ECLI:NL:RBROT:2023:2268

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
C/10/488101 / HA RK 15-943
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van leden van de voorlopige commissie van schuldeisers in het faillissement van Royal Imtech N.V.

Op 15 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in het faillissement van Royal Imtech N.V. In deze beschikking zijn twee nieuwe leden benoemd voor de voorlopige commissie van schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de regeling van artikel 74 van de Faillissementswet (oud) van toepassing is, en dat de commissie uit één tot drie leden kan bestaan. De rechters-commissarissen hebben het UWV en Trane Netherlands B.V. voorgedragen als nieuwe leden. De rechtbank heeft echter besloten om het UWV en Rabobank (in haar hoedanigheid van RCF Agent) te benoemen, waarbij de rechtbank het belang van een divers samengestelde commissie benadrukt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de leden van de commissie voldoende kennis en kunde moeten hebben om de curatoren te adviseren over de afwikkeling van het faillissement. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/488101 / HA RK 15-943
Beschikking van 15 maart 2023
in het faillissement van
de naamloze vennootschap
ROYAL IMTECH N.V.,
laatstelijk statutair gevestigd in Rotterdam,
curatoren mrs. J.G. Princen en P.J. Peters.
Royal Imtech N.V. wordt hierna ‘Royal Imtech’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Bij beschikking van 17 maart 2016 heeft de rechtbank het verzoek van (de rechtsvoorganger van) Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank ) tot het benoemen van een voorlopige commissie van schuldeisers in het faillissement van Royal Imtech (hierna: de commissie) toegewezen en The Prudential Insurance Company of America (hierna: Pica), VolkerWessels Stevin N.V. (hierna: VolkerWessels) en de Belastingdienst (hierna: de Ontvanger) benoemd als leden van de commissie.
1.2.
Bij beschikking van 6 januari 2023 zijn VolkerWessels en de Ontvanger, zoals door hen verzocht, ontheven van hun functie als leden van de commissie en zijn de rechters-commissarissen in de gelegenheid gesteld om een voordracht te doen als bedoeld in artikel 74 lid 2 Fw (oud).
1.3.
De rechters-commissarissen hebben een voordracht op grond van artikel 74 lid 2 Fw (oud) gedaan. Vervolgens zijn alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om bij akte op de voordracht van de rechters-commissarissen te reageren. De curatoren, de Garantieverstrekkers, Pica en Rabobank (in haar hoedanigheid van RCF Agent) hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
1.4.
Ten slotte is de beschikking bepaald op vandaag.

2..De beoordeling

De voordracht van de rechters-commissarissen.

