ECLI:NL:RBROT:2023:2453

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/10/649921 / JE RK 22-2964 en C/10/651751 / JE RK 23-190
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 februari 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 25 februari 2024 en een machtiging verleend voor uithuisplaatsing bij de vader voor de duur van drie maanden, tot 13 mei 2023. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die zich zorgen maakt over de veiligheid van [voornaam minderjarige01] in de thuissituatie bij de moeder. De moeder en vader zijn betrokken bij een conflict dat schadelijk is voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de moeder en dat de veiligheid van [voornaam minderjarige01] momenteel niet kan worden gewaarborgd. De kinderrechter heeft de situatie als kwetsbaar beoordeeld, gezien de eerdere ervaringen van [voornaam minderjarige01] en de huidige zorgen over haar seksuele ontwikkeling. De kinderrechter heeft benadrukt dat de uithuisplaatsing tijdelijk is en dat er gewerkt zal worden aan een terugkeer naar de moeder, mits de situatie dat toelaat. De kinderrechter heeft de GI verzocht om rapportage te doen over de voortgang van de hulpverlening en de situatie van [voornaam minderjarige01].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/649921 / JE RK 22-2964 en C/10/651751 / JE RK 23-190
datum uitspraak: 13 februari 2023

verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2018 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
bijgestaan door mr. C.C. Sneper, kantoorhoudende te Baarn,

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] ,
bijgestaan door mr. R. Moghni, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 21 december 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 26 januari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verweerschrift met producties van de moeder van 9 februari 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 13 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam01] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan mw. [naam02] , partner van de vader.
Ter zitting is door de kinderrechter en alle partijen een video bekeken op de telefoon van de
jeugdbeschermer.

De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.

[voornaam minderjarige01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 7 februari 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 25 februari 2023.

De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/649921:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar.
Het verzoek met zaaknummer C/10/651751:
De GI heeft verzocht een machtiging te verlenen om [voornaam minderjarige01] uit huis te plaatsen bij de vader met gezag voor de duur van zes maanden.
De GI heeft beide verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige01] is nog jong en heeft al veel meegemaakt. Zij heeft een achterstand in haar spraak- en taalontwikkeling. School heeft bij de ouders gemeld dat [voornaam minderjarige01] op school seksuele bewegingen heeft gemaakt. [voornaam minderjarige01] heeft vervolgens zowel tegen haar vader als later tegen een hulpverlener van ASH verteld dat haar halfbroer [halfbroer01] haar (seksueel) zou hebben aangeraakt. Het is niet duidelijk of dit ook echt waar is. Om zicht te krijgen op de veiligheid van [voornaam minderjarige01] is ASH ingezet in de thuissituatie bij de moeder, maar het is ASH niet gelukt om tot de kern te komen. De moeder geeft telkens aan dat het verhaal van [voornaam minderjarige01] niet waar is en dat dit door de vader is uitgelokt. ASH is daarom gestopt, maar er is nog geen alternatief. Er is wel een hulpaanvraag gedaan bij Mevis, maar hier is verder nog niets over bekend. Hoewel [halfbroer01] het huis uit is gegaan, acht de GI de situatie bij de moeder op dit moment niet veilig genoeg voor [voornaam minderjarige01] . De moeder gaf geen duidelijkheid over de verblijfplaats van [halfbroer01] en [halfbroer01] kan elk moment weer bij de moeder voor de deur staan. Ook is er geen hulpverlening op dit moment. De GI denkt dat het wenselijk is voor [voornaam minderjarige01] om een pauze te hebben bij de vader. Dat is voor haar een vertrouwde en veilige plek. In de tussentijd kan er hulpverlening bij de moeder ingezet worden.

