ECLI:NL:RBROT:2023:2186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
ROT 22/2924 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de opposant verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2022, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep van de opposant tegen een beslissing van de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling (SVHW). De opposant had in verzet geen nieuwe argumenten aangevoerd die de rechtbank zouden kunnen doen twijfelen aan haar eerdere oordeel. De rechtbank heeft op 17 maart 2023 het verzet behandeld, waarbij de opposant aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant ten onrechte aanvoert dat er griffierecht in rekening is gebracht, en dat de SVHW geen onterecht dwangbevel heeft opgelegd. De verzetrechter heeft geconcludeerd dat de opposant binnen de gestelde termijn beroep had moeten instellen bij de directeur van de SVHW, en dat er geen twijfel is ontstaan over de eerdere buiten-zittinguitspraak. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2924 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 op het verzet van

[naam opposant] , uit [plaats] , opposant.

Inleiding

Opposant heeft tegen de beslissing op administratief beroep van de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling (SVHW) van 30 mei 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 4 november 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van dat beroep kennis te nemen.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Opposant is verschenen.

De uitspraak van 4 november 2022

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de beslissing op een kwijtscheldingsverzoek geen besluit is waartegen beroep openstaat bij de bestuursrechter.

Het verzet van opposant

2. In verzet voert opposant aan dat ten onrechte griffierecht in rekening is gebracht. Opposant betoogt verder dat SVHW aanmaningskosten en een dwangbevel van €69,- moet kwijtschelden, en verzoekt de rechtbank om SVHW een boete op te leggen. Opposant heeft maandelijks nauwelijks geld om van rond te komen en krijgt mede, via de gemeente, ondersteuning bij het beheer van zijn inkomsten en uitgaven. Opposant begrijpt niet dat SVHW €69,- in rekening brengt. Dit bedrag is ten onrechte opgelegd en klachtwaardig. Opposant wil zijn recht kunnen halen. Ter onderbouwing van zijn financiële situatie heeft opposant bankafschriften ingediend.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposant bij de uitspraak van 4 november 2022 terecht zonder zitting is afgedaan, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. De verzetrechter overweegt het volgende. De stelling dat ten onrechte griffierecht in rekening is gebracht, is niet juist. Voor deze zaak (met zaaknummer ROT 22/2924) was opposant geen griffierecht verschuldigd en is geen griffierecht voldaan. Voor wat betreft het dwangbevel en aanmaningskosten (van in totaal €69,-) overweegt de verzetrechter dat SVHW daarover heeft beslist op 19 september 2022 en dat opposant daartegen beroep heeft ingesteld. Dit beroep is bij deze rechtbank geregistreerd onder een ander zaaknummer (ROT 22/4864). De verzetrechter kan daarvoor in deze procedure helaas niets betekenen voor opposant.
De verzetrechter overweegt verder dat met wat in verzet is aangevoerd, geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak. Opposant had tegen de beslissing op administratief beroep van 30 mei 2022 binnen tien dagen beroep moeten instellen bij de directeur van de SVHW, zoals is bepaald in artikel 24 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Opposant heeft op zitting aangegeven dat hij toentertijd (ook) beroep heeft ingesteld bij de directeur.

Conclusie en gevolgen

5. In wat opposant heeft aangevoerd, is geen twijfel ontstaan over de buiten-zittinguitspraak van 4 november 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak te tekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.