ECLI:NL:RBROT:2023:2362

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
10/012188-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Opzettelijk brand stichten en diefstal door verminderd toerekeningsvatbare verdachte met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van opzettelijk brand stichten en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 augustus 2021 in een flat in Rotterdam brand heeft gesticht door lucifers te gebruiken, wat leidde tot de verbranding van een scootmobiel en gemeen gevaar voor de flat en haar bewoners. De verdachte heeft de feiten bekend, maar zijn verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de brandstichting, omdat er geen direct bewijs was dat hij de brand heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft echter op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen geconcludeerd dat de verdachte de brand heeft aangestoken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en psychische stoornissen. De rechtbank heeft een jeugddetentie opgelegd van 63 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden zoals behandeling door een psychiater en toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, Welzorg Nederland, toegewezen, waarbij de verdachte € 272,50 aan schadevergoeding moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/012188-22
Datum uitspraak: 16 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 16 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 63 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering – feit 2 (diefstal)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering – feit 1 (brandstichting)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit. Het staat vast dat de verdachte op de dag van de brand twee keer in de flat op de [locatie01] is geweest en dat hij op verschillende verdiepingen lucifers heeft ontstoken. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld wat er is gebeurd op die verdiepingen. De conclusie van het forensisch onderzoek is dat niet kan worden vastgesteld hoe en waar de brand is ontstaan, zodat niet vaststaat dat de brand door het aansteken van een lucifer is ontstaan. Daarnaast kan op basis van de beelden niet worden vastgesteld dat de verdachte met een aansteker in de lift is gestapt. Volgens de verdediging is er geen bewijs voorhanden dat de verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht. Er zijn andere oorzaken denkbaar. Zo kan de brand een natuurlijke oorzaak hebben of kan een bewoner uit de flat de scootmobiel hebben aangestoken.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting kan worden vastgesteld dat op 22 augustus 2021 in de lifthal op de tweede etage van de flat, gelegen aan de [locatie01] , een brand heeft gewoed. De politie kreeg om 09:10 uur een melding van deze brand. De verdachte heeft verklaard dat hij die ochtend rond 07:30 uur en 09:00 uur op verschillende verdiepingen van de flat is geweest en dat hij lucifers bij zich had. Ook heeft hij zichzelf op de camerabeelden van de flat herkend.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht. De rechtbank acht hierbij de volgende omstandigheden van belang.
Op basis van de camerabeelden van de flat stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de ochtend van de brand met de lift van de zevende verdieping naar de derde verdieping is gegaan en om 09:05 uur weer in de lift op de tweede verdieping is gestapt. Dit tijdstip is vijf minuten voordat de melding bij de politie over de brand is gedaan. De rechtbank stelt op basis van de camerabeelden ook vast dat de verdachte de laatste persoon is geweest die de tweede verdieping, zijnde de etage waar de brand heeft gewoed, met de lift heeft verlaten. Verder acht de rechtbank van belang dat de verdachte veel lucifers bij zich had en al in de ochtend daarmee in en rondom de flat bezig was. Rond half acht ’s ochtends is namelijk door getuige [getuige01] gezien dat de verdachte een doosje lucifers voor de portiek van de flat in brand stak. Ook zijn er op de verschillende verdiepingen waar de verdachte is geweest zowel ontstoken als niet ontstoken lucifers gevonden. Ook in de omgeving van de brand is een grote hoeveelheid lucifers aangetroffen. Hoewel de exacte plaats van het ontstaan van de brand op basis van het forensisch onderzoek niet kan worden vastgesteld, acht de verbalisant die het forensisch onderzoek heeft verricht, gelet op de grote hoeveelheid lucifers in de omgeving van de brand, het zeker mogelijk dat de kunststof onderdelen van de scootmobiel met lucifers tot ontbranding zijn gebracht. Aangezien de verdachte voorafgaand aan de brand in en rondom de flat lucifers heeft ontstoken en als enige kort voor het ontstaan van de brand is gezien op de tweede etage van de flat, de etage waar de brand heeft gewoed, is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die de brand heeft veroorzaakt. De rechtbank ziet geen enkele aanwijzing om een geloofwaardig ander scenario aan te nemen.
De brand heeft ertoe geleid dat een scootmobiel is verbrand. Als gevolg van de brand is er voorts gemeen gevaar voor de voornoemde flat en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen ontstaan.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 22 augustus 2021 te Rotterdam opzettelijk
brand heeft gesticht in een flat gelegen aan de [locatie01] , door (met gebruikmaking
van een brandende lucifer ) open vuur in aanraking te brengen met een scootmobiel,
ten gevolge waarvan die scootmobiel geheel is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde flat, en levensgevaar voor bewoners en aanwezigen in voornoemde flat
en
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners en aanwezigen in
voornoemde flat, te duchten was.
