ECLI:NL:RBROT:2023:2212

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
572687
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkig riet bij dakbedekking en de gevolgen van zoutgehalte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser01] en [gedaagde01] over de kwaliteit van riet dat is gebruikt voor de dakbedekking van een woning. [eiser01] stelt dat het riet dat door [gedaagde01] is geleverd een te hoog zoutgehalte heeft, wat heeft geleid tot een versnelde verslechtering van het rieten dak. De rechtbank heeft eerder een deskundigenonderzoek bevolen om de kwaliteit van het riet en de invloed van het zoutgehalte op de levensduur van het dak te onderzoeken. De deskundige heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat het zoutgehalte in het riet van de westwand boven het toelaatbare niveau ligt, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat dit zoutgehalte de oorzaak is van de slechte staat van het dak. De rechtbank oordeelt dat [eiser01] niet heeft voldaan aan de bewijslast die op hem rustte en dat [gedaagde01] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die [eiser01] stelt te hebben geleden. De vorderingen van [eiser01] worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01].

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Civiel recht
Zittingsplaats Rotterdam
Zaaknummer: C/10/572687 / HA ZA 19-380
Vonnis van 22 februari 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [woonplaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
advocaat: mr. C.A. Gobbens te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01] H.O.D.N. [handelsnaam01],
te [woonplaats02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
advocaat: mr. A.G. van den Biezenbos te Eindhoven.

1..Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 2 februari 2022 heeft de rechtbank een verschijning van de deskundige en partijen bevolen teneinde het deskundigenbericht te bespreken.
1.2.
De advocaat van [gedaagde01] heeft voorafgaand aan de daarvoor geplande zitting bij brief van 4 april 2022 nog een drietal producties overgelegd.
1.3.
Op 14 april 2022 is het deskundigenbericht in aanwezig van de deskundige, [naam01] , tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.
1.4.
Bij brief van 26 oktober 2022 zijn partijen vervolgens opnieuw uitgenodigd voor een mondelinge behandeling. Deze heeft op 11 januari 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig: [eiser01] , vergezeld van [naam02] en bijgestaan door de gemachtigde en [gedaagde01] in persoon, bijgestaan door de gemachtigde en als toehoorders de heren [naam03] en [naam04] .
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De (verdere) beoordeling

2.1
[eiser01] heeft zich in de onderhavige procedure op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een ondeugdelijke uitvoering van het werk door [gedaagde01] ex artikel 7:670 lid 1 BW. Daartoe heeft [eiser01] – kort samengevat – gesteld dat doordat [gedaagde01] gebruik heeft gemaakt van riet met een te hoog zoutgehalte, de levensduur van het rieten dak wezenlijk is verkort en het rieten dak (eerder dan verwacht had mogen worden) thans in een zeer slechte staat verkeert.
2.2
Bij tussenvonnis van 15 juli 2020 heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen naar (kort gezegd) de vraag of het door [gedaagde01] gebruikte riet een te hoog zoutgehalte had, de levensduur van het rieten dak wezenlijk is verkort en het rieten dak thans in een zeer slechte staat verkeert.
De bevindingen van de deskundige
2.3
De deskundige heeft de vragen van de rechtbank behandeld in zijn rapport van
14 april 2022. Uit het deskundigenbericht blijkt dat de deskundige partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen. In zoverre is voldaan aan de wettelijke formaliteiten met betrekking tot het deskundigenonderzoek.
2.4
In paragraaf 3 van het rapport heeft de deskundige de vragen van de rechtbank die in het vonnis van 15 juli 2020 ter beantwoording aan de deskundige zijn voorgelegd, beantwoord. In het rapport staat voor zover van belang het volgende:
“3.1. Heeft het zoutgehalte in dekriet een (wezenlijk) negatieve invloed op de kwaliteit van dekriet
Ja, dan kan. Dat hangt uiteraard af van de hoogte van het zoutgehalte (Natrium-gehalte). Zout (NaCl) is hygroscopisch. Stoffen, dus ook riet, die zout bevatten trekken vocht aan. Vocht is een basis voor de voedingsbodem van schimmels en bacteriën, die het organische dekriet versneld omzetten c.q. verteren. Niet alleen aan de buitenkant (regulier, de ‘slijtlaag’), maar ook binnen in het rietdak. Hierdoor kan de levensduur van een rieten dak negatief worden beïnvloed.
3.2.