De standpunten

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek tot uithuisplaatsing. In aanvulling op het verweerschrift is het verweer als volgt toegelicht. [halfbroer01] woont nu bij zijn vader en kan daar blijven. De vader van [halfbroer01] is bereid met de GI in gesprek te gaan. Het wijkteam is ook welkom bij de vader. Er is dus geen risico dat [halfbroer01] terug naar de moeder zal gaan. Mocht dit toch wel gebeuren, dan zal de moeder hem weigeren. Daarnaast is [halfbroer01] erg geschrokken van de beschuldiging en wil hij niet meer in de buurt van [voornaam minderjarige01] komen. Tussen de ouders is sprake van veel strijd. Ondanks de inzet van verschillende vormen van hulpverlening, lukt het de ouders niet om tot elkaar te komen. De moeder heeft weinig vertrouwen in de vader. De vader diskwalificeert de moeder. De moeder vermoedt dat de vader op [voornaam minderjarige01] heeft ingepraat om zo een uithuisplaatsing te forceren. De moeder heeft [voornaam minderjarige01] en [halfbroer01] nooit alleen met elkaar gelaten. Daarnaast is de timing erg toevallig en tot voor kort praatte [voornaam minderjarige01] niet eens met de vader. Toch wil ook de moeder graag duidelijkheid over wat er is gebeurd. Een uithuisplaatsing betekent voor [voornaam minderjarige01] echter een grote verandering, met het risico op een terugval. [voornaam minderjarige01] voelt zich veilig bij de moeder en ontwikkelt zich daar goed. Bij de vader is zij juist bang vanwege de strenge opvoeding. De moeder is bang dat een uithuisplaatsing bij de vader op termijn een verkapt hoofdverblijf zal worden. Een uithuisplaatsing is niet het geëigende middel om de waarheid te achterhalen, noch is daartoe een noodzaak. Er ligt reeds een veiligheidsplan waar iedereen zich aan houdt. De moeder heeft grote stappen gezet in haar opvoedvaardigheden.
Door en namens de moeder is verzocht het verzoek tot uithuisplaatsing af te wijzen. Er is geen verweer gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling.
Door en namens de vader is ingestemd met beide verzoeken van de GI. De vader heeft van begin af aan zijn zorgen gehad over de veiligheid van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. De GI heeft geen overhaaste beslissing genomen om een uithuisplaatsing te verzoeken. Nadat [voornaam minderjarige01] haar verhaal heeft gedaan bij de vader, is ASH ingezet en is er onderzoek gedaan met behulp van een gedragswetenschapper. Dat heeft er niet toe geleid dat de veiligheid van [voornaam minderjarige01] bij de moeder is verbeterd, waardoor een uithuisplaatsing inmiddels noodzakelijk is. Dat [halfbroer01] op dit moment bij zijn vader verblijft, is onvoldoende garantie dat er niets meer kan gebeuren. [halfbroer01] kan zo weer terug naar de moeder als hij dat wenst of als hij bijvoorbeeld ruzie heeft met zijn vader. De vader betwist bovendien dat [halfbroer01] bij zijn vader verblijft. De vader van [halfbroer01] is altijd buiten beeld geweest. Onwaarschijnlijk is dat [halfbroer01] nu ineens bij hem zou kunnen verblijven.
De moeder weigert het scenario dat het verhaal van [voornaam minderjarige01] wel waar is ook maar te overwegen. De moeder wil enkel bewijzen dat het niet waar is. Hierdoor is een gesprek met haar over de veiligheid van [voornaam minderjarige01] niet te voeren. Het is nooit de bedoeling van de vader geweest om [voornaam minderjarige01] bij de moeder weg te halen. Evenmin is het zijn bedoeling om [voornaam minderjarige01] permanent bij hem te laten wonen. Een uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader zal van tijdelijke aard zijn, tot het bij de moeder voldoende veilig is. [voornaam minderjarige01] komt regelmatig over de vloer bij de vader. Zij heeft ook een goede band met de partner van de vader. [voornaam minderjarige01] zal dus weinig merken van de uithuisplaatsing. Het is belangrijk dat er direct een veiligheidswaarborg is voor [voornaam minderjarige01] . Vanuit de veilige situatie bij de vader kan vervolgens de situatie worden onderzocht en gewerkt worden aan een terugkeer naar de moeder.

