ECLI:NL:RBROT:2023:2151

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
10261677 VZ VERZ 22-15204
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer wegens verwijtbaar handelen en verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Koole Tankstorage Botlek B.V. en [verweerder01]. De verzoekster, Koole Tankstorage, heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht op grond van primair verwijtbaar handelen van de werknemer, [verweerder01], en subsidiair op basis van een verstoorde arbeidsrelatie. De werknemer is sinds 1 januari 2003 in dienst en heeft een functie als Logistiek Operator Office. De werkgever heeft aangevoerd dat de werknemer niet eerlijk is geweest over zijn nevenactiviteiten en ziekenhuisopname, en dat er sprake is van een gebrek aan betrouwbaarheid en een negatieve werkhouding. De werknemer heeft zich op 3 augustus 2022 ziek gemeld en de werkgever heeft vervolgens een ontbindingsverzoek ingediend na een mislukte mediation. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, maar dat er wel een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding toegewezen, met inachtneming van de opzegtermijn, en de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 mei 2023. Tevens is de werkgever veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 48.389,01 bruto aan de werknemer, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10261677 VZ VERZ 22-15204
Locatie Rotterdam
Uitspraak: 14 maart 2023
Beschikking van de kantonrechter,
in de zaak van:
Koole Tankstorage Botlek B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. D. Schuurman,
tegen
[verweerder01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.A.C.M. van Ginneken, FNV.
De partijen worden ‘Koole Tankstorage’ en ‘ [verweerder01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 30 december 2022, met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de aanvullende bijlagen 36 tot en met 41 namens Koole Tankstorage;
  • de pleitaantekeningen van mr. Schuurman.
1.2.
Er heeft op de locatie in Dordrecht een mondelinge behandeling plaatsgevonden op
7 februari 2023. Namens Koole Tankstorage zijn verschenen [naam01] , leidinggevende (hierna: [naam01] ), en [naam02] , afdeling HR, bijgestaan door genoemde gemachtigde; [verweerder01] is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote, en met zijn gemachtigde.

2..De feiten

2.1.
[verweerder01] , geboren op [geboortedatum01] , is sinds 1 januari 2003 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Koole Tankstorage. De functie van [verweerder01] is laatstelijk Logistiek Operator Office met een loon van -volgens de loonstrook- € 5.791,44 bruto, exclusief emolumenten.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de “cao Koole Terminals” van toepassing. Artikel 8 luidt -voor zover hier van belang-: “ Indien de arbeidsovereenkomst van een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tijdens de looptijd van deze cao op initiatief van Koole Terminals door (1) opzegging door Koole, (2) ontbinding of (3) met wederzijds goedvinden eindigt, wegens redenen als omschreven in artikel 7: 669 lid 3 sub a BW, kent Koole de werknemer een ontslagvergoeding toe bij uitdiensttreding, behoudens disfunctioneren of diefstal. Deze ontslagvergoeding bedraagt op basis van een fulltime dienstverband € 6.000 bruto per dienstjaar, inclusief vooraf daartoe overeengekomen WW-reparatie en exclusief scholingen (€ 5,000 p.p) en mobiliteit (€ 7.500 p.p.). (….).”
2.3.
[verweerder01] was eerder in de volcontinudienst werkzaam en was sinds 17 juli 2020 arbeidsongeschikt. Hij werkte in verband met zijn re-integratie sinds 15 februari 2021 tijdelijk in de dagdienst in een team van drie personen onder leiding van [naam01] . Per
23 november 2021 is [verweerder01] volledig hersteld, en vervolgens per 1 januari 2022 definitief overgeplaatst naar de dagdienst in datzelfde team.
2.4.
[verweerder01] heeft zich op 3 augustus 2022 ziek gemeld.
2.5.
Koole Tankstorage heeft tijdens een gesprek op 16 september 2022 [verweerder01] verteld de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen. Per brief van 19 september 2022 heeft Koole Tankstorage [verweerder01] een vaststellingsovereenkomst (hierna: vso) toegestuurd.
2.6.
De bedrijfsarts heeft op 26 september 2022 een arbeidsconflict vastgesteld en mediation geadviseerd.
2.7.
