Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 6 maart 2023, met producties;
- de namens Qua Wonen toegezonden stukken uit de bodemprocedure;
- de pleitnota van Qua Wonen.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
697,00
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser, [eiser01], schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter van 9 december 2022, waarin de huurovereenkomst met de Stichting Qua Wonen is ontbonden en eiser is veroordeeld tot ontruiming van de woning. Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, en de ontruiming is aangezegd voor 20 maart 2023. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 maart 2023, waarbij zowel eiser als zijn echtgenote, alsook de advocaten van beide partijen aanwezig waren.
De voorzieningenrechter overweegt dat de uitvoerbaarheid bij voorraad in het eerdere vonnis niet gemotiveerd is, wat betekent dat er een belangenafweging moet plaatsvinden. Eiser stelt dat zijn echtgenote van rechtswege medehuurder is geworden en dat zij groot belang hebben bij het behoud van de woning, omdat zij geen alternatieve woonruimte hebben. Qua Wonen daarentegen voert aan dat zij de woning nodig heeft voor een andere huurder die op de wachtlijst staat en dat er sprake is van wangedrag van eiser.
Na afweging van de belangen komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de belangen van eiser en zijn echtgenote zwaarder wegen dan die van Qua Wonen. De voorzieningenrechter schorst daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 december 2022 totdat het gerechtshof in hoger beroep heeft beslist. Qua Wonen wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.140,14.