De beoordeling

Gelet op het feit dat er ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals gesteld in artikel 1:255 BW aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling als onweersproken worden verlengd voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van het verzoek met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter als volgt. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat tussen de ouders al langere tijd sprake is van strijd en spanningen. [voornaam minderjarige01] heeft hier al sinds haar geboorte last van. Eerst vanwege (verbaal) geweld tussen de ouders toen zij nog samen waren. Later, na het uit elkaar gaan van de ouders, door het voortzetten van de strijd. Die strijd uit zich momenteel in fors wederzijds wantrouwen. [voornaam minderjarige01] heeft hier merkbaar hinder van. Zij vertoont gedrag wat kenmerkend is voor een loyaliteitsconflict. Bij [voornaam minderjarige01] is onder andere sprake van een taal- en spraakachterstand, mogelijk ontstaan vanuit opgelopen trauma’s. [voornaam minderjarige01] heeft in haar jonge leven al veel meegemaakt en is eerder uit huis geplaatst geweest.
Naast zorgen om [voornaam minderjarige01] vanwege de strijd tussen de ouders, is er recent de zorg om de seksuele ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] bijgekomen. Nadat school bij de ouders heeft gemeld dat [voornaam minderjarige01] rijdende bewegingen maakte, heeft [voornaam minderjarige01] in een gesprek met de vader vertelt dat haar halfbroer [halfbroer01] op haar is gaan liggen en haar vagina heeft aangeraakt. Vader is dit gesprek gaan filmen en heeft deze film naar de GI gestuurd. Deze film is op de zitting door de kinderrechter en beide partijen met hun advocaten op de telefoon van de GI bekeken. Op de film is te zien hoe [voornaam minderjarige01] op vragen van de vader, die soms sturend zijn, antwoordt en ook is te zien hoe zij uitbeeldt wat [halfbroer01] zou hebben gedaan.
Na de melding van de vader heeft de GI VeiligThuis ingeschakeld en ook is Ambulante Spoedhulp (ASH) ingezet. In het gesprek dat [voornaam minderjarige01] met de gedragswetenschapper van VeiligThuis heeft, valt op dat zij over alles makkelijk praat, maar niet over hoe het thuis gaat. Op vragen die daarover gaan, blijft zij stil de gedragswetenschapper aankijken. Ook over wat zij de vader heeft verteld over haar halfbroer [halfbroer01] wil zij niet praten.
Wel heeft [voornaam minderjarige01] , enige tijd later, uit zichzelf aan de medewerker van de Ambulante spoedhulp verteld dat haar (half)boer [halfbroer01] aan haar heeft gezeten.
Zowel VeiligThuis als ASH kunnen geen uitspraken doen over of het grensoverschrijdende gedrag heeft plaatsgehad, wel concluderen beide instanties dat de inzet van hulpverlening noodzakelijk is. ASH heeft ook zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder. Mede hieraan ten grondslag ligt de houding van de moeder als het om het verhaal van [voornaam minderjarige01] gaat. De moeder is zeer stellig dat dit verhaal is verzonnen door de vader. De moeder wil dit graag bewijzen en is hierin niet te remmen, ook niet wanneer [voornaam minderjarige01] hierbij aanwezig is. Het lukt haar vooralsnog niet om te bedenken dat het verhaal van [voornaam minderjarige01] mogelijk wel waar zou kunnen zijn. Deze houding van de moeder maakt dat het voor [voornaam minderjarige01] lastig is om thuis bij de moeder open te zijn en haar emoties te uiten.
De kinderrechter overweegt dat indien het verhaal van [voornaam minderjarige01] klopt, het zorgelijk is dat het de moeder niet is gelukt om de veiligheid van [voornaam minderjarige01] thuis te waarborgen. Maar ook wanneer het verhaal van [voornaam minderjarige01] niet juist blijkt te zijn, is het zorgelijk dat zij een dergelijk verhaal vertelt. Afgezien van de vraag of er wel of geen grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden, is de wijze waarop de ouders hiermee omgaan, namelijk door naar elkaar te wijzen en de strijd boven het hoofd van [voornaam minderjarige01] voort te zetten, schadelijk voor [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter is met de GI van oordeel dat de veiligheid van [voornaam minderjarige01] momenteel in de opvoedsituatie bij de moeder onvoldoende gegarandeerd kan worden. Dat de minderjarige [halfbroer01] op dit moment bij zijn vader verblijft, biedt geen garantie dat dit ook in de (nabije) toekomst zo zal zijn. De moeder beweert dat hij niet zal terugkomen en dat hij bij zijn vader kan blijven, maar dit was tot aan de zitting nog niet bekend. Dit is dan ook nog niet geverifieerd door de GI. Daarnaast wordt de inzet van hulpverlening in de thuissituatie bij de moeder noodzakelijk geacht. Deze hulp is op dit moment niet voorhanden. Gelet op de kwetsbaarheid van [voornaam minderjarige01] vanwege hetgeen zij in haar jonge leven al heeft meegemaakt, dient geen enkel risico te worden genomen. Een uithuisplaatsing is daarom noodzakelijk om de veiligheid van [voornaam minderjarige01] te garanderen.
Er zijn op dit moment geen zorgen over de opvoedsituatie bij de vader en zijn partner. Voor [voornaam minderjarige01] is dit een bekende omgeving met vertrouwde personen. [voornaam minderjarige01] zal haar huidige school blijven bezoeken. Het is in het belang van [voornaam minderjarige01] dat zij tijdelijk bij de vader gaat verblijven, in afwachting van de inzet van hulpverlening en het nog lopende politieonderzoek. De angst van de moeder, dat de vader de intentie heeft om [voornaam minderjarige01] permanent bij hem te laten verblijven, is slechts gebaseerd op gevoelens en niet op objectieve argumenten. De kinderrechter benadrukt dat het vooralsnog gaat om een tijdelijk verblijf bij de vader. Ter zitting is dit door en namens de vader bevestigd.
Gelet op het voorgaande is de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter ziet echter aanleiding om de uithuisplaatsing voor een kortere periode dan verzocht te verlenen, te weten voor de duur van drie maanden. De kinderrechter acht het van belang dat een vinger aan de pols wordt gehouden met betrekking tot de stand van zaken en de inzet van de hulpverlening. Daarnaast kan al op korte termijn contact worden gelegd tussen de GI en de vader van [halfbroer01] om duidelijkheid te verkrijgen over zijn verblijfplaats en de mogelijkheden voor langer verblijf en kunnen de veiligheidsafspraken verder aangescherpt worden. Ook kan bekeken worden of het wijkteam kan worden ingezet. De kinderrechter gaat er vanuit dat alle partijen er naar streven om [voornaam minderjarige01] zo snel mogelijk, op verantwoorde wijze, weer terug te laten gaan naar de moeder.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 25 februari 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader met gezag, met ingang van 13 februari 2023 tot 13 mei 2023;
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing in zaaknummer C/10/651751 voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, mr. Sneper en mr. Moghni in deze zaak zal plaatsvinden op
11 mei 2023 te 15.00 uurin het
gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. G.M. Paling, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden, mr. Sneper en mr. Moghni;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden, mr. Sneper en mr. Moghni) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2023 door mr. H. Benaissa, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.