Zo ja, heeft riet op het dak van [eiser01] een te hoog zoutgehalte?
Sinds 2016 zijn er normen voor de hoogte van het zoutgehalte in dekriet. Onderstaande tabel komt uit “De kwaliteit van riet’, pagina 103.
(…)
Het riet van de westwand heeft naar de maatstaven uit ‘De kwaliteit van riet’ over de gehele stengellengte een te hoog zoutgehalte. De aflopende waarden in de stengelgradiënt is evident.
Het riet van de oostwand heeft naar diezelfde maatstaven uit ‘De kwaliteit van riet’ over de gehele stengellengte een iets te hoog zoutgehalte. De lage waarde in de stoppel van de slijtlaag, zeker in relatie tot de oplopende waarden in de stengelgradiënt, is vreemd. Volgens het onderzoek zou dit kunnen komen door uitspoeling. Echter, beide dakvlakken zijn in 2011 gedekt en dit verschijnsel doet zich op de westwand niet voor.
(…)
In Duitsland is men nog niet overtuigd van de hardheid van de grenswaarden van de Natriumgehaltes in riet. In een laboratorium-onderzoek van QSR-Gesellschaft zur Qualitätssicherung Reet mbH uit 2016 naar het zoutgehalte in Roemeens dekriet worden de Nederlandse normen als een trend opgenomen met de kanttekening erbij dat ‘het zoutgehalte is nog niet doorslaggevend omdat het verband met het verval nog niet voldoende is bewezen’.
3.3.
Zo ja, in hoeverre is de huidige verslechterde staat van het dak (mede gelet op mogelijke andere levensduurbeperkende factoren) het gevolg van het te hoog zoutgehalte in het riet?
De oostwand van het dak van [eiser01] kent zoutgehaltes die juist grenzen aan het toelaatbare niveau. Het zoutgehalte in de stoppel van de slijtlaag is zelfs alleszins aanvaardbaar, hoewel dit gezien de stengel gradiënt onlogisch lijkt.
De snijhoogte van het riet van de oostwand is door [bedrijf01] met de L/D-methode berekend op 0,08 cm dat is mooi laag. Prima!
Ondanks de mosgroei ziet dit dakdeel er niet echt slecht uit voor zijn leeftijd.
De westwand van het dak van [eiser01] kent zoutgehaltes boven het toelaatbare niveau. Citaat normering: ‘bij 0,20% een grote negatieve invloed’.
Dit betreft de beide zoutgehaltes in de onderste delen van de stengel; de stengel gradiënt is evident. De snijhoogte van het riet van de westwand is ook hier door [bedrijf01] met de L/D-methode berekend en wel op 0,38 cm, dat is veel te hoog! De hardste stengeldelen staan nog op het veld.
Het heeft er alle schijn van dat het zoutgehalte van het riet, de hoge maaistoppel en de expositie tezamen verantwoordelijk zijn voor de slechte staat van dit dakdeel na 10 jaren.
Horling van [bedrijf01] zal deze conclusie onderschrijven. Hij schrijft o.a. (citaat): ‘Een belangrijke bijkomende conclusie moet zijn: ‘het zoutgehalte moet altijd in combinatie met de snijhoogte worden bekeken en beoordeeld’.
3.4
Indien de huidige verslechterde staat van het dak het gevolg is van een te hoog zoutgehalte in het riet, hoe dient de schade van [eiser01] dan te worden begroot?
Het rietdek van de oostwand is in redelijke staat. Bovendien is het gemeten zoutgehalte aanvaardbaar.
Het rietdek van de westwand is zodanig slecht dat dit aan integrale vervanging toe is. Het zoutgehalte in combinatie met de snijhoogte lijkt hiervan de aannemelijke oorzaak.
De schade van [eiser01] bedraagt alle hieraan toe te kennen kosten. Een bedrag tussen de ad € 110,- en € 130,- exclusief omzetbelasting per m2 is momenteel markt-gerelateerd. Hierbij komen de kosten van de vorst plus enkele lagen (m2) bij de vorst van de oostwand. Plus de moeilijkheidsgraad van de dakkapel. Tezamen plus circa 12%.
3.5.
Zijn er voor de beoordeling naar uw mening overige te benoemen relevante zaken?