[verweerder01] heeft de vso niet ondertekend en medio november 2022 is een mediationtraject feitelijk gestart. De mediation is kort daarna geëindigd zonder dat een oplossing is bereikt.

3..Het verzoek

3.1.
Koole Tankstorage verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van – kort gezegd – primair verwijtbaar handelen, subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding, meer subsidiair een combinatie van deze omstandigheden, zodanig dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, zonder rekening te houden met de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding, althans hooguit een transitievergoeding van
€ 41.579,- bruto.
3.2.
Koole Tankstorage heeft daarbij naar voren gebracht dat er sprake is van een gebrek aan betrouwbaarheid van [verweerder01] voor wat betreft zijn aanwezigheid op het werk en zijn werkhouding. Verder is [verweerder01] herhaaldelijk niet eerlijk geweest over zijn neven-activiteiten en een ziekenhuisopname, en heeft zijn echtgenote [naam01] en een HR-manager na een gesprek beledigd.
3.2.1.
[verweerder01] heeft herhaaldelijk toegezegd te stoppen met zijn hobby, het sleutelen aan scooters. Pas later is het Koole Tankstorage echter gebleken dat het meer gaat dan om een hobby. [verweerder01] heeft een bedrijf onder de naam [bedrijf01] , staat bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als verkoper en onderhoudsmonteur van scooters, rijdt rond in een bus met bedrijfsreclame en voert een actief account op Facebook. Er is door [verweerder01] nooit open kaart gespeeld over de aard en omvang van deze nevenwerkzaamheden.
In strijd met de regels meldt [verweerder01] zich via WhatsApp ziek en is vervolgens niet of slecht bereikbaar. In het voorjaar van 2022, nadat [verweerder01] geen toestemming was verleend voor een verlof van vijf weken in verband met zijn verhuizing, heeft hij de hem wel toegestane drie weken opgerekt via ziekmeldingen. Op 3 augustus 2022 gaf [verweerder01] verder door niet te kunnen komen werken omdat hij onwel was geworden op de snelweg en opgehaald werd met een ambulance. Volgens [verweerder01] heeft hij de nacht doorgebracht in het ziekenhuis, maar op herhaaldelijke verzoeken van Koole Tankstorage overlegde [verweerder01] geen bewijs hiervan. Tenslotte neemt Koole Tankstorage het [verweerder01] kwalijk dat hij niet heeft ingegrepen toen zijn vrouw tijdens een gesprek op 16 september 2022 [naam01] en een
HR-manager uitgescholden voor "stelletje hoeren".
Als [verweerder01] wel aan het werk is, kiest hij de klussen uit waar hij alleen aan kan werken, heeft hij een negatieve en tegendraadse houding, stelt hij instructies ter discussie, gaat hij te vroeg weg en kan hij niet met kritiek om gaan. [verweerder01] trekt een zware wissel op het kleine team van drie medewerkers. Door dit alles is Koole Tankstorage het vertrouwen in een toekomst met [verweerder01] kwijtgeraakt. [verweerder01] heeft ernstig verwijtbaar gehandeld, aldus Koole Tankstorage.

4..Het verweer en de voorwaardelijke tegenverzoeken

4.1.
[verweerder01] verzoekt om afwijzing van het ontbindingsverzoek. Daartoe is -in de kern- aangevoerd dat er geen sprake is van verwijtbaar handelen door [verweerder01] of van een verstoorde arbeidsrelatie. Daarnaast doet [verweerder01] een beroep op het opzegverbod wegens ziekte.
4.2.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, moet rekening worden gehouden met de opzegtermijn, zonder aftrek van de tijdsduur van deze procedure. [verweerder01] verzoekt om toekenning van een transitievergoeding van € 130.000,- bruto,
€ 5000,- netto aan scholingskosten en € 7.500 netto aan kosten voor mobiliteit/outplacement, conform artikel 8 van de cao. Omdat Koole Tankstorage volgens [verweerder01] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld komt hem een billijke vergoeding van € 130.000,- toe, [verweerder01] verzoekt ook om de wettelijke rente over alle bedragen en de proceskosten. Volgens [verweerder01] heeft Koole Tankstorage allerlei zaken onnodig uitvergroot en te weinig aan re-integratie van [verweerder01] gedaan.
