ECLI:NL:RBROT:2023:2322

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
C/10/652302 / KG ZA 23-96
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van huurwoning met belangenafweging tussen huurder en verhuurder

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser, [eiser01], schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter van 9 december 2022, waarin de huurovereenkomst met de Stichting Qua Wonen is ontbonden en eiser is veroordeeld tot ontruiming van de woning. Eiser heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, en de ontruiming is aangezegd voor 20 maart 2023. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 maart 2023, waarbij zowel eiser als zijn echtgenote, alsook de advocaten van beide partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat de uitvoerbaarheid bij voorraad in het eerdere vonnis niet gemotiveerd is, wat betekent dat er een belangenafweging moet plaatsvinden. Eiser stelt dat zijn echtgenote van rechtswege medehuurder is geworden en dat zij groot belang hebben bij het behoud van de woning, omdat zij geen alternatieve woonruimte hebben. Qua Wonen daarentegen voert aan dat zij de woning nodig heeft voor een andere huurder die op de wachtlijst staat en dat er sprake is van wangedrag van eiser.

Na afweging van de belangen komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de belangen van eiser en zijn echtgenote zwaarder wegen dan die van Qua Wonen. De voorzieningenrechter schorst daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 december 2022 totdat het gerechtshof in hoger beroep heeft beslist. Qua Wonen wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.140,14.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/652302 / KG ZA 23-96
Vonnis in kort geding van 17 maart 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te Krimpen aan den IJssel,
eiser,
advocaat mr. V.T.E. Kuijpers te Capelle aan den IJssel,
tegen
STICHTING QUA WONEN,
gevestigd te Bergambacht,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. Remmelts te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser01] en Qua Wonen genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 6 maart 2023, met producties;
  • de namens Qua Wonen toegezonden stukken uit de bodemprocedure;
  • de pleitnota van Qua Wonen.
1.2.
De mondeling behandeling heeft op 14 maart 2023 plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiser01] en zijn echtgenote, [naam01] , mr. Kuijpers, mr. Remmelts en twee medewerkers van Qua Wonen, de heren [naam02] en [naam03] .

2..De feiten

2.1.
Met ingang van 14 mei 2019 huurt [eiser01] van Qua Wonen een woning, gelegen te [plaats01] aan het adres [adres01] (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
Bij eindvonnis van de kantonrechter van 9 december 2022 (zaaknummer 8918790 \ CV EXPL 20-45157) is de huurovereenkomst tussen [eiser01] en Qua Wonen ontbonden en is [eiser01] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
2.3.
Op 5 januari 2023 heeft [eiser01] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. De eerste roldatum is op 28 maart 2023.
2.4.
De ontruiming van het gehuurde is aangezegd tegen 20 maart 2023.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 december 2022, totdat het gerechtshof eindarrest heeft gewezen, met veroordeling van Qua Wonen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Qua Wonen voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt in een executiegeschil is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een daartegen ingesteld rechtsmiddel, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en de daaraan ten grondslag liggende vastgestelde feiten en oordelen. De kans van slagen van het aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, tenzij sprake is van een kennelijke misslag. Wanneer de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die zich na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die volgens eiser rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken. Wanneer de beslissing ten aanzien van de uitvoerbaarheid niet is gemotiveerd, moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dat dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist.
4.2.
[eiser01] stelt dat zijn echtgenote van rechtswege medehuurder van de woning is geworden, omdat zij op 17 mei 2021 met elkaar zijn getrouwd. [eiser01] en zijn vrouw hebben groot belang bij behoud van de woning, omdat zij op korte termijn geen zicht hebben op vervangende woonruimte. Ook is van belang dat de echtgenote van [eiser01] haar werk volledig vanuit huis uitvoert. Volgens [eiser01] prevaleert zijn belang bij behoud van de woning totdat in hoger beroep is beslist, boven het belang van Qua Wonen.
4.3.
Qua Wonen voert als verweer aan dat haar belang bij de ontruiming van het gehuurde groter is, omdat Qua Wonen de wachtlijst voor mensen die op zoek naar een sociale huurwoning, wil terugdringen. Na ontruiming van het gehuurde door [eiser01] kan de woning worden verhuurd aan iemand die al (lang) op de wachtlijst staat. Ook stelt Qua Wonen dat zij woningen passend moet toewijzen en dat de onderverhuur door [eiser01] dit doorkruist. Tot slot voert Qua Wonen aan dat zij wil optreden tegen wangedrag van huurders.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De uitvoerbaarheid bij voorraad is in het vonnis van 9 december 2022 niet gemotiveerd, zodat de onder 4.1 bedoelde belangenafweging moet worden gemaakt. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de belangen van Qua Wonen dat er een tekort aan woningen is, dat zij de wachtlijsten wenst terug te dringen en dat zij woningen passend dient toe wijzen aan huurders, niet opwegen tegen het belang van [eiser01] en zijn echtgenote bij behoud van de woning totdat in hoger beroep is beslist. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.5.
In de bodemprocedure is de positie van de echtgenote van [eiser01] als wettelijk medehuurder van het gehuurde niet betrokken. In deze procedure rijst de vraag of het vonnis van 9 december 2022 ook kan worden geëxecuteerd jegens de echtgenote van [eiser01] en dus of de echtgenote van [eiser01] op basis van het vonnis ook kan worden ontruimd. De positie van de echtgenote van [eiser01] is van belang, omdat zij ter zitting heeft aangegeven thans werkzaam te zijn voor de Belastingdienst en haar werkzaamheden volledig vanuit huis verricht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit niet alleen een belang van zijn echtgenote, maar ook van [eiser01] zelf. [eiser01] heeft voorts aannemelijk gemaakt dat op korte termijn geen alternatieve woonruimte voorhanden is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [eiser01] en zijn echtgenote, mede in verband met het werk van de echtgenote, zwaarder weegt dan het belang van Qua Wonen om op korte termijn tot ontruiming over te gaan. De gestelde tekortkoming dateert uit 2019, op grond waarvan een verder uitstel van een ontruiming voorshands niet erg bezwaarlijk wordt geacht, nu door het tijdsverloop de signaalfunctie waarop Qua Wonen zich beroept, minder relevant lijkt. Bij de belangenafweging speelt ook een rol dat niet is gesteld of gebleken van andere tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst door [eiser01] (en zijn echtgenote). Tot slot weegt mee dat een (gedwongen) ontruiming, gevolgd door verhuur van het gehuurde aan derden (wat in dit geval wel in de rede ligt), feitelijk leidt tot een onomkeerbare situatie.
4.6.
Het voorgaande betekent dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 december 2022 wordt geschorst, totdat het gerechtshof Den Haag eindarrest heeft gewezen. De voorzieningenrechter gaat er wel vanuit dat door beide partijen voortvarend geprocedeerd zal worden, zodat voor beide partijen zo spoedig mogelijk duidelijk wordt of [eiser01] de woning wel of niet kan behouden.
4.7.
Qua Wonen wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser01] worden begroot op:
- betekening dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
697,00
Totaal € 1.140,14

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 9 december 2022 (zaaknummer 8918790 \ CV EXPL 20-45157), tot en met de datum waarop het gerechtshof Den Haag in het hoger beroep eindarrest wijst,
5.2.
veroordeelt Qua Wonen in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot op heden begroot op € 1.140,14,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes. Het is ondertekend door mr. P. de Bruin, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.3608/676