2.
hij op 22 oktober 2021 te Rotterdam
een scootmobiel, die geheel aan [slachtoffer01] , toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

2.diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Op 22 augustus 2021 heeft de verdachte een scootmobiel in een portiek van een flat in brand gestoken. Als gevolg van deze brand heeft de verdachte een groot gevaar voor de flat en de bewoners van de flat veroorzaakt. Er is een enorme rookontwikkeling ontstaan en er zijn bewoners van de flat geëvacueerd. Meerdere bewoners hebben rookvergiftiging opgelopen en twee bewoners moesten zelfs naar het ziekenhuis worden vervoerd voor nadere controle. Gelukkig is het daarbij gebleven, want het had veel erger kunnen aflopen. Brandstichting is zeer gevaarlijk, omdat het tot oncontroleerbare en snel uit de hand lopende situaties kan leiden. Daarnaast is in de portiek op de tweede etage brandschade ontstaan aan het portiek. De kosten voor het herstellen van deze schade bedragen ruim € 30.000,-.
Daarnaast heeft de verdachte op 22 oktober 2021 een scootmobiel van zijn buurman gestolen. De verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen. De rechtbank neemt de verdachte deze ernstige feiten zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psycholoog dhr. [psycholoog01]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
8 juni 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft een licht verstandelijke beperking en een psychische stoornis in de vorm van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Ook heeft hij een stoornis in cannabisgebruik en een psychotische stoornis door cannabis. De psychotische stoornis door cannabis is in remissie door medicatie. De verdachte is niet in staat om de gevolgen van zijn gedrag te overzien en heeft moeite om te bedenken dat zijn gedrag consequenties heeft voor zichzelf en voor anderen. Hierdoor bestaat er een verhoogd risico op impulsief gedrag. De gedragsstoornis uit zich in weglopen, zich niet houden aan afspraken, liegen en een beperkt ontwikkeld geweten. Zonder toezicht is het geweten van de verdachte niet krachtig genoeg om zijn impulsen of drang te remmen. De drang om cannabis te gebruiken, kan de impulsen stuwen en risicovol gedrag oproepen.
Met betrekking tot de diefstal kan worden vastgesteld dat de verdachte niet heeft nagedacht over de gevolgen daarvan. Hij werd niet geremd door zijn beperkte geweten en hij kreeg geen schuldgevoelens achteraf. Het is onduidelijk of de verdachte toen onder invloed was van cannabis. De psycholoog adviseert om de diefstal in verminderde mate toe te rekenen. Met betrekking tot de brandstichting kunnen geen specifieke verbanden tussen de diagnoses en het ten laste gelegde worden vastgelegd vanwege de ontkenning door de verdachte en het ontbreken van een goede delictsanalyse.
De persoonlijke factoren, zoals de licht verstandelijke beperking, impulsiviteit, beïnvloedbaarheid, omgang met delinquente leeftijdsgenoten, het middelengebruik en het beperkte ontwikkelde geweten, vergroten de kans op recidive. Er zijn weinig beschermende factoren aanwezig. Indien deze omstandigheden gelijk blijven, is er sprake van matig tot hoog risico op recidive. De problematiek van de verdachte bevindt zich op het snijvlak van drie sectoren, namelijk de verstandelijke gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de forensische zorg. De psycholoog vindt een beschermende woonvorm met 24-uurs begeleiding nodig, naast een toezicht op het gebruik van cannabis en toewerken naar abstinentie en psychiatrische consults gericht op het juiste medicatievoorschrift.
De psycholoog adviseert een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden, zoals een klinische opname, een ambulante behandelverplichting in de verslavingszorg en een verbod op het gebruik van cannabis naast een jeugdreclasseringstoezicht. Daarbij kan gedacht worden aan het gelijktijdig of opeenvolgend inzetten van de wet Zorg en Dwang, zodat langdurige zorg gericht op de ontwikkeling en ondersteuning van de verdachte beter kan worden geregeld en daarmee ook de samenleving beter kan worden beschermd tegen de gevolgen van zijn impulsieve gedrag.
De jeugdreclasseringheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 januari 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte verblijft sinds juli 2022 bij zijn moeder thuis, nadat hij een lange tijd op een gesloten groep van Schakenbosch heeft verbleven. In januari 2023 zijn de verdachte en zijn moeder verhuisd naar Tiel. De afgelopen maanden is er een positieve ontwikkeling zichtbaar. De verdachte doet zijn best om de afspraken na te komen, houdt goed contact met zijn begeleiders en houdt zich aan de regels zowel thuis als op zijn werk. Er zijn twee ambulante medewerkers van Lotus Zorg Professionals ingezet om de verdachte te ondersteunen in de thuissituatie.
De afgelopen maanden is de verdachte van maandag tot en met donderdag structureel naar zijn werk/stage gegaan bij een fietsenmaker. De verdachte heeft in december 2022 met succes zijn traject afgerond en een certificaat behaald. Op vrijdag ging de verdachte samen met begeleiding naar een (snuffel)stage bij een restaurant in Rotterdam, waar hij de boodschappen deed of schoonmaakte. De verdachte vindt het lastig om alleen activiteiten te ondernemen. Hij heeft begeleiding nodig om een goede invulling aan zijn dag te geven en om hem te motiveren om naar zijn werk te gaan en actief te blijven. De jeugdreclassering probeert te realiseren dat de huidige ambulante begeleiding wordt voortgezet in de nieuwe woonplaats van de verdachte en dat een passende dagbesteding of werk in een fietsenzaak wordt gevonden. Voorkomen moet worden dat de verdachte een terugval krijgt in zijn gedrag en drugsgebruik.