Ja
3.5.1
Volkswijsheden
Riet (Phragmites australis) is een natuurproduct. Sinds jaar en dag wordt riet gebruikt voor dakbedekking. Even lang worden er uitspraken gedaan over de kwaliteit van het riet en de wijze waarop dit moet worden verwerkt. Dit geldt ook voor het zoutgehalte van het gebruikte riet. Rijksdienst voor de Monumentenzorg schrijft nog in 2005 dat (….)
Een andere volkswijsheid is, dat riet het best kan worden verdekt in de regio waar dit is gegroeid. Achterliggende gedachte hierbij is dat dit riet min of meer aangepast zou zijn aan de regionale milieu-omstandigheden. Zo zou riet, dat is gegroeid in de omgeving van de kust, daar ook het best kunnen worden verdekt omdat dit riet ‘zeewind-bestendiger’ zou zijn dan ander riet.
3.5.2
Subjectieve parameters dekrietkwaliteit
Omdat riet een natuurproduct is, werd tot dusverre de kwaliteit ervan subjectief bepaald. Dat gebeurd nog steeds. Laboratoriumonderzoek vond tot 2016 niet plaats.
Bij subjectieve beoordeling wordt gelet op:
  • lengte
  • rechtheid
  • diameter
  • veerkracht
  • hardheid
  • snijhoogte
  • oogstkwaliteit
  • bewaarkwaliteit
De snijhoogte had mogelijk voorafgaand aan de werkzaamheden kunnen worden getackled. Mogelijk, dit is niet altijd het geval. [gedaagde01] en/of [eiser01] hadden voorafgaand aan de werkzaamheden in 2011 de beoogde partij dekriet moeten laten keuren door een onafhankelijk deskundige. Dat is niet gebeurd. Dit manco betreft zowel [gedaagde01] als [eiser01] .
Bij de subjectieve bepaling van de kwaliteit wordt niet gelet op het zoutgehalte. Wel wordt navraag gedaan naar de herkomst en kon/kan zo een indruk worden verkregen van het zoutgehalte. Daar zal in de toekomst meer nadruk op komen te liggen nu is gebleken dat zout bepalend kan zijn voor de levensduur van een rieten dak. Tot dusverre werd met die herkomst in relatie tot het zoutgehalte niet veel gedaan omdat normering ontbrak.
3.5.3
Tijdlijn
Voor 2016 werd een partij dekriet niet in een laboratorium onderzocht. Nu er een gedegen onderzoek naar de kwaliteit van dekriet is verschenen, ligt het voor de hand dat dit vaker gaat gebeuren. Het ligt eveneens voor de hand dat dit dan voorafgaand aan de werkzaamheden gaat plaatsvinden.
In dit perspectief mag [gedaagde01] niet worden verweten dat hij de partij Roemeens dekriet niet heeft laten onderzoeken op de betreffende kwaliteitsparameters inclusief zout.
3.5.4
Juridisch bewijskracht
Het blijft een lastig verhaal om ervan uit te gaan dat de onderzochte bos dekriet (voorafgaand aan de werkzaamheden) representatief is voor de gehele partij. Daarvoor moet de gehele partij worden ‘gevolgd’ door een onafhankelijk deskundige.
Het blijft eveneens lastig om ervan uit te gaan het onderzochte dekriet-monster representatief is voor alle riet uit het gehele dak of een groot deel ervan. Als de groei- en transporthistorie niet bekend is (bekend geworden door een onafhankelijk deskundige), dan is dat moeilijk te zeggen. Dat geldt ook voor de conclusies in dit rapport.
Wel kunnen met het oog op de algemene toestand van het dak van [eiser01] deze rapport-conclusies met een grote mate van waarschijnlijk worden aangenomen.
3.5.3
Silicum
Het onderzoek van [bedrijf01] / [naam05] uit 2016 naar de kwaliteit van dekriet komt mij voor als een prima onderzoek. Diverse parameters zijn onderzocht, wel of niet in relatie tot het zoutgehalte.
Maar er zijn maar parameters, waarvan ik denk dat die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van dekriet. Ik denk dan aan silicium (si). Indien er ooit vervolg wordt gegeven aan het huidige kwaliteitsonderzoek voor dekriet, zou ik willen aanbevelen Si als parameter in het onderzoek te betrekken”.
