ECLI:NL:RBROT:2023:2414

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/10/636181 / HA ZA 22-290 incident
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rekening en verantwoording door broer van overleden ouders in civiele zaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, vordert de eiser, een broer, dat zijn zus, de gedaagde, rekening en verantwoording aflegt over het vermogen van hun overleden ouders. De ouders zijn respectievelijk op 18 december 2018 en 7 april 2019 overleden. De eiser stelt dat er onduidelijkheden zijn over vermogensmutaties vanaf 2013 en dat zijn zus als zaakwaarnemer verplicht is om hierover verantwoording af te leggen. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn zus het beheer over de financiën van de ouders heeft gevoerd. De rechtbank concludeert dat de vader, tot zijn overlijden, zelf het beheer over zijn vermogen voerde en dat er geen verplichting bestaat voor de zus om rekening en verantwoording af te leggen. De vordering van de eiser wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd. De hoofdzaak wordt verwezen naar een rol voor akte aan de zijde van de eiser om zijn vordering nader te preciseren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/636181 / HA ZA 22-290
Vonnis in incident van 1 maart 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te Beusichem,
eiser in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat mr. W.J.M. van Ophuizen te Ochten,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Gorinchem,
gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
advocaat mr. K.A. Boshouwers te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende incidentele vorderingen, van 29 maart 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord in incident, met producties;
  • de conclusie van repliek in incident, met producties;
  • de conclusie van dupliek in incident, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident. Dit vonnis is een aantal malen aangehouden, omdat het dossier door een interne fout niet was toegedeeld aan de behandelend rechter.

2..Korte samenvatting van de hoofdzaak

2.1.
[eiser01] en [gedaagde01] zijn broer en zus. Op 18 december 2018 is hun vader, [naam01] (hierna: erflater), op 96-jarige leeftijd overleden. Op 7 april 2019 is hun moeder, [naam02] (hierna: erflaatster), op 94-jarige leeftijd overleden. Erflaatster woonde sinds 2013 gescheiden van erflater in een verzorgingstehuis vanwege dementie. Erflater woonde in een huurwoning in [plaats01] en heeft op zijn verzoek per 1 december 2018 in hetzelfde verzorgingstehuis een appartement aldaar betrokken. Erflater en erflaatster waren in gemeenschap van goederen gehuwd en hadden geen testament opgemaakt, zodat [eiser01] en [gedaagde01] gezamenlijk hun erfgenamen zijn. Zij hebben de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard. [eiser01] wil niet langer in de onverdeeldheid blijven en wil dat de nalatenschap verdeeld wordt. Er is echter nog onduidelijkheid over een aantal vermogensmutaties vanaf 2013. [eiser01] heeft daarom in de hoofdzaak gevorderd om de zaak aan te houden totdat op zijn vorderingen in incident is beslist en daaraan gevolg is gegeven althans na datum vonnis in incident de zaak op de rol te plaatsen, waarbij minimaal twee maanden in acht worden genomen teneinde [eiser01] in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te preciseren en/of zo nodig te wijzingen. In de dagvaarding heeft [eiser01] tevens aanspraak gemaakt op zijn legitieme portie, maar om ook die vordering te concretiseren heeft hij eveneens meer informatie nodig .

