ECLI:NL:RBROT:2023:2186
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de opposant verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2022, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep van de opposant tegen een beslissing van de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling (SVHW). De opposant had in verzet geen nieuwe argumenten aangevoerd die de rechtbank zouden kunnen doen twijfelen aan haar eerdere oordeel. De rechtbank heeft op 17 maart 2023 het verzet behandeld, waarbij de opposant aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant ten onrechte aanvoert dat er griffierecht in rekening is gebracht, en dat de SVHW geen onterecht dwangbevel heeft opgelegd. De verzetrechter heeft geconcludeerd dat de opposant binnen de gestelde termijn beroep had moeten instellen bij de directeur van de SVHW, en dat er geen twijfel is ontstaan over de eerdere buiten-zittinguitspraak. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.