De reactie van [eiser01]
2.5
Bij conclusie na deskundigenbericht heeft [eiser01] aangegeven dat uit het deskundigenbericht volgt dat sprake is van een te hoog zoutgehalte in het gebruikte riet en dat dit te hoge zoutgehalte, naast de eveneens voor rekening en risico van [gedaagde01] komende snijhoogte van het riet, de oorzaak is van de slechte staat van het rieten dak, hetgeen voor rekening en risico van [gedaagde01] komt. Mede gelet op de, naar feit van algemene bekendheid, stijgende prijzen in de markt, heeft [eiser01] een actuele offerte laten opmaken. Het integrale vervangen van het dak kost [eiser01] een bedrag van € 31.793,96. [eiser01] wijzigt haar vordering en vordert primair een bedrag van € 31.793,96 en subsidiair een bedrag van € 19.428,06.
De reactie van [gedaagde01]
2.6
[gedaagde01] heeft bij conclusie van antwoord na deskundigenbericht aangevoerd dat er goede grond bestaat om terug te komen op het oordeel dat het beding onredelijk bezwarend is. Voorts heeft [gedaagde01] aangegeven dat het onderzoek door de deskundige beperkt is gebleven tot een korte visuele inspectie van het dak van [eiser01] . Uit het rapport volgt dat de deskundige geen zelfstandig onderzoek heeft verricht. De deskundige gaat uit van het onderzoek van [naam02] , terwijl [gedaagde01] eerder de juistheid van metingen en de onderzoeksmethode van [naam02] heeft betwist. Volgens [gedaagde01] kan het onderhavige deskundigenbericht niets toevoegen aan het geschil dat partijen verdeeld houdt.
De verdere beoordeling
2.7
Bij tussenvonnis van 20 november 2019 is door de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde01] op grond van het bepaalde in artikel 6:170 lid 1 BW dient in te staan voor de deugdelijkheid van de door hem gebruikte materialen en dat hij aansprakelijk is voor de gevolgen indien ondeugdelijk materiaal is gebruikt. Daarnaast is geoordeeld dat in het geval dat komt vast te staan dat sprake is van een te hoog zoutgehalte in het gebruikte riet en dat dit te hoge zoutgehalte de oorzaak is van de slechte staat van het rieten dak, dit voor rekening en risico van [gedaagde01] komt.
2.8
De rechtbank ziet, anders dan door [gedaagde01] is verzocht, geen aanleiding om terug te komen op het bij tussenvonnis van 20 november 2019 gegeven oordeel, inhoudende dat [gedaagde01] geen beroep toekomt op artikel 11.3 van de algemene voorwaarden, omtrent de uitsluiting van de garantie op de kwaliteit van het gebruikte riet. Bij tussenvonnis is op dit punt uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist. De rechtbank heeft hiermee een bindende eindbeslissing gegeven. Voor een dergelijke beslissing geldt de hoofdregel dat daarvan in dezelfde instantie niet meer kan worden teruggekomen. Dit kan slechts anders zijn indien de beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, danwel de eisen van een goede procesorde om een andere reden meebrengen dat de rechter zijn eindbeslissing heroverweegt. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval echter geen sprake. De enkele omstandigheid, inhoudende dat het zoutgehalte in het riet door een rietdekker niet zelf is vast te stellen alsmede dat naar het zoutgehalte vóór 2016 ook geen onderzoek in laboratoria werd gedaan, maakt nog niet dat de eventuele (negatieve) gevolgen van een te hoog zoutgehalte op de kwaliteit van het riet niet voor rekening en risico van [gedaagde01] (en wel voor rekening en risico van [eiser01] ) dienen te komen. Zoals bij tussenvonnis van 20 november 2019 reeds is overwogen dient [gedaagde01] in te staan voor de kwaliteit van het door hem gebruikte riet en vast staat daarnaast dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde01] gebruik zal maken van eerste klas dekriet.
2.9
De rechtbank stelt bij zijn beoordeling voorop dat een deskundige de opdracht onpartijdig en naar beste weten dient te volbrengen (artikel 198 lid 1 Rv). Daarbij dient hij de zorgvuldigheid in acht te nemen die mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam deskundige bij uitbrengen van een deskundigenbericht in een gerechtelijke procedure. Wat die zorgvuldigheid in een concreet geval inhoudt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval waaronder de aard en de inhoud van de opdracht, de aard en ernst van de betrokken belangen en de rol van de rechter. De rechter bepaalt welke vragen aan de deskundige worden voorgelegd, of het deskundigenbericht beantwoordt aan die vraagstelling en of het deskundigenbericht toereikend is voor de door de rechter te nemen beslissing. Ook de waardering van het deskundigenbericht is aan het oordeel van de rechter overgelaten. Aan de door de rechter ingeschakelde deskundige dient voorts de nodige vrijheid te worden gelaten om het onderzoek te verrichten op de wijze die hij het beste vindt.