3..De beoordeling

3.1.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat na bestudering van de bankafschriften van erflater en erflaatster er in 2013 opmerkelijke contante geldopnamen zijn gedaan ten bedrage van in totaal € 11.085,- en dat er ook in de daaropvolgende jaren regelmatig geld contant is opgenomen en/of overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde01] . Totaal gaat het om een bedrag van € 33.912,40 in de periode van 2013 tot en met 2019. Deze opnames en transacties kunnen volgens [eiser01] niet door erflater en erflaatster zijn uitgevoerd, maar zijn door [gedaagde01] uitgevoerd. [gedaagde01] wil echter geen opheldering geven over de opnames en overboekingen. Evenmin wil zij overzicht geven van de door haar ontvangen schenkingen. [gedaagde01] is volgens [eiser01] aan te merken als zaakwaarnemer, zodat zij verplicht is rekening en verantwoording af te leggen. Subsidiair is [eiser01] van mening dat [gedaagde01] als deelgenoot gehouden is inzicht dan wel inlichtingen te geven in de vermogenstransactie waarbij ze betrokken is geweest en dat artikel 3:173 BW naar analogie moet worden toegepast. Meer subsidiair is [eiser01] van mening dat hij als legitimaris-erfgenaam recht heeft op informatie.
3.2.
[eiser01] vordert gelet hierop bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat [gedaagde01] over de periode 2013 tot en met 21 augustus 2019 rekening en verantwoording dient af te leggen met betrekking tot het vermogen van de ouders van partijen, in het bijzonder wat betreft de vermogensmutatie zoals opgesomd onder randnummer 31 van de dagvaarding, althans ter zake inlichtingen, een toelichting en/of onderbouwing middels verificatoire bescheiden dient te verstrekken alsmede een opgave te verstrekken van de jaarlijkse schenkingen van de ouders althans erflater aan [gedaagde01] . Tevens vordert [eiser01] dat [gedaagde01] wordt veroordeeld in de kosten van het incident, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
Rekening en verantwoording
3.3.
Volgens vaste rechtspraak kan een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording worden aangenomen indien tussen partijen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke de een jegens de ander (de rechthebbende) verplicht is om zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden. Een zodanige verhouding kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of ongeschreven recht. Er is in beginsel geen grond om rekening en verantwoording te vorderen als erflater beschikkingsbevoegd was – wat niet in geschil is – en zelf het beheer voerde.
3.4.
[gedaagde01] betwist dat zij beheer heeft gevoerd over de financiën van erflater en erflaatster. Volgens [gedaagde01] behartigde erflater zowel zijn eigen administratie en financiën als die van erflaatster en liet hij de aangifte voor de inkomstenbelasting invullen door een vrijwilliger en dus niet door [gedaagde01] . Ook ondertekende erflater volgens [gedaagde01] zelf zijn acceptgiro’s en heeft hij pas in de laatste jaren van zijn leven aan [gedaagde01] gevraagd om overboekingen voor hem te doen via internetbankieren, omdat de ING Bank toen voor het verwerken van acceptgiro’s kosten in rekening ging brengen. Erflater deed volgens [gedaagde01] zelf zijn boodschappen en andere huishoudelijke zaken. Pas vanaf de zomer van 2018 ging erflater lichamelijk achteruit en is [gedaagde01] erflater gaan helpen met het doen van boodschappen. [gedaagde01] betwist dat zij beschikte over de bankpas van erflaatster, want die was in bezit van erflater. Ook beschikte [gedaagde01] niet over een volmacht om rechtshandelingen voor erflater of erflaatster te verrichten. Volgens [gedaagde01] hield erflater zijn uitgaven zelf in de gaten aan de hand van papieren bankafschriften en was zij niet gemachtigd om over het banksaldo te beschikken.
3.5.
Het ligt gelet op de betwisting van [gedaagde01] op de weg van [eiser01] om te onderbouwen dat sprake is geweest van beheer door een ander dan erflater, namelijk door [gedaagde01] . De rechtbank is van oordeel dat [eiser01] tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde01] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Erflaatster was weliswaar dementerende en dus niet in staat om het beheer te voeren, maar partijen zijn het erover eens dat erflater tot zijn overlijden wel helder van geest was. Het enkele feit dat hij een hoge leeftijd had en niet ervaren was met het gebruik van computers dan wel internetbankieren, betekent niet dat hij niet zelf het beheer gevoerd kan hebben over zijn financiën en die van erflaatster.
