ECLI:NL:RBROT:2023:2105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
ROT 21/5489
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete opgelegd aan een slachterij wegens overtreding van de Wet dieren en voedselhygiëne

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 5.000,- voor een overtreding van de Wet dieren beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanwege het niet tijdig ingrijpen om condensvorming in een slachthuis te voorkomen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de boete, die in een later besluit was verlaagd naar € 4.250,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft op 9 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres de wet heeft overtreden door condensvorming niet te voorkomen. De toezichthouder van de NVWA had op drie locaties in het slachthuis condens geconstateerd, wat een risico op contaminatie van vlees met zich meebracht. Eiseres voerde aan dat zij een goedgekeurd condensprotocol had, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende was om de overtreding te rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet tijdig heeft ingegrepen om de condens te verwijderen, wat in strijd is met de voedselhygiënevoorschriften.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt de opgelegde boete. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5489

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Kool).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 5.000,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 9 augustus 2019 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 17 september 2021 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard maar de boete verlaagd naar € 4.250,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam], en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam], toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 16 november 2018 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding: 7 november 2018 omstreeks 11:55 uur.
In het bedrijf aangesproken en gelegitimeerd aan: [naam], functie: kwaliteit manager.
Gedurende de bouwtechnische inspectie bij [eiseres]. in [plaats] bevond ik mij op de volgende locaties: op de 'inpakafdeling China', in de uitsnijderij en in de 'onderdelenkoelcel'. Tijdens mijn inspectie zag ik op bovengenoemde 3 locaties condens hangen.
Op de 'inpakafdeling voor China' zag ik condens hangen boven de positie waar varkens onderdelen ingepakt worden in dozen voor China. De condens hing boven de nog lege dozen en boven de kratten waar de varkens onderdelen in lagen (zie foto 1).
In de uitsnijderij zag ik dat er condens hing aan het plafond op de positie waar de halve karkassen van de rails op een lopende band worden overgebracht (zie foto 2).
In de onderdelenkoelcel zag ik condens aan het plafond hangen en aan de verdampers. In de koelcel hingen varkens karkas onderdelen aan de rails. Ik zag dat de condensdruppels boven het naakte vlees hingen (zie foto 3).
Op alle 3 de locaties hing de condens boven het naakte vlees bestemd voor humane consumptie of boven dozen waar het naakte vlees, bestemd voor humane consumptie, in verpakt wordt. Door de locatie van de aanwezige condens was er een groot risico op contaminatie van het vlees door vallend condens. Ik zag dat het condens niet werd verwijderd.
Ik zag dat de vorming van condens niet werd voorkomen.
[…]
Ik bracht [naam], als directie van [eiseres], van mijnbevindingen op de hoogte en zegde ter zake een rapport van bevindingen aan.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd: de vorming van condens op oppervlakken werd niet voorkomen.
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, onder c, van de Regeling dierlijke producten, en gelezen in samenhang met artikel 4, tweede lid, en Bijlage II, hoofdstuk I, punt 2b, van de Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (Verordening 852/2004)
Verweerder heeft eiseres daarvoor in het primaire besluit een boete opgelegd van € 5.000,-. Dit is een verhoging van het standaardboetebedrag omdat volgens verweerder sprake is van recidive. In het bestreden besluit heeft verweerder de boete verlaagd naar € 4.250,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder eiseres daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat zij een condensprotocol heeft dat door de NVWA is goedgekeurd. Dit voorziet in het preventief verwijderen van condens om zo te voorkomen dat condensdruppels naar beneden vallen met het risico dat de druppels op vlees terecht komen. Ook verweerder erkent volgens eiseres dat condens in een slachterij niet volledig is te voorkomen. Van belang is of tijdig, dat wil zeggen voordat de druppels naar beneden (kunnen) vallen, de condens wordt verwijderd. Er was geen gevaar voor de volksgezondheid en dus had de boete moeten worden gematigd, aldus eiseres.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de waarnemingen van de toezichthouder dat op drie locaties condens hing niet betwist. Verweerder verwijt eiseres dus terecht dat zij condensvorming niet heeft voorkomen en daarmee Bijlage II, hoofdstuk I, punt 2b, van Verordening 852/2004 heeft overtreden. Weliswaar is denkbaar dat met preventieve maatregelen condens in een slachterij niet helemaal is te voorkomen, maar dan mag van een slachterij wel worden verwacht dat zij afdoende corrigerende maatregelen neemt. In dat kader heeft eiseres gewezen op haar werkprotocollen waarin onder meer een werkwijze voor het verwijderen van condens staat. In deze zaak staat voor de rechtbank echter voldoende vast dat eiseres niet tijdig heeft ingegrepen om condens te voorkomen dan wel te verwijderen. De toezichthouder heeft namelijk op drie verschillende plekken in het bedrijf condens geconstateerd, terwijl eiseres dit zelf kennelijk nog niet had opgemerkt, althans niet bezig was het te verwijderen. Daarbij is ook van belang dat de condens hing boven het naakte vlees bestemd voor humane consumptie of boven dozen waar het naakte vlees, bestemd voor humane consumptie in verpakt wordt. Dat niet is vastgesteld dat condensdruppels daadwerkelijk op het naakte vlees vielen, maakt niet dat verweerder ten onrechte van zijn boetebevoegdheid gebruikt heeft gemaakt. Naast het voorschrift in Bijlage II, hoofdstuk IX, onder 3, van Verordening 852/2004 om verontreiniging van vlees te voorkomen, geldt zelfstandig het voorschrift dat condensvorming moet worden voorkomen.
Daarbij schrijft de toezichthouder in het rapport van bevindingen dat door de locatie van de aanwezige condens er een groot risico was op contaminatie van het vlees door vallend condens. Zoals ook is toegelicht in het bestreden besluit kunnen ziekteverwekkende bacteriën in de voedselketen terecht komen als condens in contact komt met vlees. Dat de toezichthouder niet heeft gezien dat een condensdruppel op vlees is gevallen doet niet af aan het reële gevaar dat dit wel zou gebeuren (of al is gebeurd) waardoor het vlees verontreinigd kon raken. Er kan dan ook niet worden gezegd dat het risico voor de volksgezondheid gering is geweest. Verweerder heeft daarom terecht geen reden gezien om de boete te matigen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.