ECLI:NL:RBROT:2023:2417

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/10/652141 / HA RK 23-123
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van een overleden persoon met minderjarige erfgenamen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 2 maart 2023, is de benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater01] aan de orde. De heer [erflater01] is op 11 april 2022 overleden en had vier minderjarige kinderen, die als erfgenamen zijn aangesteld. De verzoeker, mr. J.G. Schnoor, is benoemd als bijzonder curator voor deze kinderen en heeft verzocht om de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap, aangezien er geen testament is en de nalatenschap momenteel onbeheerd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige kinderen beneficiair hebben aanvaard en dat er voldoende belang is om een vereffenaar te benoemen, gezien de onbewoonde woning en de hypotheekachterstand die in de nalatenschap aanwezig zijn.

De rechtbank heeft mr. S. van Wijk benoemd tot vereffenaar, die de nalatenschap zal afwikkelen. De verzoeker heeft verzocht om kosteloze vereffening, maar dit verzoek is afgewezen, omdat de kosten van de vereffening als schulden van de nalatenschap worden beschouwd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de benoeming van de vereffenaar moet worden bekendgemaakt in de digitale Staatscourant. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de moeder van de minderjarige kinderen te horen, omdat de verzoeker als bijzonder curator is aangesteld om de belangen van de kinderen te behartigen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/652141 / HA RK 23-123
Beschikking van 2 maart 2023
in de zaak van
MR. J.G. SCHNOOR, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator ex artikel 1:250 BW van de minderjarige kinderen:
1.
[minderjarige01],
2.
[minderjarige02],
3.
[minderjarige03],
4.
[minderjarige04],
kantoorhoudende te Den Haag,
verzoeker,
die zichzelf vertegenwoordigt.

1.De procedure

1.1.
Op 31 januari 2023 is bij de rechtbank ingekomen het verzoekschrift van verzoeker tot benoeming van een vereffenaar, met producties.
1.2.
Op 13 februari 2023 heeft de rechtbank een bereidverklaring ontvangen van mr. S. van Wijk.
1.3.
De rechtbank heeft besloten om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2.De beoordeling

2.1.
Op 11 april 2022 is te [plaats01] overleden de heer [erflater01] (hierna: erflater) geboren op [geboortedatum01] 1971 te Rotterdam en laatst gewoond hebbende te Heenvliet, Nissewaard. Erflater had blijkens het Centraal Testamentenregister geen testament opgemaakt, maar heeft wel vier minderjarige kinderen achtergelaten, te weten [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] en [minderjarige04] (hierna: de minderjarige kinderen). Omdat er geen sprake is van een echtgenote of geregistreerd partner, zijn de minderjarige kinderen de erfgenamen van erflater. Het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen wordt – na het overlijden van erflater – alleen uitgeoefend door de moeder van de minderjarige kinderen, mevrouw [naam01] .
2.2.
Verzoeker is door de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam bij beschikking van 28 oktober 2022 tot bijzonder curator benoemd over de minderjarige kinderen. Deze benoeming geldt tot de duur van de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, te weten tot 30 oktober 2023. De kinderrechter heeft verzoeker tot bijzonder curator benoemd en hem de opdracht gegeven:
  • de positie van de kinderen ten aanzien van de nalatenschap (van erflater) te bezien;
  • te bekijken wat de stand van zaken is inzake de afwikkeling van de nalatenschap waarin de kinderen gerechtigd zijn;
  • te bekijken wat er in en buiten rechte in het belang van de kinderen dient te gebeuren en de daartoe noodzakelijke rechtshandelingen te verrichten en zo nodig verzoeken bij de rechtbank te doen.
2.3.
Gelet op de datum van overlijden van erflater worden de minderjarige kinderen geacht de nalatenschap beneficiair te hebben aanvaard (artikel 4:193 BW).
2.4.
Verzoeker verzoekt om een vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van erflater en te bepalen dat de vereffening kosteloos zal geschieden.
2.5.
Op grond van artikel 4:203 lid 1 onder a BW kan de rechtbank – in het geval van beneficiaire aanvaarding, waar sprake van is – een vereffenaar benoemen op verzoek van een erfgenaam. Aan deze voorwaarde is voldaan, omdat verzoeker als wettelijk vertegenwoordiger optreedt namens de erfgenamen. De rechtbank is van oordeel dat er ook voldoende belang is om een vereffenaar te benoemen, omdat de nalatenschap van erflater nu onbeheerd is, terwijl er wel een woning in de nalatenschap zit die op dit moment onbewoond en onbeheerd is. Ook is er sprake van een hypothecaire geldlening met volgens verzoeker een hypotheekachterstand. Daarnaast is het ook in het belang van de minderjarige kinderen dat een vereffenaar benoemd wordt die inzicht kan krijgen in de omvang van de nalatenschap en de nalatenschap kan vereffenen. Het verzoek om een vereffenaar te benoemen zal daarom worden toegewezen.
2.6.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de moeder van de minderjarige kinderen, tevens wettelijk vertegenwoordiger, over dit verzoek te horen, omdat verzoeker juist is aangesteld als bijzonder curator om de belangen van de minderjarige kinderen te behartigen met betrekking tot de nalatenschap van erflater. De moeder van de minderjarige kinderen is daarom niet als belanghebbende aangemerkt.
2.7.
Verzoeker heeft geen voorstel gedaan voor de persoon van de te benoemen vereffenaar. De rechtbank heeft mr. S. van Wijk bereid gevonden om als vereffenaar op te treden in de nalatenschap van erflater, zodat hij tot vereffenaar benoemd zal worden. De vereffenaar dient deze benoeming bekend te maken in de digitale Staatscourant.
2.8.
Volgens verzoeker zijn de minderjarige kinderen niet in staat de kosten van de vereffening, waaronder de kosten van de eventuele publicatie en het salaris van de vereffenaar te dragen, zodat hij verzoekt te bepalen, voor zover nu mogelijk, dat de vereffening kosteloos zal zijn. De rechtbank kan niet bepalen dat de vereffening kosteloos zal geschieden, zodat dit verzoek zal worden afgewezen. De kosten van de vereffening zijn schulden van de nalatenschap (artikel 4:7 lid 1 sub c BW), zodat deze ten laste van de nalatenschap komen. Indien de geringe waarde van de baten van de nalatenschap daartoe aanleiding geeft, kan de vereffenaar of een belanghebbende bij de kantonrechter om kosteloze vereffening verzoeken.

3.De beslissing

De rechtbank
benoemt
mr. Stefan van Wijk, verbonden aan Buren N.V. te ’s-Gravenhage (postbus 18511, 2502 EM te ’s-Gravenhage), tot vereffenaar in de nalatenschap van:
[erflater01],
geboren op [geboortedatum01] 1971 te Rotterdam,
laatstelijk wonende te Heenvliet, Nissewaard,
overleden op 11 april 2022 te [plaats01] ,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
draagt de vereffenaar op zijn benoeming bekend te maken in de digitale Staatscourant;
verzoekt de griffier de benoeming onverwijld in te schrijven in het boedelregister van de rechtbank op voet van het bepaalde in artikel 4:206 lid 6 BW;
verzoekt de griffier de kantonrechter te Rotterdam, locatie Rotterdam, op de hoogte te stellen van deze benoeming;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2023. [1]
3120

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.