3.6.
Volgens [eiser01] blijkt het beheer uit het feit dat [gedaagde01] de aangifte inkomstenbelasting voor erflater verzorgde. [eiser01] heeft dit echter onvoldoende onderbouwd. Zijn verwijzing naar de naheffingsaanslagen en de brief van Accon-AVM Adviseurs en accountants die zijn geadresseerd aan [gedaagde01] is daartoe onvoldoende, omdat [gedaagde01] onderbouwd heeft toegelicht dat de Belastingdienst na het overlijden van erflater in eerste instantie de brieven aan het woonadres van erflater heeft toegezonden (gericht aan de ‘Erven van [naam01] ’) en dat dit pas veranderde nadat [gedaagde01] haar adres als correspondentieadres had doorgegeven. Hieruit blijkt derhalve niet dat [gedaagde01] al betrokken was bij de belastingzaken van erflater voor zijn overlijden.
3.7.
[eiser01] stelt daarnaast dat [gedaagde01] de beschikking had over de bankpas van erflaatster (met volgnummer 12) en dat dit onderbouwt dat sprake was van beheer. [gedaagde01] heeft echter gemotiveerd betwist dat zij over de bankpas van erflaatster beschikte. Zij stelt, onderbouwd met stukken, dat zij ten tijde van de transacties van 11 augustus 2013 tot begin oktober 2013 in Spanje was, terwijl in die periode de transacties met de bankpas met het volgnummer 012 in Nederland zijn verricht, zodat zij niet de beschikking gehad kan hebben over de bankpas. De rechtbank is van oordeel dat het gelet hierop op de weg van [eiser01] had gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen dat [gedaagde01] wel over de bankpas van erflaatster beschikte. Dat heeft hij echter niet gedaan. Zijn enkele vermoeden dat [gedaagde01] over de bankpas van erflaatster beschikte, is onvoldoende om dit als vaststaand aan te nemen. Als daarnaast ervan zou worden uitgegaan dat [gedaagde01] over de bankpas van erflaatster beschikte en daarmee betalingen heeft verricht, dan is dat niet meteen gelijk te stellen aan beheer van het vermogen van erflater en erflaatster. De pinbetalingen zouden namelijk in opdracht van erflater kunnen zijn gedaan.
3.8.
[eiser01] stelt voorts dat [gedaagde01] erflater ondersteunde bij, vooral online, bankzaken en dat hieruit blijkt dat zij beheer voerde. Het enkele feit dat [gedaagde01] erflater ondersteunde bij het doen van zijn bankzaken, met name nadat de ING-bank kosten in rekening bracht voor het verwerken van acceptgiro’s, betekent echter niet dat sprake is van beheer. [gedaagde01] stelt namelijk dat zij slechts online overboekingen deed op verzoek van erflater en dat erflater door middel van het bestuderen van de papieren bankafschriften zelf zijn bankzaken in de gaten hield. In deze situatie kan niet geoordeeld worden dat [gedaagde01] het beheer voerde, want dat deed erflater zelf. Daarbij weegt mee dat erflater andere financiële handelingen ook zelf verrichte, zoals het doen van boodschappen, en hij volgens partijen tot zijn overlijden helder van geest was, zodat er geen reden is om te twijfelen dat hij zelf het beheer gevoerd heeft. [eiser01] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat erflater niet over papieren bankafschriften beschikte. Onbetwist is namelijk dat [gedaagde01] papieren bankafschriften heeft afgegeven bij de notaris. Niet valt in te zien hoe zij die tot haar beschikking kan hebben als erflater geen papieren bankafschriften had. [eiser01] heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Erflater had dus zelf inzicht in zijn bankzaken, zodat dit ook niet onderbouwt dat sprake was van beheer door [gedaagde01] .
3.9.
Ook als sprake zou zijn van een volmacht – wat niet het geval is, omdat de concept volmacht nooit is ondertekend door erflater – dan betekent het enkel verstrekken van een volmacht en de wens van erflater om zijn zaken door [gedaagde01] te laten behartigen niet dat sprake is van beheer, omdat daarvoor vast moet komen te staan dat van de volmacht gebruik is gemaakt.
3.10.
Gelet op het voorgaande moet daarom worden aangenomen dat erflater, weliswaar met enige hulp van [gedaagde01] , zelf het beheer over zijn vermogen voerde. Dit betekent dat toen erflater nog in leven was er geen sprake was van beheer door [gedaagde01] , zodat er op [gedaagde01] geen verplichting rust om rekening en verantwoording af te leggen over de periode vanaf 2013 tot het overlijden van erflater.
3.11.
