4.2.In artikel 2 van de Regeling werkzaamheden, administratieve voorschriften en kosten eigenrisicodragen ZW (Regeling) is bepaald dat:
1. De eigenrisicodrager legt een voorstel voor een beslissing aan het UWV voor.
2. De eigenrisicodrager bereidt de beslissing op zorgvuldige wijze voor, waarbij het voorstel wordt gedragen door de onderliggende feiten.
3. De eigenrisicodrager doet zijn voorstel voor een beslissing op een door het UWV daartoe beschikbaar gesteld formulier en stuurt zo spoedig mogelijk nadat hij redelijkerwijze had kunnen weten dat het UWV een beslissing moet nemen en via een beschikking bekend moet maken, dit formulier aan het UWV.
4. Met het in het eerste lid bedoelde voorstel voor een beslissing worden alle op de zaak betrekking hebbende stukken meegezonden.
5. Het UWV verzekert zich ervan dat de voorbereiding van de beslissing door de eigenrisicodrager op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat het voorstel wordt gedragen door de onderliggende feiten.
6. Indien de eigenrisicodrager het voorstel naar het oordeel van het UWV niet of niet voldoende zorgvuldig heeft voorbereid, wordt de eigenrisicodrager in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen binnen een hem door het UWV gestelde termijn.
7. Indien de eigenrisicodrager binnen de gestelde termijn het verzuim niet of niet voldoende heeft hersteld, verricht het UWV de werkzaamheden als bedoeld in artikel 63a, eerste lid, van de ZW, of onderdelen daarvan.
8. Het UWV maakt de beschikking zo spoedig mogelijk bekend.
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder het primaire besluit onbevoegd heeft uitgereikt.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder op grond van artikel 63a van de ZW en artikel 2 van de Regeling bevoegd is tot het nemen van besluiten nadat de eigenrisicodrager een voorstel voor een beslissing aan verweerder heeft voorgelegd. Eiseres heeft op 15 en 27 september 2021 verweerder schriftelijk gevraagd een maatregel op te leggen en het komt de rechtbank dan ook voor dat deze brieven de aanleiding zijn geweest voor het primaire besluit. Als er, zoals verweerder in het bestreden besluit stelt, geen verzoek is ontvangen om een beslissing uit te reiken, dan is het de rechtbank niet duidelijk wat wel de aanleiding is geweest om het primaire besluit te nemen. In het verweerschrift heeft verweerder voor een inhoudelijk standpunt verwezen naar de brief van 26 november 2021 die na het nemen van het bestreden besluit naar eiseres is gestuurd. Daarin stelt verweerder dat de afdeling ZW heeft bevestigd dat het primaire besluit onjuist is en dat het primaire besluit dan onbevoegd genomen is.
De rechtbank oordeelt dat het feit dat een besluit onjuist is gebleken nog niet maakt dat een besluit onbevoegd genomen is. In bezwaar heroverweegt het bestuursorgaan het primaire besluit en de aard van de bezwaarprocedure brengt met zich dat het bestuursorgaan gebreken (van formele aard) kan herstellen als bijvoorbeeld een gebrek in de bevoegdheid. Dit betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd is.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet van het horen heeft kunnen afzien. Verweerder heeft afgezien van het horen in bezwaar van de werkneemster, omdat aan haar bezwaar is tegemoet gekomen. Verweerder heeft niet onderkend dat eiseres daardoor in haar belangen kan worden geschaad op grond van artikel 7:3, aanhef onder e, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet hierop heeft verweerder artikel 7:2 van de Awb geschonden.