4.3.
Koole Tankstorage voert verweer tegen de tegenverzoeken. Op de stellingen van partijen zal waar nodig in het onderstaande nader worden ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. Artikel 7:669 lid 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt wat een redelijke grond is. Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
Opzegverbod
5.3.
Op grond van artikel 7:671b lid 2 BW kan de kantonrechter verder een ontbindingsverzoek slechts inwilligen als er geen opzegverboden als bedoeld in artikel 7:670 BW (of daarmee vergelijkbare opzegverboden) gelden. Het laatstgenoemde artikel betreft het opzegverbod bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. Vaststaat dat [verweerder01] sinds
3 augustus 2022 ziek dan wel arbeidsongeschikt is, zodat in beginsel het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW van toepassing is.
5.4.
Op grond van artikel 7:671b lid 6 onder a BW kan echter worden afgeweken van het opzegverbod bij ziekte en het verzoek om ontbinding worden ingewilligd, als het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop die opzegverboden betrekking hebben. Het is de kantonrechter niet gebleken dat de reden van Koole Tankstorage voor het ontbindingsverzoek verband houdt met de ziekte van [verweerder01] . Dit betekent dat het opzegverbod niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat.
Verwijtbaar handelen [verweerder01] ?
5.5.
Koole Tankstorage voert primair aan dat de grond voor ontbinding is gelegen in artikel 7:669 lid 3 sub e BW, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder01] , zodanig dat van Koole Tankstorage in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Naar het oordeel van de kantonrechter is daar in deze zaak niet of onvoldoende sprake van en wel om het volgende.
5.6.
Het niet verstrekken door [verweerder01] van inlichtingen omtrent zijn ziekenhuisopname in de nacht van 3 op 4 augustus 2022 levert geen of onvoldoende verwijtbaar handelen op. Het gaat hier om inlichtingen over het al dan niet verblijven in het ziekenhuis gedurende één nacht. Anders dan Koole Tankstorage aanvoert, is dit geen inlichting van zodanige zwaarte dat zij haar arbeidsrechtelijke positie ten opzichte van [verweerder01] niet kan bepalen zonder die informatie. Bovendien heeft [verweerder01] Koole Tankstorage wel degelijk enige informatie verschaft, namelijk een hartfilmpje dat in het ziekenhuis van [verweerder01] is gemaakt. Ook lijkt Koole Tankstorage in haar twijfel aan de juistheid van de mededelingen van [verweerder01] niet specifieke actie te hebben gevraagd van de bedrijfsarts. Deze had een en ander misschien ook kunnen verifiëren. Voor het overige staat niet tussen partijen ter discussie dat [verweerder01] daadwerkelijk sinds 3 augustus 2022 arbeidsongeschikt is.
Ten aanzien van het niet goed informeren over [verweerder01] nevenactiviteiten is van belang dat het -voor zover is gebleken- gaat om inlichtingen over activiteiten in privétijd. Weliswaar is het laakbaar dat [verweerder01] (steeds) toezegde te stoppen met zijn bedrijf, en in ieder geval het bedrijf niet heeft uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel, maar uit niets is gebleken dat hij ook heeft toegezegd helemaal te zullen stoppen met het sleutelen aan scooters. Daarbij komt dat [verweerder01] het eerdere re-integratietraject goed had doorlopen en per 23 november 2021 weer volledig arbeidsgeschikt was verklaard, zodat de nevenactiviteiten die hij verricht, in welke vorm dan ook, niet voor een belemmering in de terugkeer op de werkvloer hebben geleid. Het niet open zijn over de werkzaamheden valt [verweerder01] wel te verwijten, maar dat verwijt is niet zodanig dat het een grond voor ontbinding oplevert.
