ECLI:NL:RBROT:2023:2406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
FT EA 23/131 / FT EA 23/132
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopige voorziening in het kader van een moratorium op basis van de Faillissementswet

In deze zaak heeft verzoekster op 3 februari 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw), waarin zij verzocht om een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft op 6 februari 2023 de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 2 maart 2023. Tijdens de zitting op 2 maart 2023 is verzoekster verschenen, terwijl verweerster, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen. Verzoekster heeft ter zitting aanvullende stukken overgelegd en verklaard dat zij inmiddels twee banen heeft en in staat is om de lopende huurtermijnen te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster voldoende inkomsten heeft om aan haar verplichtingen te voldoen en dat er sprake is van een bedreigende situatie door het vonnis van 29 december 2022 tot ontruiming van haar woning. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster zwaarder laten wegen dan die van verweerster en heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 9 maart 2023
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 3 februari 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 6 februari 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 2 maart 2023.
De advocaat van verzoekster heeft de rechtbank op 1 maart 2023 aanvullende stukken toegezonden.
Ter zitting van 2 maart 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw mr. A. Ekkel, werkzaam bij JAW advocaten (hierna: advocaat);
[verweerster], gevestigd te Heerde (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
Verzoekster heeft ter zitting van 2 maart 2023 aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 29 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
De advocaat van verzoekster heeft de rechtbank op 1 maart 2023 aanvullende stukken toegezonden. Uit de overgelegde toekenningsbeslissing blijkt dat ‘Stroomopwaarts’ schuldhulpverlening heeft toegekend aan verzoekster.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij inmiddels twee banen heeft. Zij werkt bij de Zonnestudio waar zij ongeveer € 1.240,00 netto per maand verdient. Daarnaast werkt zij bij Thuiszorg, hier verdient zij ongeveer € 1.300,00 euro netto per maand. Verzoekster heeft verder ter zitting verklaard de huur vanaf december 2022 tot en met heden te hebben betaald. In december 2022 heeft zij dubbele huur betaald. Daarmee heeft verzoekster ook de huur van november 2022 betaald. Verzoekster heeft ter zitting een bankafschrift overgelegd waaruit blijkt dat de huur van maart 2023 is betaald.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 29 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 5 januari 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 9 februari 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 29 december 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster de huur vanaf november 2022 heeft betaald. Verzoekster heeft daarnaast een bankafschrift overgelegd waaruit blijkt dat de huur van maart 2023 is betaald. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is bovendien voldoende naar voren gekomen dat verzoekster over voldoende inkomsten beschikt om de lopende huurtermijnen te betalen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 29 december 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur
van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat de schuldhulpverlener die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.