2.1
De rechtbank stelt vast dat de deskundige geen uitsluitsel heeft gegeven dat het zoutgehalte in de dekriet een (wezenlijk) negatieve invloed heeft op de kwaliteit van dekriet. Ook de toelichting van de deskundige tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2022 heeft niet tot meer duidelijkheid geleid. Uit de door partijen overgelegde stukken kan worden afgeleid dat er binnen de rietwereld nog veel discussie bestaat over de verschillende onderzoeksmethodes en de invloeden van andere levensduurbeperkende factoren. Door de deskundige is hier niet op ingegaan. Voorts heeft de deskundige geen zelfstandig onderzoek uitgevoerd naar het zoutgehalte in het gebruikte dekriet, maar zijn oordeel gebaseerd op de meetgegevens afkomstig uit de rapportage van [naam02] van 7 juni 2018. Van deze gegevens kan de rechtbank niet zonder meer uitgaan, allereerst vanwege de eerdere betwisting van [gedaagde01] en ook vanwege het feit dat de deskundige desgevraagd heeft verklaard niet in te kunnen staan voor de monstername keuze en herkomst van de door [naam02] onderzochte bos achtergehouden dekriet.
2.11
Met betrekking tot de vraag, inhoudende in hoeverre de huidige verslechterde staat van het dak (mede gelet op mogelijke andere levensduurbeperkende factoren) het gevolg is van het te hoog zoutgehalte in het riet, heeft de deskundige geoordeeld dat het er alle schijn van heeft dat het zoutgehalte van het riet, de hoge maaistoppel en de expositie tezamen verantwoordelijk zijn voor de slechte staat van de westwand van het dak van [eiser01] . Hoewel de deskundige zich ook ter onderbouwing van deze conclusie lijkt te baseren op het (door [gedaagde01] bestreden) onderzoek van [bedrijf01]/ [naam05] uit 2015 naar de kwaliteit van dekriet, plaatst hij tegelijkertijd zelf meerdere (kritische) kanttekeningen bij dit onderzoek. Zo staat in het deskundigenbericht meer dan eens vermeld dat het onderzoek van [bedrijf01]/ [naam05] contra-expertise en vervolgonderzoek verdient, doch dat de conclusies uit het onderzoek voor nu als serieuze aanwijzing mogen worden beschouwd en dat er thans geen betere onderzoeksresultaten zijn dan deze. Ter onderbouwing van haar stelling dat contra-expertise/vervolgonderzoek gewenst is, heeft de deskundige er onder meer op gewezen dat er in het onderzoek van [bedrijf01]/ [naam05] diverse parameters zijn onderzocht, wel of niet in relatie tot het zoutgehalte, maar dat er volgens hem nog meer parameters zijn die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van het dekriet, die in een vervolgonderzoek ook zouden moeten worden betrokken. Verder wijst de deskundige erop dat het onderzoek van [bedrijf01]/ [naam05] uitsluitend is gericht op slechte rieten daken en dat er geen controlemetingen zijn verricht op goede daken.
2.12
Op grond van deze conclusies en opmerkingen van de deskundige kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat het door [gedaagde01] gebruikte dekriet een te hoog zoutgehalte bevat die de levensduur van het rieten dak wezenlijk verkort. [eiser01] heeft daarmee niet voldaan aan de bewijslast die op grond van artikel 150 Rv op hem rust. Dit betekent dat in dit geding niet is komen vast te staan dat [gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en kan hij als gevolg daarvan ook niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade die [eiser01] stelt te hebben geleden. De vordering van [eiser01] zal worden afgewezen.
2.13
[eiser01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde01] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
914,00
- kosten getuigen
0,00
- kosten deskundigen
3.989,78
- overige kosten
0,00
- salaris advocaat
3.064,00
(4,00 punten × € 766,00)
Totaal
7.967,78
2.14
De door [eiser01] betaalde kosten voor het deskundigenonderzoek van € 3.989,78 (incl. BTW) dienen voor zijn rekening te blijven.

3..De beslissing

De rechtbank
wijst de vorderingen van [eiser01] af,
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde01] tot dit vonnis vastgesteld op € 7.967,78,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken door mr. A.M. van Kalmthout op 22 februari 2023.
2842/2921