Voor het zichzelf of zijn vrouw niet verontschuldigen na het beledigen van [naam01] en een HR-manager door zijn vrouw is het volgende van belang. [verweerder01] kan zich de precieze woorden niet goed herinneren. Als vast zou komen te staan dat de echtgenote van [verweerder01] [naam01] en de HR-manager bij het verlaten van het gesprek heeft uitgescholden voor “hoeren” is dat zeer onbehoorlijk en beledigend. Echter in de context van het geheel bezien, namelijk dat na de ziekmelding op 3 augustus 2022 partijen flink met elkaar in de clinch hebben gelegen over wat er nu precies aan de hand is geweest, of [verweerder01] wel of niet in het ziekenhuis had gelegen en of Koole Tankstorage daarnaar wel mocht vragen of navraag doen bij derden, was de situatie tussen partijen al behoorlijk gespannen. Het gesprek op
16 september 2022 was het eerste moment waarop [verweerder01] en zijn daarbij aanwezige vrouw geconfronteerd werden met het voornemen van Koole Tankstorage hem te ontslaan. Met in het achterhoofd de in hun optiek meerdere malen valse beschuldiging over het verblijf in het ziekenhuis is wel begrijpelijk dat de gemoederen tijdens het gesprek verder zijn opgelopen. Dat rechtvaardigt natuurlijk niet dat men een ander mag beledigen, maar het weglopen uit de kamer door [verweerder01] is in een dergelijke situatie tot op bepaalde hoogte wel begrijpelijk, en ook dat hij er op dat moment niet op bedacht was om te reageren op het handelen van zijn vrouw. De door Koole Tankstorage nog genoemde punten over de werkhouding van [verweerder01] en zijn betrouwbaarheid rond afspraken zijn door [verweerder01] betwist, en door Koole Tankstorage te algemeen omschreven om als ontbindingsgrond te kunnen dienen. Het bovenstaande betekent dat het verzoek tot ontbinding op de primaire grond zal worden afgewezen.
Verstoorde arbeidsrelatie?
5.7.
Koole Tankstorage voert subsidiair aan dat de redelijk grond voor ontbinding is gelegen in artikel 7:669 lid 3 sub g BW, te weten een verstoorde arbeidsrelatie zodanig dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er in deze situatie wel sprake van een verstoorde arbeidsrelatie. Zij overweegt daartoe het volgende. Koole Tankstorage is na de volgens haar gedane mededeling namens het ziekenhuis dat er geen persoon genaamd [verweerder01] is opgenomen geweest in de nacht van 3 op 4 augustus 2022, herhaaldelijk achter een bewijs van de opname aan gegaan. [verweerder01] zegt dat bewijs de ene keer toe, maar trekt die toezegging daarna weer in, of stuurt andere (medische) informatie die op zichzelf nog geen uitsluitsel geeft. Daarnaast is Koole erachter gekomen dat het bedrijf van [verweerder01] nog steeds ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel en dat er uit het Facebook-account blijkt dat er volop recensies geplaatst worden van klanten wiens scooter gerepareerd is en dat er gratis scooters verloot worden. Haars inziens betreft het meer dan een hobby. [verweerder01] ontkent niet dat hij sinds een gesprek in 2021, toen hij nog in de full continudienst werkte, heeft toegezegd dat hij zou minderen met zijn bedrijf en het bedrijf ook zou uitschrijven. De nevenactiviteiten zijn meermaals besproken maar tot op heden blijkt het bedrijf nog steeds te bestaan. Dat dit slechts om belastingtechnische redenen zou zijn of dat zijn vrouw alle administratieve taken en sociale activiteiten verricht zoals [verweerder01] ter zitting aanvoerde, maakt dit niet anders. Het gegeven dat er een administratie wordt gevoerd en een social media account actief onderhouden wordt, maakt, anders dan [verweerder01] doet voorkomen, dat het zeer waarschijnlijk om meer dan een hobby gaat waarbij hooguit twee avonden in de week aan scooters zou worden gesleuteld ter ontspanning. Zowel de gang van zaken rond het bezoek aan het ziekenhuis, als de mistige verklaringen rond de scooteractiviteiten, hebben het wantrouwen bij Koole Tankstorage gevoed. Tegen die achtergrond is te verklaren waarom zij eerder met [verweerder01] sprak over beëindiging van de arbeidsverhouding, en al snel na het mislukken van de mediation een ontbindingsverzoek indiende. Van haar kant is het vertrouwen weg. Van de kant van [verweerder01] wordt de verstoring van de arbeidsverhouding betwist, in elk geval waar het gaat om de directe collega’s, maar wordt wel aangevoerd dat er gespannen verhoudingen zijn met HRM. Bij de mediation is [verweerder01] voor de twee ontmoetingen te laat verschenen, naar eigen zeggen door files. [verweerder01] verwijt verder Koole Tankstorage de zaak op de spits te hebben gedreven. Gelet op de vele verwijten die [verweerder01] Koole Tankstorage maakt, kan niet meer gezegd worden dat er sprake is van vertrouwen in de werkgever, hoe aardig de verhouding met collega’s misschien is. Verder ontkent [verweerder01] niet dat hij regelmatig een negatieve werkhouding heeft. Dit laatste is overigens ook mogelijk naast goede beoordelingen over de uitvoering van de eigen overeengekomen werkzaamheden. Mede gelet op de ingenomen standpunten ter zitting moet geoordeeld worden dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die dusdanig is dat van Koole Tankstorage niet verwacht mag worden dat zij de arbeidsovereenkomst voort laat duren.
