder regie van de GI duidelijke afspraken te worden gemaakt met betrekking tot de zorgregeling, waarbij het belang van de kinderen leidend is, en dient voor hen hulpverlening in de vorm van KIES -training en ‘ Amigo ’s’, te worden opgestart. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van drie maanden, zoals subsidiair is verzocht door de vader, is hiervoor ontoereikend. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 15 september 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 21 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.