2.1.
De rechters-commissarissen hebben twee crediteuren voorgedragen die zich beschikbaar hebben verklaard om plaats te nemen in de commissie: het UWV en Trane Netherlands B.V. (hierna: Trane). Het UWV heeft een preferente schuldvordering van € 644.938,00 ingediend, afgezien van een boedelvordering van € 2.115.355,00, en Trane heeft een vordering ingediend van € 353.800,00. De rechters-commissarissen zouden graag zien dat de rechtbank het UWV benoemt, omdat het UWV - net als de Ontvanger - kan worden gezien als vertegenwoordiger van een meer algemeen, maatschappelijk schuldeisersbelang, wat zal bijdragen aan een evenwichtige en uitgebalanceerde adviesrol van de commissie. Daar komt bij dat het UWV een preferente schuldeiser is en dus ook de positie van de preferente schuldeisers kan vertegenwoordigen. Daarnaast zou in de opvatting van de rechters-commissarissen Trane moeten worden benoemd, omdat daarmee ook de positie van de (kleinere) concurrente schuldeisers wordt vertegenwoordigd. Deze rol werd voorheen vervuld door VolkerWessels totdat zij van haar functie werd ontheven.
2.2.
Gelet op de eerder door Rabobank uitgesproken bereidheid om lid te worden van de commissie (waarbij zij voorstelt zich te laten vertegenwoordigen door [naam01] ), hebben de rechters-commissarissen opgemerkt dat zij er geen voorstander van zijn dat Rabobank naast Pica wordt benoemd als lid van de commissie. Aan de ene kant omdat de rechters-commissarissen er belang aan hechten dat de samenstelling van de commissie - gelet op alle bij de boedel betrokken belangen - voldoende evenwichtig is en dat ook de relatief kleinere schuldeisers vertegenwoordigd zijn en aan de andere kant omdat, als het tot een Pauliana-procedure zou komen, naar verwachting zowel Pica als Rabobank gedaagden zullen zijn en het in dat geval slechts één lid van de commissie vrij zou staan de adviesrol in deze kwestie te vervullen. De rechters-commissarissen hebben er echter geen bezwaar tegen, als dat aan de orde zou zijn, dat Rabobank de plaats van Pica in de commissie zou innemen.
Het oordeel van de rechtbank.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat de regeling van artikel 74 van de Faillissementswet, zoals die gold tot 1 januari 2019 (‘Fw (oud)’), van toepassing is (artikel V van de Wet modernisering faillissementsprocedure). Op grond van artikel 74 Fw (oud) kan de commissie uit één tot drie leden bestaan. De rechtbank zal daarom twee nieuwe leden benoemen die zullen plaatsnemen in de commissie, zodat de commissie weer uit drie leden bestaat en voltallig is. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan de suggestie van de Garantieverstrekkers om meer dan twee nieuwe leden te benoemen. De tekst van artikel 74 Fw (oud) biedt daarvoor immers, anders dan het sinds 1 januari 2019 geldende artikel 74 Fw, geen ruimte en niet is gebleken van zwaarwegende belangen om desondanks aan te sluiten bij de huidige regeling. Verder merkt de rechtbank op dat het ontslag of de vervanging van Pica niet aan de orde is. Pica blijft dus lid van de commissie.
2.4.
De rechtbank constateert dat, naast de twee door de rechters-commissarissen voorgedragen crediteuren, nog één andere crediteur heeft verklaard bereid te zijn in de commissie plaats te nemen: Rabobank (in haar hoedanigheid van RCF Agent). De rechtbank beschouwt Rabobank als een van de kandidaten voor de vervulling van de in de commissie ontstane vacatures. Daaraan staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg dat de rechters-commissarissen Rabobank niet hebben voorgedragen als mogelijk nieuw lid. Dit geldt in dit geval, omdat de rechters-commissarissen slechts twee andere crediteuren hebben voorgedragen, terwijl artikel 74 lid 2 Fw (oud) uitgaat van een voordracht van een dubbeltal kandidaten voor iedere vrijgevallen plaats in de commissie (en in dit geval dus in totaal vier kandidaat-leden). Op dit tekort aan voorgedragen kandidaat-leden is door een aantal belanghebbenden ook gewezen. Gelet op de omstandigheden dat de rechters-commissarissen hebben verklaard dat het lastig was om kandidaten te vinden voor de voordracht voor de opengevallen posities in de commissie en dat op eerdere oproepingen in de faillissements-verslagen en een oproep in landelijke dagbladen weinig respons was gekomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechters-commissarissen in de gelegenheid te stellen om de voordracht aan te vullen. Dit geldt ook omdat hiermee enige tijd zal zijn gemoeid en dit acht de rechtbank gelet op de in de komende tijd te verwachten belangrijke ontwikkelingen in het faillissement niet wenselijk. De rechtbank zal op grond van het voorgaande dan ook uitgaan van drie kandidaat-leden: het UWV, Trane en Rabobank .
2.5.
De rechtbank onderschrijft het belang van een divers samengestelde commissie, die een evenwichtige vertegenwoordiging vormt van de verschillende typen bij het faillissement van Royal Imtech betrokken schuldeisers. Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat het (zeker in dit stadium van de afwikkeling van het faillissement) de voorkeur heeft dat de leden van de commissie voldoende kennis en kunde in huis hebben om de curatoren te adviseren over de algehele afwikkeling van het (complexe) faillissement en de lopende procedures en dat zij inhoudelijk een voldoende stevige gesprekspartner voor de curatoren zijn. Gelet hierop gaat de rechtbank over tot de benoeming van de volgende leden.
2.6.