Wat betreft de periode na het overlijden van erflater tot het moment dat [gedaagde01] tot bewindvoerster van erflaatster is benoemd (de periode van 18 december 2018 tot 4 maart 2019), is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde01] wel rekening en verantwoording dient af te leggen, omdat [gedaagde01] ook zelf stelt dat zij in die periode als zaakwaarnemer heeft opgetreden en onbetwist is dat erflaatster het beheer vanwege haar dementie niet zelf kon uitvoeren. [gedaagde01] heeft echter in haar conclusie van antwoord in incident rekening en verantwoording afgelegd voor de door [eiser01] gestelde opmerkelijke transacties in deze periode. Nu [eiser01] niet heeft gesteld dat er in deze periode nog meer opmerkelijke transacties zijn geweest, ziet de rechtbank geen reden om [gedaagde01] te verplichten nadere rekening en verantwoording af te leggen over deze periode
3.12.
De rechtbank merkt – ten overvloede – het volgende op. [eiser01] onderbouwt onvoldoende dat de vermogensmutaties die hij heeft opgesomd onder randnummer 31 van de dagvaarding opmerkelijk zijn. In 2013 zou het gaan om een zevental contante opname ten bedrage van in totaal € 11.085,-. Erflaatster was in 2013 weliswaar opgenomen in een verzorgingstehuis, maar [eiser01] heeft niet toegelicht waarom erflater deze bedragen niet kan hebben opgenomen. Ditzelfde geldt voor de contante opnamen in de jaren 2014, 2015 en 2016. Zeker als iemand vaak contante betalingen verrichtte en misschien een spaarpotje thuis bewaarde voor zijn begrafenis, is het niet zo vreemd dat wat grotere contante bedragen zijn opgenomen. Daarnaast beschikte erflater over de papieren bankafschriften, zodat ook als de contante opnames door [gedaagde01] gedaan zouden zijn – wat niet is komen vast te staan – erflater dit had kunnen zien en het op de weg van erflater gelegen om [gedaagde01] hierop aan te spreken. Niet geoordeeld kan worden dat hierdoor op [gedaagde01] een verplichting rust om rekening en verantwoording af te leggen. Ditzelfde geldt voor de volgens [eiser01] opmerkelijke overboekingen in 2018 en 2019 naar de bankrekening van [gedaagde01] . Zoals gezegd beschikte erflater over de papieren bankafschriften en had dus hierover bij [gedaagde01] navraag kunnen doen, als hij hierover vragen had of het hiermee oneens was. Niet gebleken is dat erflater dat gedaan heeft, zodat het ervoor moet worden gehouden dat hij hiermee heeft ingestemd.
3.13.
[gedaagde01] heeft in haar conclusie van antwoord in incident al tekst en uitleg gegeven over de opnames en overboekingen in de periode 2013-2018 waar zij kennis van draagt.
Het lijkt erop dat [eiser01] bezwaar maakt tegen de verklaringen die [gedaagde01] heeft gegeven voor de gedane bestedingen, maar gelet op de omstandigheid dat erflater wilsbekwaam was, moet worden aangenomen dat hij met de bestedingen heeft ingestemd. De rechtbank gaat daarom aan die bezwaren voorbij en komt aan een inhoudelijke bespreking daarvan niet toe.
3.14.
Gelet op wat hiervoor is overwogen zal de vordering in incident worden afgewezen die ziet op het afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde01] , althans het verstrekken van inlichtingen, een toelichting en/of onderbouwing ter zake middels verificatoire bescheiden.
Schenkingen
3.15.
[eiser01] vordert daarnaast dat [gedaagde01] een opgave dient te verstrekken van de jaarlijkse schenkingen van hun ouders althans van erflater aan [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft in haar conclusie van antwoord in incident een opgave gedaan van de door haar ontvangen schenkingen, zodat zij aan dit verzoek van [eiser01] heeft voldaan en er geen reden meer is om dit bij incident toe te wijzen. In de hoofdzaak zal deze opgavet nader aan de orde kunnen komen.
Proceskosten in incident
3.16.
Gelet op de familiaire relatie tussen partijen ziet de rechtbank voldoende aanleiding om de proceskosten van het incident tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Hoofdzaak
3.17.
In de hoofdzaak heeft [eiser01] om verdeling gevorderd, maar hij heeft zijn vordering in het petitum van de dagvaarding niet gepreciseerd in afwachting van het vonnis in incident. De rechtbank zal de zaak daarom desgevraagd verwijzen naar de rol van 19 april 2023 voor akte aan de zijde van [eiser01] , zodat [eiser01] zijn vordering nader kan preciseren dan wel aan passen. Pas als deze akte is genomen, zal [gedaagde01] in de gelegenheid worden gesteld om een conclusie van antwoord te nemen.

4..De beslissing

De rechtbank
in incident
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak naar de rol van
26 april 2023voor akte aan de zijde van [eiser01] ;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.
3120