Ontbinding
5.9.
Dit betekent dat er een redelijke grond is om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Daarnaast heeft [verweerder01] onweersproken gelaten dat een herplaatsing binnen een redelijke termijn in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
De conclusie is dat het verzoek van Koole Tankstorage zal worden toegewezen en de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden.
5.10.
Koole Tankstorage verzoekt de arbeidsovereenkomst per een zo vroeg mogelijke datum te ontbinden. Op grond van artikel 7:671b lid 9 aanhef en onder b BW moet bij de bepaling van de datum van ontbinding de opzegtermijn in acht worden genomen, tenzij de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
Hierboven kwam al aan de orde dat de ontbindingsgrond verwijtbaarheid niet hard genoeg is gemaakt door Koole Tankstorage, gelet op alle omstandigheden, ook al valt [verweerder01] beslist een aantal zaken te verwijten. Van ernstige verwijtbaarheid is in dit geval geen sprake.
5.11.
Bij de vaststelling van de ontbindingsdatum moet worden uitgegaan van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij (reguliere) opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van de periode gelegen tussen de ontvangst van het verzoek (30 december 2022) en de datum van deze beschikking in mindering mag worden gebracht op grond van artikel 7:671b lid 9 aanhef en onder a BW indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, terwijl een termijn van minstens een maand dient te resteren.
Ernstig verwijtbaar handelen Koole Tankstorage?
5.12.
Volgens [verweerder01] heeft Koole Tankstorage ernstig verwijtbaar gehandeld door:
- destijds niet goed te communiceren over de reden van overplaatsing naar de dagdienst en
[verweerder01] in het ongewisse te laten over zijn herintreden na het re-integratie-traject,
- ten onrechte de hobby van [verweerder01] dusdanig uit te vergroten tot een punt dat het onnodige
spanning veroorzaakte in de arbeidsrelatie terwijl het op haar weg had gelegen bij de
arbodienst te informeren of de hobby het bedrijf geschaad zou kunnen hebben in verband
met een mogelijke overbelasting,
- [verweerder01] onder grote druk te zetten om het bewijs aan te leveren van zijn ziekenhuis-
opname,
- na het uitvallen van [verweerder01] op 3 augustus 2022 de re-integratieverplichtingen ernstig te
schenden,
  • in het gesprek op 16 september 2022 te dreigen met een ontslag op staande voet,
  • [verweerder01] ernstig onder druk te blijven zetten om mee te werken aan een vso, wetende dat
hij daar niet mee mocht werken in verband met het risico een benadelingshandeling te
plegen, en
- misbruik te maken van het mediationtraject door niet te proberen de arbeidsverhoudingen te
normaliseren, maar [verweerder01] onder druk te blijven zetten van om mee te werken aan een
vso.