De afgelopen tijd heeft de verdachte minder cannabis dan voorheen gebruikt. Hij zit beter in zijn vel. Ook gebruikt de verdachte geen medicatie meer. Het is belangrijk dat hij in Tiel in gesprek gaat met een psychiater om zo mogelijke psychoses op tijd te kunnen voorkomen. Het is positief dat de verdachte open staat voor deze gesprekken.
De jeugdreclassering adviseert een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Anders dan de psycholoog is de jeugdreclassering van mening dat een klinische setting niet langer passend is.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 februari 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het algemene recidiverisico is hoog. De risicofactoren zijn de kindeigen factoren, zoals de verstandelijke beperking, de psychische problematiek in combinatie met zijn middelengebruik. De beschermende factoren zijn de relatie met zijn moeder, de bereidheid om mee te werken met de hulpverlening en het vertrouwen in de begeleiding die hij wat langer kent. De Raad vindt, ondanks de ernst van de feiten, een voorwaardelijke werkstraf het meest passend. Een plaatsing in een JJI kan de verdachte angstig maken vanwege een nieuwe omgeving, nieuwe jongeren en hem beïnvloedbaar maken. Net als de jeugdreclassering vindt de Raad een klinische opname, gezien de huidige ontwikkeling van de verdachte, niet meer passend. De verdachte heeft de afgelopen maanden voldoende gehad aan de begeleiding van zijn moeder, de ambulante hulpverleners en de jeugdreclassering. Hij lijkt zich langzaam steeds meer naar zelfstandigheid te ontwikkelen. De Raad adviseert als bijzondere voorwaarde een ambulante behandelverplichting bij een psychiater. De verdachte kan met de psychiater kijken of medicatie noodzakelijk is, zijn middelengebruik bespreken en kunnen de zorgsignalen die wijzen op psychoses sneller worden waargenomen. Een verbod op het gebruik van cannabis is niet haalbaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting ter aanvulling op het rapport verklaard dat de verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij stelt zich begeleidbaar op, loopt niet weg en staat open voor de afspraken. De jeugdreclassering hoopt dat de huidige begeleiding kan worden voortgezet in de nieuwe woonplaats van de verdachte, hoewel de financiering nog niet rond is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusies van de psycholoog worden gedragen door zijn bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten de diefstal, acht de rechtbank de verdachte voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar. Hoewel de psycholoog ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde brandstichting geen advies heeft gegeven over de toerekenbaarheid, acht de rechtbank de verdachte ook voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar, gezien de bevindingen van de psycholoog over de persoon van de verdachte alsmede het korte tijdsverloop tussen de feiten 1 en 2.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke jeugddetentie achterwege te laten. Hoewel dit ook is geadviseerd door de Raad en de jeugdreclassering ziet de rechtbank, net als de officier van justitie, hier geen aanleiding voor, met name gelet op de ernst van de brandstichting en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf ook rekening gehouden met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij stelt de rechtbank vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met bijna twee maanden. Gelet op de positieve ontwikkeling van de verdachte, zal de rechtbank een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd, zoals geadviseerd door de Raad en de jeugdreclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden, te weten een jeugddetentie voor de duur van 63 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd. Aan de jeugdreclassering zal opdracht worden gegeven tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De verdachte heeft zich (onder meer) schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting. Gelet op de ernst van dit feit en de rapportages van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat de verdachte een licht verstandelijke beperking en een psychische stoornis heeft en het recidiverisico hoog is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Ook is het van belang dat de verdachte gelijk kan starten met de geadviseerde behandeling en verder kan gaan met de begeleiding van de jeugdreclassering. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Welzorg Nederland, ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 272,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering is voldoende onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 augustus 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 272,50, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 63 (drieënzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering, te Amsterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een psychiater of een nader te bepalen instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Welzorg Nederland, te betalen een bedrag van
€ 272,50 (zegge: tweehonderdtweeënzeventig euro en vijftig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 272,50(hoofdsom,
zegge: tweehonderdtweeënzeventig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Amperse, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. K.T.F. Chocolaad-de Bos en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2023.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 augustus 2021 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een flat gelegen aan de [locatie01] , door (met gebruikmaking van een brandende lucifer en/of een brandende aansteker) open vuur in aanraking te brengen met een scootmobiel,
althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die scootmobiel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde flat en/of naastgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor een of meer bewoners en/of aanwezigen in voornoemde flat en/of naastgelegen woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners en/of aanwezigen in voornoemde flat en/of naastgelegen woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 22 oktober 2021 te Rotterdam een scootmobiel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.