De rechtbank zal in de eerste plaats het UWV als lid van de commissie benoemen. Met de rechters-commissarissen is de rechtbank van oordeel dat het UWV een breder (ook maatschappelijk) belang vertegenwoordigt, zoals de Ontvanger dat ook heeft gedaan. Vanuit haar positie zal het UWV wellicht een andere kijk op vraagstukken in het faillissement hebben dan de voornamelijk commerciële schuldeisers, wat de discussie tussen de leden in de commissie en de advisering aan de curatoren kan bevorderen. Bovendien kan het UWV de preferente crediteuren vertegenwoordigen. Tot slot heeft het UWV verklaard dat hij bereid is om in de commissie plaats te nemen en heeft geen van de belanghebbenden bedenkingen geuit tegen de benoeming van het UWV tot lid van de commissie.
2.7.
De rechtbank zal in de tweede plaats Rabobank (in haar hoedanigheid van RCF Agent) als lid van de commissie benoemen. [naam01] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 16 december 2022 toegelicht welke rol hij, namens Rabobank , in de commissie kan vervullen en welke ervaring hij heeft op het gebied van de afwikkeling van (complexe) faillissementen. Daarnaast is Rabobank een Nederlandse financier met een goede reputatie, is Rabobank bekend met het faillissement van Royal Imtech, beschikt Rabobank over uitgebreide financiële en juridische kennis en heeft Rabobank ervaring met de afwikkeling van grote (complexe) faillissementen. Dit maakt dat benoeming van Rabobank als lid van de commissie in de rede ligt. Gezien het belang van de Financiers in het faillissement van Royal Imtech acht de rechtbank het in dit geval niet bezwaarlijk dat twee financiers in de commissie plaatsnemen. Dat de curatoren op enig moment mogelijk een Pauliana-procedure zullen starten, dwingt niet tot een andere conclusie. Het risico van een tegenstrijdig belang vormt op zichzelf geen grond om Rabobank niet geschikt te achten als lid van de commissie. Bovendien kan dit bezwaar worden ondervangen door het opstellen van een protocol, zoals in eerdere beschikkingen al is voorgesteld maar tot op dit moment nog niet ten uitvoer is gebracht. Verder is Rabobank een RCF Lender/Agent en is zij dus een ander type financier dan Pica (die een Noteholder is), zodat de commissie met de benoeming van Rabobank nog steeds uit verschillende typen crediteuren bestaat. Tot slot staan Pica, de Garantieverstrekkers en de RCF Lenders achter de benoeming van Rabobank tot lid van de commissie en heeft Rabobank ook verklaard dat zij bereid is om in de commissie plaats te nemen.
2.8.
Trane wordt dus niet benoemd als lid van de commissie. In de huidige fase van het faillissement komt naar het oordeel van de rechtbank meer gewicht toe aan de ervaring en expertise van Rabobank , zoals uiteengezet in 2.7. Daarbij weegt mee dat de rechters-commissarissen in hun voordracht niet hebben toegelicht wat de specifieke expertise van Trane op dit punt is.
2.9.
De conclusie luidt dat de rechtbank het UWV en Rabobank (in haar hoedanigheid van RCF Agent) zal benoemen als leden van de commissie. De commissie is daarmee weer voltallig. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat op korte termijn een nieuwe vergadering van de commissie zal plaatsvinden, aangezien de laatste vergadering dateert van 6 oktober 2021 en tijdens de op 16 december 2022 gehouden mondelinge behandeling is gebleken dat de komende maanden naar verwachting van de curatoren en de rechters-commissarissen belangrijke ontwikkelingen in het faillissement zullen plaatsvinden. Gelet op de taak en rol van de commissie ligt het in de rede dat zij in de gelegenheid wordt gesteld daarover te adviseren, waarbij zij in beginsel ook zelf het initiatief tot een vergadering zou kunnen nemen.
2.10.
De rechtbank herhaalt dat voor de leden van de voorlopige commissie van schuldeisers die de rechtbank zal benoemen, geldt dat zij de bevoegdheden hebben die de wet aan hun positie toekent. Het lidmaatschap is bedoeld voor de leden zelf, dat wil zeggen personen die verbonden zijn aan Pica, het UWV en Rabobank . Dit betekent dat het lidmaatschap van de commissie aan Pica en Rabobank (en het UWV) zelf toekomt en niet aan hun advocaten. Het staat de rechters-commissarissen vrij om op dit punt nadere voorzieningen te treffen, bijvoorbeeld over de vraag in welke mate de vertegenwoordigers van Pica, het UWV en Rabobank zich kunnen laten vergezellen door anderen. Afspraken hierover zouden - om misverstanden te voorkomen - in een protocol kunnen worden opgenomen (zie ook overweging 3.5. van de beschikking van 17 maart 2016 in deze procedure, en hiervoor onder 2.7.).
2.11.
Ten aanzien van de kosten die de leden van de voorlopige commissie van
schuldeisers zullen maken, roept de rechtbank in herinnering dat het in de rede ligt dat de kosten voor rekening van de boedel komen voor zover die kosten redelijk en proportioneel zijn en dat het de leden van de voorlopige commissie van schuldeisers vrij staat om de door hen gemaakte kosten niet in rekening te brengen (zie ook overweging 3.6. van de beschikking van 17 maart 2016 in deze procedure).
De proceskosten.
2.12.
De rechtbank zal de kosten van deze procedure compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
benoemt als leden van de voorlopige commissie van schuldeisers in het faillissement van Royal Imtech: het UWV en Rabobank (in haar hoedanigheid van RCF Agent);
3.2.
bepaalt dat de kosten die ieder lid van de voorlopige commissie van schuldeisers in de uitoefening van haar hoedanigheid als lid van de commissie maakt ten laste van de boedel komen, voor zover deze kosten redelijk en proportioneel zijn;
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. Th. Veling en mr. J.M.J. Arts, in aanwezigheid van mr. R.W.H. van Rijkom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.
3349 / 106 / 1980 / 3455