5.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er in dit geval geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door Koole Tankstorage. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Anders dan [verweerder01] stelt, is met hem, nadat hij per 23 november 2021 weer volledige arbeidsgeschikt was, gecommuniceerd over zijn definitieve overstap naar de dagdienst. [verweerder01] stemt ook in met dit voorstel in zijn e-mail van 9 december 2021. Per brief van
21 december 2021 bevestigt Koole Tankstorage dat zijn functie 3e man expeditie in dagdienst officieel is en dat, zoals eerder besproken, de hiervoor geldende afbouwregeling van de VCD- toeslag en alle overige arbeidsvoorwaarden van toepassing blijven. [naam01] heeft ter zitting voldoende uitgelegd dat [verweerder01] tijdens zijn re-integratie boven de formatie werkte, dat zij zich hard heeft gemaakt voor een definitieve plek, maar dat het officiële besluit daarover pas eind 2021 genomen is zodat zij [verweerder01] niet eerder hieromtrent kon berichten. Als [verweerder01] , zoals hij stelt, op de tweede dag van zijn re-integratie plompverloren zou zijn medegedeeld dat hij weg moest uit de volcontinudienst en niet meer zou terugkomen omdat hij naar de dagdienst zou gaan, zou dat geen schoonheidsprijs verdienen, maar die overgang rond 15 februari 2021 was juist bedoeld om rustig te kunnen re-integreren in een dagdienst. Tegen het einde van dat jaar moet het [verweerder01] , gelet op de gevoerde gesprekken met [naam01] en genoemde overlegmomenten in december 2021, ondertussen voldoende duidelijk zijn geworden dat hij om allerlei redenen in de dagdienst zou blijven. Daarnaast geldt dat [verweerder01] ook zelf inzag dat een terugkeer naar de volcontinudienst zijn gezondheid geen goed zou doen.
Eveneens anders dan [verweerder01] stelt, verwijt Koole Tankstorage [verweerder01] niet dat hij zou (kunnen) uitvallen door zijn nevenwerkzaamheden maar dat hij over de omvang ervan regelmatig niet eerlijk is geweest. Dat verwijt is begrijpelijk, gelet op de wisselende mededelingen daarover van [verweerder01] . Volgens [verweerder01] heeft Koole Transport verder de zaak op de spits gedreven door naar een bewijs van zijn ziekenhuisopname te blijven vragen en onterechte verwijten te uiten over eerdere ziekmeldingen, maar het is [verweerder01] geweest die eerst aangaf een bewijs te zullen geven maar die toezegging ook steeds weer introk en in elk geval Koole Tankstorage geen heldere informatie gaf over de gestelde overnachting in het ziekenhuis. Die informatie was ook mogelijk geweest zonder het prijsgeven van allerlei persoonlijke medische informatie. Het is dan ook niet onlogisch dat Koole Tankstorage vragen is blijven stellen, en het wantrouwen groter werd, zeker gelet op de mededelingen van het ziekenhuis dat daar geen “ [verweerder01] ” overnacht had.
Daarnaast is niet duidelijk gebleken dat er namens Koole Tankstorage tijdens het gesprek op 16 september 2022 is gedreigd met een ontslag op staande voet (Koole Tankstorage betwist dit) of dat er druk is gezet op [verweerder01] om mee te werken aan een ontslagname. Koole Tankstorage heeft tijdens het gesprek op 16 september 2022 [verweerder01] wel verteld de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen en hem per brief van 19 september 2022 daartoe een voorstel gedaan. Dat [verweerder01] door het opeens ter sprake brengen van een beëindiging beduusd was of boos, is begrijpelijk, maar uiteraard kan een werkgever aangeven wat hij of zij wil en kon [verweerder01] zich daarop beraden. Dat [verweerder01] daaraan niet wilde meewerken om een benadelingshandeling te voorkomen is van zijn kant ook begrijpelijk.
