ECLI:NL:RBROT:2023:2493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
FT EA 23/42 en FT EA 23/43 en FT EA 23/44 en FT EA 23/45
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoekers die kampen met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoekers hebben een voorstel gedaan aan hun schuldeisers, waarbij zij een betaling van 4,48% aan de preferente schuldeisers en 2,24% aan de concurrente schuldeisers hebben aangeboden. Dit voorstel is gedaan in het kader van de Faillissementswet, artikel 287a, en is bedoeld om een dwangakkoord te verkrijgen, aangezien een meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling het uiterste is waartoe verzoekers in staat zijn, gezien hun financiële situatie en de monitoring door schuldhulpverlening en beschermingsbewind. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de weigerende schuldeisers, ING en ToeslagenPortal, niet zijn verschenen ter zitting om hun standpunten toe te lichten, wat hun positie verzwakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekers en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. Daarom heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en ING en ToeslagenPortal bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekers niet door een advocaat zijn bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] en [nummer02]
[nummer03] en [nummer04]
uitspraakdatum: 9 maart 2023
in de zaak van:
[verzoeker01],
en
[verzoeker02]
wonende te [adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 17 januari 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • ING Bank N.V. (hierna: ING);
  • Belastingdienst Particulieren LIC (hierna: Belastingdienst);
  • ToeslagenPortal B.V. (hierna: ToeslagenPortal);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekers aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Vesting Finance heeft, namens ING, voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
De Belastingdienst heeft voorafgaand aan de zitting, aan de schuldhulpverlener, te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De schuldhulpverlener heeft dit op 28 februari 2023 aan de rechtbank kenbaar gemaakt.
Ter zitting van 2 maart 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • de heer [naam01] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer B. Orduseven, werkzaam bij ProActief bewindvoering (hierna: beschermingsbewindvoerder),
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift één preferente schuldeiser met drie vorderingen en vijftien concurrente schuldeisers met zestien vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 107.514,02 van verzoekers te vorderen.
Verzoekers hebben bij brief van 20 september 2022 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,48% aan de preferente schuldeisers en 2,24 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime. Verzoekster is vooralsnog niet in staat om te werken. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en hun vaste lasten worden inmiddels door de beschermingsbewindvoerder voldaan. De financiële situatie is al geruime tijd onder controle. Verzoekers maken sinds 20 juni 2022 gebruik van budgetbeheer bij de Kredietbank Rotterdam en staan sinds november 2022 onder beschermingsbewind bij ProActief bewindvoering. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat het beschermingsbewind goed verloopt.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard al geruime tijd niet te kunnen werken. Zij heeft in het verleden wel als schoonmaakster gewerkt, maar is daar op dit moment fysiek niet toe in staat. Verzoekster wordt op 13 maart 2023 wederom geopereerd aan haar arm. Verzoekster heeft evenwel toegezegd te willen werken, zodra zij daartoe fysiek in staat is. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard hierop te controleren. Schuldhulpverlening heeft toegezegd bij, onder meer, de huisarts na te blijven gaan welke vorderingen verzoekster al dan niet maakt met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheid. Schuldhulpverlening heeft daarnaast ter zitting verklaard dat verzoekster op dit moment niet alleen fysieke belemmeringen heeft, maar dat haar afstand tot de arbeidsmarkt ook behoorlijk groot is. Verzoekster spreekt nauwelijks Nederlands en heeft geen startkwalificaties.
Veertien schuldeisers, met achttien vorderingen, stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ING en ToeslagenPortal stemmen hier niet mee in. ING heeft een vordering van € 69.676,05 op verzoekers, welke 64,80 % van de totale schuldenlast beloopt. ToeslagenPortal heeft een vordering van € 55,00 op verzoekers, welke 0,1% van de totale schuldenlast beloopt. Samen hebben ING en ToeslagenPorgal. dus een totale vordering van € 69.731,05, welke 64,90 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft ING zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling is gebaseerd op verdiensten van verzoeker, terwijl niet is gesteld of gebleken dat verzoekster niet zou kunnen werken. ING wijst er daarbij op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoekers voldoen aan hun verplichting zich in te spannen voor een fulltime dienstverband. Het gedane voorstelt staat bovendien niet in verhouding tot de bij ING openstaande schulden. Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben ING geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting (verder) toe te lichten.
ToeslagenPortal heeft in de eerdere contacten met schuldhulpverlening niet inhoudelijk gereageerd op het voorstel. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft ToeslagenPortal ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ING en ToeslagenPortal bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ING en ToeslagenPortal in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk veertien van de zestien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan. De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekers in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan. Dat betekent dat hij reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is bovendien voldoende aannemelijk geworden dat verzoekster niet in staat kan worden geacht om, op korte termijn, te werken. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekers in de komende jaren geen inkomen zullen kunnen verwerven dat hoger is dan het huidige inkomen. De rechtbank neemt in haar beslissing mee dat verzoekster ter zitting heeft verklaard te zullen gaan werken, zodra zij daartoe in staat wordt geacht. Schuldhulpverlening heeft toegezegd hierop te controleren. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Het aanbod kan dan ook nog stijgen ten voordele van de schuldeisers.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekers het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Schuldhulpverlening heeft bovendien nadrukkelijk verklaard verzoekers bij het minnelijk traject te blijven monitoren en er op toe te zien dat verzoekers de gemaakte afspraken nakomen. Verzoekers staan bovendien onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekers van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekers zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekers die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ING en ToeslagenPortal, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om ING en ToeslagenPortal te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen. ING en ToeslagenPortal zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekers niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekers zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden en dat zij niet verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ING en ToeslagenPortal om in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ING en ToeslagenPortal in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekers begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.