Tenslotte klopt het dat [verweerder01] volgens de bedrijfsarts per 12 september 2022 voor 4 uur per week inzetbaar werd geacht. Ter voorbereiding hierop heeft Koole Tankstorage [verweerder01] uitgenodigd voor het bewuste gesprek op 16 september 2022. Dat gesprek is uit de hand gelopen waarop Koole Tankstorage over opzegging heeft gesproken en per brief van
19 september 2022 [verweerder01] een vso heeft aangeboden. Na het advies van de bedrijfsarts op 23 september 2022 om een mediationtraject op te starten, heeft Koole Tankstorage hier gehoor aan gegeven. Op die manier heeft Koole Tankstorage voldaan aan de re-integratie verplichtingen die op haar rusten. Het lijkt er niet op dat, zoals [verweerder01] betoogt, de mediation slechts een “wassen neus” was. Weliswaar is de mediation na korte tijd al mislukt, maar niet is gebleken dat dit lag aan Koole Tankstorage. Dat [verweerder01] met psychische problemen kampt en dat thuiszitten volgens hem voor hem funest is, maakt dit oordeel niet anders. Het is juist dat de arbeidsdeskundige van het UWV in zijn rapport van 16 december 2022 tot het oordeel komt dat de re-integratie inspanningen van Koole Tankstorage onvoldoende zijn geweest, maar dit oordeel heeft ermee te maken dat Koole Tankstorage, zoals wordt aangegeven, “nu nog niet wil meewerken aan re-integratie zoals de bedrijfsarts die heeft geadviseerd” (punt 4 van het rapport). Aangegeven wordt dat de werkgever zich richt op ontbinding van de arbeidsovereenkomst “vanwege zaken die al jaren spelen”. De deskundige geeft aan dat dit iets is tussen werkgever en werknemer en buiten het deskundigenoordeel valt. Een verdere onderbouwing wordt niet gegeven en evenmin blijkt dat het gaat om een ernstige schending van de re-integratieverplichtingen, zoals [verweerder01] stelt. De conclusie van het bovenstaande moet zijn dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Koole Tankstorage.
Dit betekent dat, zoals te doen gebruikelijk, de periode van deze procedure in mindering wordt gebracht. Rekening houdend met de opzegtermijn van vier maanden zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden met ingang van 1 mei 2023.
Transitievergoeding
5.14.
Nu de arbeidsovereenkomst op verzoek van Koole Tankstorage eindigt, is zij aan [verweerder01] de transitievergoeding verschuldigd. De hoogte van de transitievergoeding staat tussen partijen ter discussie. Anders dan [verweerder01] aanvoert kan hij geen aanspraak maken op een vergoeding conform artikel 8 van de cao, nu de arbeidsovereenkomst niet eindigt vanwege bedrijfseconomische redenen. De door hem verzochte transitievergoeding ad
€ 130.000,- als ook de gevorderde bedragen van € 5.000,- netto aan scholing en € 7.500 netto aan mobiliteit/outplacement worden dan ook afgewezen.
Koole Tankstorage heeft onbetwist gesteld dat de levensloopvergoeding geen loon-component is en dus niet meetelt voor de berekening van de transitievergoeding. Er zal dan ook gerekend worden met een bedrag van € 7.138,40 bruto (inclusief emolumenten) per maand. Aan [verweerder01] zal op grond van artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding van
€ 48.389,01 bruto worden toegekend. De vergoeding valt weliswaar hoger uit dan Koole Tankstorage in haar verzoekschrift subsidiair had opgenomen, maar Koole Tankstorage is (subsidiair) in haar pleitnotities ook van het bovengenoemde brutosalaris uitgegaan, vanwege de inflatiecorrectie met ingang van 2023. Om die reden zal Koole Tankstorage geen gelegenheid worden gegeven het ontbindingsverzoek in te trekken. Koole Tankstorage zal dan ook worden veroordeeld om aan [verweerder01] de genoemde transitievergoeding te betalen. De rente wordt als niet betwist toegewezen vanaf één maand na het einde van de arbeidsovereenkomst, te weten 1 juni 2023.
Billijke vergoeding
5.15.
[verweerder01] verzoekt naast de transitievergoeding ook om een billijke vergoeding. Volgens [verweerder01] heeft Koole Tankstorage ernstig verwijtbaar gehandeld.
De kantonrechter ziet geen reden om aan [verweerder01] een billijke vergoeding toe te kennen. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 aanhef en sub c BW). Zoals hierboven al is aangegeven is daar in dit geval geen sprake van.
Proceskosten
5.16.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten dragen omdat geen van beide partijen in overwegende mate in het ongelijk is gesteld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2023;
6.2.
veroordeelt Koole Tankstorage om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder01] te voldoen de transitievergoeding ad € 48.389,01 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 juni 2023 tot aan de datum van voldoening;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. E. van Schouten, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
745